Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 31
(1912)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 49]
| |
Nieuwe fragmenten uit Lodewijk van Velthem's vertaling van de Spieghel Historiael.Op de bibliotheek van het bisschoppelik seminarie te Mainz ontdekte Pater D.A. Stracke twee perkamenten bladen met Middelnederlandse verzen. Door bemiddeling van Pater J. van Mierlo kreeg ik kennis van deze vondst. Hij had vernomen dat het fragment o.a. berijmde Marialegenden bevatte, en gaf mij dus de raad, een nader onderzoek naar de inhoud in te stellen. Met grote welwillendheid werden de bladen mij toegezonden. Een verzameling Marialegenden bleken ze niet te bevatten. Maar het mirakel van Soissons, dat mij uit de proza-legenden bekend was, en dat bij Vincentius Bellovacensis voorkomt, deed mij dadelik denken aan de Spieghel Historiael. Ook het Tondalus- visioen, in het andere fragment, kon uit Vincentius vertaald zijn. Van prof. Verdam, die zo vriendelijk was een gedeeltelik afschrift met het Speculum te vergelijken, kreeg ik toen de verrassende mededeling, dat het handschrift geheel onbekende fragmenten bevatte uit Lodewijk van Velthem's voortzetting van Maerlant's werk. Beide fragmenten zijn uit het 27ste boek: het eerste begint tegen het slot van Cap. 1 en eindigt in Cap. 5; het tweede begint tegen het einde van Cap. 86 en breekt af in Cap. 89. Waarschijnlik hebben de beide folio's dienst gedaan als schutbladen in een boek, of als omslag. Het eerste blad is 30 bij 20½ c.M. groot. De linkerzijde is afgesneden, zodat de beginletters gedeeltelik ontbreken. De tekst is geschreven met een duidelike hand, in drie kolommen, elk van 58 regels. De verzen beginnen soms met hoofdletters, soms met kleine letters. In de tweede en derde kòlom zijn die eerste letters verbonden door een lange vertikale rode streep. De beginletters van de hoofdstukken zijn eenvoudig, met rood of blauw getekend. De op- | |
[pagina 50]
| |
schriften van de capita werden door een andere hand, met rode letters geschreven. Onderaan de middenkolom van de keerzijde ziet men, als voorschrift voor de rubricator, het opschrift van het caput nog eens geschreven, met kleine letters. Terwijl het eerste blad slechts hier en daar geleden heeft door de afsnijding, door wormgaten en beschadiging, is het tweede blad sterker gehavend, en op sommige plaatsen voor de overlevering van de tekst waardeloos. Er is aan de linkerzijde één centimeter meer afgesneden. De voorkant is nog vrij goed leesbaar, maar van de achterkant is de eerste kolom sterk gebruind en afgesleten, en de derde, tengevolge van de afsnijding, gedeeltelik verloren. Vermelding verdient nog dat op de laatste kolom bij het 21ste vers (‘Mer noyt ghewerdet’) een andere, minder mooie en duidelike, hand begint, met zwartere inkt. Het komt mij voor, dat het schrift van beide afschrijvers wijst op ± 1400. De tekst laat ik hier nauwkeurig naar het handschrift afdrukken. Bij de ontcijfering stond de rijksarchivaris Mr. J.G.C. Joosting mij terzijde. De afkortingen, die geen stof geven tot biezondere opmerkingen, zijn opgelost. Alleen waar een andere oplossing mogelik zou zijn, vermeldde ik de afkorting onderaan de bladzijde. De interpunktie, die in het handschrift geheel ontbreekt, is door mij toegevoegd. Aan het begin van de verzen plaatste ik een hoofdletter, ook waar het handschrift een kleine letter had. Ontbrekende letters of woorden die met vrij grote zekerheid aan te vullen waren, heb ik tussen vierkante haakjes ingevoegd. Van pogingen om door min of meer gewaagde gissingen de tekst te herstellen, heb ik mij onthouden, vooral in de laatste kolom van het tweede fragment. Dat blijft altijd een hachelik werk. Beter leek het mij, voor de lezer het verband duidelik te maken, door het Latijnse origineel onder de vertaling af te laten drukken. Daardoor is men tevens in staat, om de waarde van de bewerking te beoordelen. Deze Latijnse tekst, waarvoor de inkunabel, op de Leidse bibliotheek berustend, werd gebruikt, heeft de lezer te danken aan de vriendelike hulp van prof. Verdam. | |
[pagina 51]
| |
Eerste fragment.
1[regelnummer]
[S]o dat si, al waest te spade,
[T] felt behelden van den stride.
[Die] grave van vlaendren in desen tide,
[D]ie men karl hiet bi namen,
5[regelnummer]
[O]m sine gerechtechede tsame
[We]rd gehaet de goede man.
[E]nde van sinen prenchen mest nochtan
.. n̄ sente donaes, al daer hi lach
[B]innen brugge, in midden den dach,
10[regelnummer]
[E]nde sine bedinge waende spreken,
[W]as hi daer doet gesteken.
... p die diet daden quamen alle
[Daer]na in harden suaren mesvalle,
[W]ant si worden some gevaen
15[regelnummer]
[Dat] si niet mochten ontgaen,
[S]om gehangen, som geblent,
[S]om metten suuerde gescent,
[S]om wordensi geleit op rat.
