Oliessel.
Het sacrament der stervenden hoorde ik als kind in 't Westerkwartier noemen: 't leste olíessel; maar toen ik later ndl. óliesel leerde kennen, achtte ik eerstgenoemde uitspraak ontstaan uit verkeerd lezen door Protestanten. Dit is echter vooreerst onaannemelijk wegens de ben. te vermelden vormen; verder zou men denkelijk, ndl. oliesel lezend, het verband met olie, allicht zelfs met oliën, wel gevoeld hebben, en in plaats van accentverspringing zou vervorming naar eulje ʿolieʾ, resp. naar euljen ʿoliënʾ het gevolg zijn geweest. Het Mnl. Wb. vermeldt i.v. oliesel (oly-, -sele) de vormen olijs en olijsse, met een 2en nv. olysen en een ww. olysen, alsmede uit Kil. oliesse en oliessel. De verklaring geeft het Oudfransch; dit toch heeft olis = olif; het laatste tevens in de bet. ʿolijfolieʾ, die dus ook voor het eerste is aan te nemen en die volkomen past als grondbeteekenis. De vormen met -e zijn begrijpelijk uit inwerking van het synoniem kerseme met zijn bijvormen en van olië. Vermenging van olijsse en óliesel leidde tot oliesse en oliessel; wellicht is het laatste ook ontstaan uit *olyssel = Groningsch olíessel, d.i. stam van olysen + sel, en óliesel. Natuurlijk blijft voor óliesel de afleiding van oliën onaangetast.
Groningen.
w. de vries.