[E]nde was er een niet tier stat
| |
De Imperio lotharij secundi. [Vinc., lib. XXVII] C.I.Ex chronicis. Defuncto: ut dictum est: henrico imperatore legati apostolice sedis et archiepiscopi cum episcopis et optimatibus imperij ex condicto conuenientes maguntie: consultant sibi et toti romano imperio de substituendo rege. Lotharius itaque dux saxonum vir sapiens et industrius et ecclesiastico iuri devotus: prepotens divitijs et victorijs: omnium assensu eligitur: et a friderico archipresule coloniensi benedicitur et vngitur omni clero et populo festivam epincheon acclamantibus. Igitur anno domini M. cxxvij. Mundi scilicet v.M. xc. imperauit lotharius qui et lincherius annis. xj. Anno primo regni sui contra bohemos vadens quorundam suorum principum traditione magnam stragem militum passus est: quingentis vidclicet et xl. occisis. In syria hoc anno exercitus dei bis aggressus est saracenos. In primo proelio de paganis ceciderunt duo milia et quingenti de christianis solummodo xv. In secundo autem non incruentum (aldus) victoriam habuerunt christiani. Sed quamuis plurima pars eorum appetierit: tamen auxilio dei revigorati absque numero hostes contriuerunt et vicerunt: karolus comes flandrensium proditione quorundam optimatum suorum quibus pro zelo iustitic exosus erat: brugis in ecclesia sancti donaciani martyris orans interfectus est: sed horrenda animaduersione vindicatus. Proditores enim cum capti fuissent aut | |
[pagina 52]
| |
20[regelnummer]
[D]ar gedaen ward die mort,
[H]ine ebbe quade doede becort.
[V]an onser vrouwen van syssoen ende ander dinc. II.
[I]nt ander iaer gesciede daer naer
Omtrent soison plage swaer,
[W]ant daer metten helscen viereGa naar voetnoot1)
25[regelnummer]
[D]ie liede worden in meniger manire
[O]ntsteken ende ontfinct mede,
[D]ie men brochte al gereede
[Ter] moeder gods sente mariën
[T]ote soisoen met groeter partiën,
30[regelnummer]
[Daer] si lagen nit lange dagen,
[D]at si genasen van derre plagen,
[D]atter binnen XV dagen
[C ende] drie getelt waren
[D]ie der plagen siin ontfaren,
35[regelnummer]
Ende drie ionwrouen die waren verstorven
[I]n hare lede, ende al verdorven.
[H]uge seget, om dat die liede
[D]ie daer woenden ende die gediede
[B]eide wijf kint ende man
40[regelnummer]
Niet en sterken die kerke dan,
No niet en erden onser vrouwen,
[S]o quamen dese plagen in rouwen
exilio exterminati aut percussi gladio: aut patibulo affixi: aut precipitio elisi: aut duello conuicti et rotis alligati vix aliquo euadente omnes perierunt. | |
De Restinctione sacri ignis in ecclesia beate marie suessionis C. II.ANno sequenti scilicet anno domini. M. cxxviij. multi de pago suessionico sacro igne accensi: ad ecclesiam beate dei genetricis marie in civitate suessorum sitam convenerunt: ibique diebus paucis misericordiam dei et beate virginis succursum prestolantes sicut plenius refert libellus eorundem miraculorum salutem ipsius meritis ac precibus consecuti sunt ita vt intra. xv. dies. c. et tres nominati ab hoc igne restinguerentur: et tres puelle distorte sanitati redderentur Hugo farsitus Nam aduersarie potestati consessum erat | |
[pagina 53]
| |
[D]en gene diere woenden int lant.
Selc die wert daer oec thant
45[regelnummer]
So verbernt, dat lijf met allen
Tote an die bene moeste wallen,
Dat si al verwelt sceen
Ende alsoe dorre alse een steen
Ende som die onsalegen daer af storven
50[regelnummer]
Oec addensi som gerne verworven
Die doet, adt hem gescien mogen,
Om de noet die si daer dogen,
Want dat vier bernde so sere.
Noch dat oec te wonderne es mere:
55[regelnummer]
Dat vier wart oec van selker manire,
Dat ic noit en horde van viere.
Nochtan dat dese verbarn alsoe
Dat vleesch al tote den bene toe,
So adden sijt so cout nochtan,
60[regelnummer]
Datse niemen verwarmen en can.
Gelijc dat te wintre dat yjs
Coude gevet in alre wijs,
Soe gaf dat vier coude dan.
Noch so was daer een wonder an:
65[regelnummer]
Alse dit coude was vergaen,
So quam so groet de hitte saen,
Dat hem dochte sonder merren
Dat si al gader souden verberncn.
Ende hier af so wert daer int lant
70[regelnummer]
Dat ongemac dat men canker nant
Overvloiende al daer omtrent.
Daer wart an plagen dat lant gescent.
percutere multos plaga inuisibili diuerse etatis et sexus: ita vt semel succensa eorum corpora cum intolerabili cruciatu arderent. Est autem morbus hic tabificus sub extenta liventi cute carnem ab ossibus separans et consumens ex mora temporis augmenta dolorum et ardoris capiens per singula momenta cogit miseros mori sed desiderantibus mortem illa non venit: donec depastis artubus ignis ille celer et pestifer inuadit membra vitalia: et quod valde mirum est: ignis hic sine calore validus ad consnmendum tanto frigore velut glaciali perfundit miserabiles vt nullis remedijs possint calefieri. Item quod non minus est mirabile ex quo diuina gratia restinetus fuerit fugato mortali frigore tantus calor in eisdem partibus egros peruadit: vt morbus cancri eidem feruori persepe se sociat: nisi medicamentis occurratur. | |
[pagina 54]
| |
Hoe onse vrouwen haren pelegrimen in staden staet. III.
Des .vi. dages van enen maent,
Na dat men de wareit waent,
75[regelnummer]
So ware so vele liede nu
Vergadert te gadere, secgic u,
In onser vrouwen kerke soison.
Het quam al daer wart gevloen
Ende geloepen uut andren kerken,
80[regelnummer]
Om datse onse vrouwe soude gesterken.
Van der mester kerken met hopen,
Quamense daer wart gelopen,
Want onse vrouwe was selve dare
Met ere arde groter scare
85[regelnummer]
Heleger sante ende ingle mede.
Dar vant si ter selver stede,
Dar si quam met haren gesellen,
Die quade duvle van der hellen.
Ende overmids onser vrouwen cominge
90[regelnummer]
So wart ginder so grote bevinge
Ende anxt, ende clareit so groet,
Dat daer elkerlijc verscoet,
Ende die kerke sceen met allen
Ofsi daer neder soude vallen.
95[regelnummer]
Om dese vrese so vlouen daer
Alle die sieckėden vor waer.
Te dienne plagen ende ter stat
Ginc onse vrouwe na dat
Alle omme ende gansese die daer lagen
100[regelnummer]
Van allen evele; van alre plagen
Worden si daer alle gesont.
Doen den andren dit wart cont,
Sex diebus mense septembri in ecclesia beate virginis fuerunt. Ad preces autem populi de alijs ecclesijs et de maiori ecclesia in eandem ecclesiam concurrentis affuit: beata dci genitrix trahens secum fortia agmina sanctorum spirituum: ad cuius presentiam formidaret infernus et pauerent porte mortis Cuius aduentus precursor tam magnus tremor ecclesiam replevit vt terremotum esse factum aut ecclesiam a fundamentis concussam arbitrantes fugerent omnes: sed vbi nihil periculi adesse senserunt reuersi: omnem ardorem languentium extinctum et omnem dolorem esse consopitum celerrima | |
[pagina 55]
| |
Die daer buten geloepen waren,
Quamen si weder sonder sparen
105[regelnummer]
Ende vonden dander al gesont,
Die daer vertelden op die stont
Hoe hem dochte dat suetechede
Quam so groet met ere clareide
Dor die venstre van der kerke.
110[regelnummer]
Alse een dau ute enen suuerke
Viel dese soetecheit ons an,
Ende heeft ons allen gesant dan.
Ja en sach nie man no wijf
Hoe oversoete dit maecte onse lijf,
115[regelnummer]
Want al de pine te voren
Adden, ebwi nu verloren.
Oec so sachmen sonder waen
Sterren boven der kerken gaen,
Die so clare scenen dare,
120[regelnummer]
Dat men niene wart geware
Weder dat nacht was so dach.
Oec secgic dat men daer sach
Bescouwen tote hem .C. wale,
Die daer genasen van alre quale,
125[regelnummer]
Ende oec si drie binnen der nacht
Worden van den viere gesacht.
Van den selven. IIII.
Het was een wijf, alse wi weten,
Die gondrade was geheten,
Ende adde enen man, hiet diederijc.
130[regelnummer]
Over ene riviere des gelijc
Woenden si, die hiet die oese.
Bi sisoen wel grote noise
suavitate collata inuenit. Aiunt a quibusdam ex languentibus pridie huius beneficij celitus dati visas esse celitus copiosas claritates per fenestras ecclesie vitreas illapsas quasi quedam praeconia largitionis subsequentis. Intra .xv. dies nominati annotati sunt c. et tres ab hoc igne restincti. Sed vt plurimi asseverant stellas mire magnitudinis tenebrosam noctis caliginem vltra ecclesiam persequendo effugasse. | |
[pagina 56]
| |
Adde dit wijf, ende so was met
Metten quaden viere besmet
135[regelnummer]
So utenemende ende so sere,
Dat hare bevinc no min no mere
Tusscen nesc ende mont,
So dat tfleesch ter selver stont
Al toten tanden afvel
140[regelnummer]
Ende dat tantfleesch also wel.
Al toten achtersten tanden daer
Viel die kinbacke af daer naer,
So dat si tanesiene was lelike
Ende utermate hatelike
145[regelnummer]
Ende swaer hem allen diese sagen.
Dese was in de kerke gedragen
Tote sissoen tonser vrouwen,
Daer si op riep na goeden trauwen.
Si adde met enen douke gedect
150[regelnummer]
Hare anscijn ende soe berecht,
Om dat si niet hen wilde daer
Dat men iegeren sage daer naer.
Si adde ene kerse gemaect scoene,
Die si onser vrouwen te loene
155[regelnummer]
Offerde daer, ende doe ginc
Een lettel slapen na die dinc.
Ende daer na in der selver nachte
Droemde hare utermaten sachte,
Ende gevoelde dat hare cleet,
160[regelnummer]
Dat si op daensichte adde gespre[et],
Van der stede was gegaen,
| |
De Quadam muliere ibi sanata. C. III.MVlier quedam nomine gundrada virum habens nomine theodoricum commanens in riparia v[l]tra axovam fluuium qui praeterlabitur vrbem suessionum de villa quae dicitur audigutturis inter ceteros venerat ad ecclesiam: cuius faciem ignis ille deturpauerat: et nasum et labium superius quod naso subiacet vsque ad maxillas et gingivas et dentes molares: et extinctus est ignis a facie eius. Sed omni occursanti iam molesta et odiosa fiebat: grauisque omnibus etiam suis ad videndum. Itaque compulsa cst totam faciem preter oculos madenti panniculo velare. Redit ad ecclesiam beate virginis: factaque candela quam offeret: ivit dormitum: eadem nocte maturius euigilans sensit laxatum fluitare panniculum: quem dum restringere sursumque redu- | |
[pagina 57]
| |
Ende begonde der na te tasten saen.
Ende alsi also taste ter stat,
Gevoelde si an hare selve dat
165[regelnummer]
Ware hare de mont besan genesen,
Ende sine dorste niet geloven desen.
Hier na si so bedrongen wart,
Dat si moeste roupen ongespard,
Ende weende, ende om ulpe bat.
170[regelnummer]
Mer die daer lagen van slape mat,
Of bedwongen van coude groet,
Eer si op quamen thaere noet
Ende ene kerse conden onsteken,
So heef geent wijf noch gestek[en]
175[regelnummer]
Haren vinger an haren mont,
Ende den douc gegeven ter stont,
Ende si gevoelde tfleesch al daer,
Mer sine wiste niet over waer
Hoe die dinge waren gescepen.
180[regelnummer]
Daer na heeft si noch gegrepen
Den douc, ende noch op gedaen,
Ende doe wart si geware saen
Dar hare naturlic vlesch was
Hare angewassen, ende na das
185[regelnummer]
Riep si drienwerf gode an
Ende onser vrouwe mede dan.
Ende in dat roupen worden vervard
Die daer lagen, ende stonden ter vard
Op, ende onstaken licht,
190[regelnummer]
Ende sagen ware haer ansichte slicht
Ende seone was geformert ende claer,
Ende nieue vlesch gewassen daer.
cere nititur et parum proficit coacta est circumiacentium implorare auxilium: qui dum morantur somno vel frigore tardi: illa poscit lucernam accendi: et sibi auxilium ferri. Sensitque interim carnem sub digitis et panniculo pressam inolescere: et nesciebat quia caro est nasi et labii reformata. Dumque sepius reducit panium (l. pannum): sepiusquc perinde attractat creaturam nouiter plasmatam. Clamauit ter magna voce. Deus et sancta maria adiuua. Ad quam vocem excitati et turbati qui aderant: maturius inferunt lumen et vident nasum et labium nouiter formatum. | |
[pagina 58]
| |
Van eenen kinde eene miracle dat ontsteken was. V.
Een kind van .xi. iaren was,
Dat quic hoede, ende na das
195[regelnummer]
Metten elsccn viere onstac
An sine voete; om desen lac
Ward van sire moeder geuord
Tonser vrouwen, dart berord
Scire wert, ende oec genesen.
200[regelnummer]
Ende die moeder thant na desen
Voer thuuswert weder saen.
Doe die moeder adde gedaen,
Bepensde hem tkint, ende seide:
‘Moeder, gi adt wel clene beide
205[regelnummer]
Voer onser vrouwen na mijn genesen,
Gi[ne] voert mi gereet na desen
Wech; dat was quaet gedaen.
Ic duchte, gine vort mi weder saen,
Dat ic onfunken sal godweet.’
210[regelnummer]
Aldus lach dat tkint ende street
Jegen de moeder, dies doen woude niet.
Ten lesten, alse tkint dit siet
Ter moeder twint doe dit sprac:
‘Nu geve onse vrouwe, dat ongemac
215[regelnummer]
Mi weder an come ende tferdriet.’
Ende dit es tants aldaer gesciet,
Doe dat ment weder vorde dar.
Ende doe men processie ginc daer nar
In onser vrouwen kerke, so wart
220[regelnummer]
Dit kint op gevort ter vart
| |
De Puero quodam et alia muliere. C. IIII.QVidam puer annorum .xj. pccorum custos ardens pedibus a matre sua aduectus est remedioque doloris intra paucos dies accepto: ad domum reuectus est. Erat autem de vallibus. Sed dum puer idem nutu diuino non immemor tanti beneficij: desiderio visende domus beate virginis flagitaret: et super hoc quotidie molestus matrem peruigeret et illa penitus non acquiesceret. Redeat inquit in me iufirmitas: vt necesse habeam illuc referri: quod et factum est. Relatus igitur a mat[r]e illuc ad ingressum processionis matris ecclesie | |
[pagina 59]
| |
Met ere groter bliscepe.
Tote inder ingle geselscepe.
Daer na alst weder them selven quam,
Vertelde dit kint al dat vernam.
225[regelnummer]
Het seide, het was nu ter stede
Vor onsen here ende oec mede
Saecht wel dat onse vrouwe
Bat na arde groter trouwe
Onsen here vor al dese saken,
230[regelnummer]
Daer dese liede omme tongemake
Siin, dat hijs ontfarme mede,
Dat dus dit vier quelt haer lede.
Doe hordi weder dese gelike
Dat onse here antworde: ‘waerdelike
235[regelnummer]
Moeder, gi sijt die leetsterre,
Diet al beleet wide ende verre.
Dijn wille gesciede vorwaert mere.’
Doen beclaegede haere onse vrouwe sere
Dat hare kerke lelie ware
240[regelnummer]
Ende onwaert ende verstoeten sware,
Meer dan ander kerken siin.
Doe sprac onse here: ‘moeder mijn,
Ic sal doen comen van ouer zee
Ende van oner riin ende elre mee,
245[regelnummer]
Die giften sullen bringe te lone,
U kerke met te makene scone,
So dat si behageliic sal wesen
Hem allen diese sien met desen.’
Ende weet oec dat onse here sprac:
250[regelnummer]
‘Moeder, doe ic dat ongemac
excussus a quiete in gratiarum actionibus rupit clamoribus ethera: narranitque omnibus raptum se fuisse ante deum et dei genitricem pro populo supplicantem vidisse vt dignaretur deus hunc morbum a populo auertere et euertere. Et hanc scintillam que acciderat auferre: Hoc et responsum a filio suo benigne accepisse. Mater tu es maris stella: fiat omnis voluntas tua. Dumque iterum eadem virgo quereretur super domo sua que vilis et abiecta pre ceteris erat: audiuit a filio suo qui (l. quod) de trans mare et de trans renum faccret pecuniam afferri: de qua domus eius edificaretur: et in omnium oculis intuentium claritate magna et gloria illustraret eam. Populo etiam suessionensi mala euenire ex parte dei predixit: quia sue genitricis ecclesiam non refinceret (l. reficeret). Et quidem multos ex eadem vrbe ignis inuasit. Que et qualia | |
[pagina 60]
| |
Late gescien omtrent sessoen,
Dat es om dat si niet en doen
Uër kerken, dat si met rechte
Doen souden; dit es de plechte.
255[regelnummer]
Daer omme dat si gegheselt sijn.’
Daer na seide dat kindekin,
Dat selue onlange leuen soude.
Ende dat gesciede arde oude,
Want hen leefde niet .I. maent.
260[regelnummer]
Dit kint heeft oec al vermaent
Distoriën van der werelt beginne
Ende de evangeliën oec daer inne
Ende al dat onse here ouerleet,
Dat seit daer al so gereet,
265[regelnummer]
Oft vor hem adde staen gescreuen,
Ende al te male ioseps leuen,
Die men hiet onser vrouwen man,
Vertraect daer, ende wert oec an
Hoe hi die bloiende roede droch,
270[regelnummer]
Daer omme hi oec al genouch
Mariën was te deele gevallen
Ende hare hoedere was bouen hem allen.
Dit seidi al belokenre ogen
Alse die den dach wilde gedoegen.
275[regelnummer]
Den leken of die ongelettert waren
Veronwerdi iet te secgen twaren.
Om hare grote roekeloesheide.
Na sine doet was sijn lechame mede
Also clare, dat niemen en conde
restent nescimus. Idem puer parum post se moriturum testatus est: et sic evenit: non enim mensem superuixit. Mirum autem valde de hoc puero erat: qui (l. quod) ab initio mundi omnem historiam retexens totam narrationem suam cursim rigmice (= rithmice) digerebat. Textum euangelij et actus domini sic ordine recensebat: tanquam omnia in libro legerct: et dictata ab alijs pronunciaret De ioseph quoque viro beate virginis inter cetera ait. Qui tenet sceptrum florentis virge custos erat gloriose puelle. Hec narrabat clausis oculis tanquam lucem transitoriam exosus. laycis et illiteratis vix dignabatur facere verbum: tanquam ignorantiam eorum pertesus. Eius mortui corpus tanta gratia perfudit: vt candore et claritate vultus angelicum nescio quid et diuinum signaret. | |
[pagina 61]
| |
280[regelnummer]
Die clareit gesien op de stonde.
Gelijc der ingle docht den lieden.
In weet niet wat mochte bedieden.
Van ere vrouwen die van kinde ghenas eene miracle. VI.
In een dorp dat baka hiet,
Bi sessoen, so es gesciet
285[regelnummer]
Ere vrouwen, die ginc swaer
Van enen kinde, ende niet daer naer
Genesen en conde op haren tijt:
Dit liep al de geburte wijt,
So dat si ter vrouwen dicke quamen,
290[regelnummer]
Ende sise altoes eens vernamen.
Dit gedurde .iii. weken wel,
Dat hare altoes stont euen fel.
Doen sprac hare an hare geuadere
Met haren geburen al te gadere,
295[regelnummer]
Dat si wilden met goeder trouwen
Met hare gaen tonser vrouwen
Te sissoen, al baruoet,
Ende souken haren oetmoet.
Dit es gesciet; ende saen na das
300[regelnummer]
Soe van enen kinde genas.
Maer eer si genas van den kinde,
Gingen hare af met gedinge
Drie stene ter seluer vre.
Die een was van dire faiture
305[regelnummer]
Recht oft een ey ware
Van ere hinnen; dander daer nare
Alse een ey was hi gedaen
Van ere gans, al sonder waen.
Die derde was no min no meer
310[regelnummer]
Dan ene not van wilen eer.
Ende doe die stene waren vort
Apud villam que dicitur eala in territorio suessionensi: que possessio est matris ecclesie beatorum martyrum gervasij et prothasij mulier ob partus difficultatem laborans continuis tribus hebdomadis periclitabatur: persuasaque a conuicinis mulieribus se nudis pedibus ituram ad sanctam mariam suessionis venit et liberata est sed ordine stupendo. Nam primum ex vtero suo emisit tres lapides. Primum in magnitudine oui anserini: secundum fere in magnitu- | |
[pagina 62]
| |
Comen, so quam die gebort
Van den kinde saen daer an,
Dat bider graciën gods gewan
315[regelnummer]
Siiuen kerstinede; mer dat kint
Leuede onlange daer na sint.
Van dinghen die ghescieden. VII.
In dit selue iaer vorseit
So quamen met groter versienheit
Co[ninge] prencen ende clerke
320[regelnummer]
Tote loedine in Sente ians kerke;
Dat een cloester was van nonnen.
Ende om quade werke die si begonnen
Vorpense dese heren vut,
Ende setten daer in van goeder vertuut
325[regelnummer]
Moenken, die de ordine hilden soe
Alsi sculdech waren, daer drogo
Die erste abt af was,
Ende die oec daer na das
Cardenael wert te rome.
330[regelnummer]
Helinant sprac, alsic gome,
Dat int ander iaer daer naer
Tote berenvelt, alsic versta,
Een cloester was gemaect nu.
Na honoriuse, dat secgic v,
dine oui galline: et tertius non minor aliqua nuce erat His lapidibus effusis: statim sequitur partus infautis: qui et gratiam baptismi accepit et paucos dies supernixit. | |
De Ceteris euentibus illius temporis. C. V.C Ronographus. Anno praenotato laudum in ecclesia sancti iohannis consilio regis et priucipum monialibus que male infames erant eiectis et monachis in earum locum substitutis. Drogo religione et facundia venerabilis a bartolomeo episcopo primus abbas ordinatur qui postmodum a papa innocentio rome ostiensis episcopus cardinalis consecratur. Helinandus. Anno sequenti cenohium vrsicampi fundatur. Post honorium sedit rome innocentius secundus papa. lxix. annis. xiiij. Contra quem per contentionem ordinatus est petrus leonis. Ad cnius scismatis pestem sedandam vocatus a clareualle sanctus bernardus multum laborauit: et multum profecit. Hic cum esset aliquando in vrbe nouiomo in domo simonis episcopi: adductus est ad eum herueius de | |
[pagina 63]
| |
335[regelnummer]
So wart paus dander innocent,
Ende een ander wert oec bekent,
Die peter leonis oec hiet.
Ende hier af quam groet verdriet,
Daer sente bernart sere iegen was,
340[regelnummer]
Om dit te brekene, ende na das,
Alsoe alsi pijnde om dese dinc,
Quam hi daerne wel ontfinc
Symoen de bisscop van noione.
Dar brochmen van hogen doene
345[regelnummer]
Voer bernarde eenen iongelinc,
Dari toe seide dese dinc,
Dat hi soude werden .i. helech man,
Want hem in visione was comen an.
Ende oec daer hi messe dede
350[regelnummer]
Sach hi dat al daer ter stede
Tweede fragment.
1[regelnummer]
... meester sere ontwart
.. ende pieter abelia[r]t
... ongers die sider dicken
.. seiden om dese sticken
bangentio puer admodum gratiosus hortus (= (h)ortus) ex regio sanguine et ipsius episcopi nepos. De quo sequenti nocte famulo suo christus ostendit: quod erat post tempora longa futurum. Siquidem videbatur sibi tanquam in missarum celebratione angelo cuidam pacis osculum dare quod ad puerum deferretur. Nec dubius de rcuelatione eundem herueium renunciaturum seculo et futurum aliquando deuotum christi famulum promittebat: quem postea venerabilis vualerannus primus abbas ursicampi monachum fecit et angelico functus offitio pacem quam ex ore patris sancti ipse susceperat. communicauit herueio: qui etiam praedicto vualeranuo in regimine vrsicampi successit: et novissime obitum suum imminentem sanus adhuc et incolumis eodem vualeranno sibi per reuelationem annunciante praescivit. atque praedixit | |
De Concilio remensi et gilberto porrete. C. LXXXVI.ANno domini .M. cxlviij. Remis concilium a papa eugenio celebratur: in quo concilio publice confutauit beatus bernardns magistrum gilbertum cognomento porretam disputando cum eo singulariter tanquam sui temporis singularis athleta. Hic gilbertus erat pictauorum episcopus in sacris litteris plurimum exercitatus: sed sublimiora se scrutatus ad insipientiam sibi. Siquidem de tri- | |
[pagina 64]
| |
5[regelnummer]
.. bernarde van cesteas
.. cloester om dat bernard was
... hare mester quaetheit
... siit gerne adden omleit
[Van ho]ngre ende van tempeeste die doe ghesciede. XXXVII.
... oec in desen vort
10[regelnummer]
.. sn. ien west ende nort
.. grieken ware de fransoise
. vermids de turke groete noise
.. daer van hongre groet
.. daer menech oec bleef doet
nitatis vnitate: et diuinitatis simplicitate: non simpliciter sentiens nec fideliter scribens: discipulis suis panes proponebat absconditos: et furtiuas propinabat aquas: nec facile quid saperet: immo quantum desiperet personis autenticis fatebatur. Timebat enim quod apud senonas petrum abaelardum ei dixisse ferunt. Nunc tua res agitur paries cum proximis (l. proximus) ardet. Nouissime tamen cum tam super hoc fidelium inualesceret scandalum: cresceret etiam murmur: vocatus ad medium est et librum tradere iussus: in quo blasphemias euomerat. Graves quidem sed verborum quodam inuoluero (l. -cro) circumseptas. Sanctus ergo bernardus primo quidem totum quod ille verborum cavillationibus occultare videbatur subtilioribus interrogationibus eliciens: deinde tam suis ratiocinijs quam sanctorum testimonijs biduana disputatione redarguit. Considerans autem nonnullos ex his qui presidebant: iam quidem animaduertentes blasphemiam in doctrina adhuc tamen avertentes iniuriam a persona: accensus est zelo et domesticam sibi gallicanam seorsum convocat ecclesiam: communi deinceps consilio a patribus .x. provinciarum: alijs autem episcopis et abbatibus plurimis dictante viro dei novis dogmatibus opponitur symbolum nouum. Cui etiam subscribuntur nomina singulorum: vt eorum videlicet omnium sic irreprehensibilis zelus ceteris innotescat. Ita demum apostolico iudicio et auctoritate vniuersalis ecclesie error ille damnatur. Episcopus gilbertus an eidem damnationi consentiat interrogatur. Consentiens et publice refutans que prius scripserat et affirmauerat: indulgentiam ipse consequitur maxime quam (l. quod) ab initio captus fuisset: ea lege se eandem disputationem ingredi: vt promitteret sine vlla sese obstinatione pro ecclesie sancte arbitrio correcturum libere opinionem suam. Horum duorum magistrorum petri videlicet abaelardi et gilberti porrete quidam discipuli nimium zelantes pro ipsis beato bernardo et toti cisterciensi ordini postea detrahere ceperunt. | |
[pagina 65]
| |
15[regelnummer]
.. van hongre esele ende parde
.. tsi met hare varde
.. en comen ende van daer ontgaen
.. sileucien ende van daer saen
.. tantiochien binnen
20[regelnummer]
... cume consten gewinnen
.. daer si mede ontgingen
. are coninc voer dien dingen
. ijc van vrankerike int ander iaer
. oren geseit es ouer waer
25[regelnummer]
. or hogerien ende gemoete
. den keiser diene wel groette
.. den coninc van griekenlant
. uer geuort al te hant
.. hem scepe leende gnouch
30[regelnummer]
.. met quam na siin geuouch
.. gen graue ongescent
.. ochte die andre sent
.. ue iaer oec hier bi
.. me op die none van iuli
35[regelnummer]
.. rt een donder so groet gehort
.. e vincens weder ende vort
[c]loester daer die moenke saen
.. st van den dage adden gedaen
.. die blexeme daer so groet
40[regelnummer]
.. twee moenke slouch te doet
.. andre worden oec so beuaen
| |
Fame et pestilentijs illius temporis. C. LXXXVII.EOdem anno franci per deserta syrie dolo et astutia grecorum et crebo assultu thurcorum: detrimenta maxima patiuntur: et fame nimia cruciati: quidam equorum et asinorum carnibus vescuntur: sic cum multo labore et damno multis fame pereuntibus: vix tandem seleuciam venerunt: et antiochiam et palestinam navibus petierunt. Nam anno precedenti rex eorum ludouicus peregrinationem aggressus cum infinitis et expeditis suorum militibus per hungariam profectus: transito bosphoro occursu conradi regis exceptus et ab imperatore grecorum nauibus eius fuerat hierosolymam euectus. Hoc quoque anno lauduni .iiij. nonas iulij factis tonitruis in monasterio sancti vincentij monachis diurni officij cursum complentibus duo ex his subito fulminis ictu corruentes expirauerunt. Alij quidam tacti vel territi vix conualuerunt. Ful- | |
[pagina 66]
| |
.. cume consten ontgaen
.. xeme verbrande oec al dare
. ewade die langeGa naar voetnoot1) op die autare
45[regelnummer]
.. re helechdom ads oec te bat
. t grote cruce na dat
.. een stucke vut gesteken
.. [d]ie dore moeste breken
.. orden gedregen oec van daer
50[regelnummer]
.. vrese wert gehortGa naar voetnoot2) daer naer
.. ren steden was v[an] desen
.. oec in groter [v]r[e]sen
.. die blexeme huse ende man
.. ende dede steruen daer an
55[regelnummer]
.. e diere waren geurest mede
.. uen daer of alle gereede
.. de blexeme daer beginc
.. ene vele merre dinc
Dat den [....... are] was
60[regelnummer]
Want ene blexeme quam na das
In die hoge kerke, daer thelege graf
Ten berge van oliuen, daer men af
Seget verre in kerstinheide
Scade dede na die wareide,
65[regelnummer]
Dat onuertellic te secgene ware.
Int lant van gabinensen daer nare
Quam oec een wolf, die so groet
mine etiam altaris lintheum vrente et sacrarium penetrante: et de magna cruce partem: partem quoque claustralis hostijs asportante tota domus repletur horrore. In alijs etiam locis hominibus seu hominum edificijs vel animalibus fulmine pereuntibus: malaque solito graviora christiani contingere sunt significata. Dicunt etiam hierosolymis in templo domini siue in monte oliueti fulminasse et eius infortunij presagium fuisse. In territorio gebenensi lupus quidam corporis magnitudine et animi ferocitate alijs dissimilis homines denorauit et plusquam .xxx. animas diuersi sexus et etatis vita priuauit. In alijs etiam locis hoc anno lupi similiter noscuntur operati. Obsessa per triduum damasco a francis et germanis ac hierosolymitauis capitis (l. captis) iam muris anterioribus qui hortos ambiebant: cum in breui ciuitas capienda putaretur: dolo vt aiunt principum palestinorum obsidio removetur. Factaque discessione rex francorum et impe- | |
[pagina 67]
| |
Van lechame was, dat sijns genoet
Nie ne wart gesien int lant.
70[regelnummer]
Ende dese dede wel grote pant
Den lieden, want hi nam dlijf
Hem .xxx. onder man ende wijf.
In andren lande dies gelijc
Waren wolue gesien wonderlijc,
75[regelnummer]
Die oec die liede verbeten doet,
Ende vrese daden ende groete noet.
Damasseen oec, die goede stede,
Wart oec nu gewonnen mede
Van den fransoisen ende den germanen,
80[regelnummer]
Daer hem toe alp, alse wi wanen,
Die keiser van constantinoble sere.
Rogier van cisiliën die here
Wart in afrika oec geuaen
Met al sinen scepen; mer daer na saen
85[regelnummer]
Een bisscop van afrike eere stede
Verloesten, ende brochten daer na mede
Tote rome quite ende vri.
Aldus wart verloest oec hi.
Heinric coninc lodenwijcs sone
90[regelnummer]
Van vrankerike wart na tgone
Bisscop in ene goede stede,
Die men beluagen nomet mede.
Van eenen hiet tondael hoe hi opghevoert was. XXXVIII.
Int ander iaer dat conraet was
Ouer zee, alsict las,
95[regelnummer]
Ende oec int vierde iaer gereede
rator iterum condicto die ad obsidendam ascalonem cum suis Iope conveniunt: sed hierosolymitis minime iuxta condictum occurrentibus imperator constantinopolim navibus euehitur. Rogerus rex sycilie exercitum naualem direxit ad fines aphrice: captaque insigni ciuitate que dicit (l. dicitur) aphrica suilla affax clipea alijsque castris pluribus archiepiscopum aphrice qui sub seruitute romam venerat consecrandus ad sedem remittit liberum. Henricus ludovici regis francorum filius contempto mundi scemate pro christo in clarevalli indutus monachali scemate prouehitur ad episcopatum ciuitatis beluagice. Interim manuel recepto in deditionem curfolio sicuiiorum naues per suos insequitur et captis nonnullis nauibus ex fuga liberatur et a rege rogero nec non a papa eugeuio honorifice suscipitur ac deducitur. | |
[pagina 68]
| |
Dat eugenius wart paues mede,
Int selue iaer dat mabichias
Te cleruaus begrauen was,
Ende oec mede doe men vorwaer
100[regelnummer]
Screef aldus ons heren iaer
mc. xl. vi. met drien,
So wart dit vision gesien
Dat hier na nu tellen sal.
Twe eylande sijn, die bi na al
105[regelnummer]
Scollant beuaen, daer deen af es
Ardinacra endander cansilenses.
Danen was geboren, wi lesen dus,
Een man die men hiet tandalus,
Van edelen geslachte ende rike,
110[regelnummer]
Van lechamen starc ende vromelike,
Mer niet ne mochtin s.... en horen,
None mochte come[n] te voren
Die van der sielen sa[le]cheide
Eenge dinc dede of seide.
115[regelnummer]
Die slouch hi swarlike ende versprac
Ende dede hem allen ongemac.
Ende die kerke veronwerdi mede.
Mer dobbelers ende leckerhede
Ende met idelheden omme gingen,
120[regelnummer]
Daer met wildi den tijt gehingen,
| |
De Raptu anime tundali et eius visione marchus [?] gesta abbatisse. C. LXXXVIII.ANno domini .M. cxlix. qui fuit annus secundus expeditionis hiercsolymorum: conradi regis romanorum: et annus quartus eugenij pape in quo anno ipse papa de partibus galliarum romam reuersus est in quo etiam anno sanctus malachias in clareualle defunctus est: visa est hec visio. Due sunt metropoles in hibernia: ardinacha septentrionalium hiberniensium: australium caselensis: de qua ortus fuit vir quidam tundalus nomine: nobilis genere: crudelis actione: forma corporis egregius fortitudine robustus de salute anime sue nihil solicitus graviter ferebat si quis ei vel breviter de salute anime loqueretur. Ecclesiam negligebat: pauperes christi nec videre volebat: scurris et ioculatoribus pro | |
[pagina 69]
| |
Ende dien gaf hi van den sinen,
Ende dede dat hi hem vrient scinen.
Mettessen addi geselscap groet,
Ende des hem niet oec verdroet.
125[regelnummer]
Ende was daer oec onder die gesellen,
Daer wi nu hier dus af tellen,
Dien hi geborget adde .iii. part,
Daer ene verste af gesproken wart,
Dat hise gelden soude tenen tiden,
130[regelnummer]
Dien si onder hem gespraken siden.
Nu geviel dat die tijt quam,
Dat tondalus den ane nam,
Ende tote sijns gesellen huus saen,
Daer hi arde wel was ontfaen,
135[regelnummer]
Ende aten ende dronken aldus .iii. dagen.
Daer na so wart daer doe gewagen
Van den gelde, dat hi was
Sculdech; doe antworde na das
Die ander, dat hijs adde niet
140[regelnummer]
Op dier tijt, wat dats gesciet.
Doen wart tondalus arde sere,
Ende met enen corten keere
Ginc hi wech, sere verbolgen,
Entie ander ginc hem volgen
145[regelnummer]
Om hem te smekene, ende sinen sin
Te sachtene, ende sprac int begin:
‘En trouwen geselle, gine [sult nu]
Dus niet ontgaen, dat seegic u.
Wi moeten ombiten, eer gi gaet.’
150[regelnummer]
Aldus so brochti weder den gone,
Ende sachte sinen moet alsoe,
So dat de gene gaf op doe
Sine aex, die hi adde in de hant,
Der werdinnen van den huse saen.
vana gloria distribuebat quicquid habebat. Hic cum multos haberet amicos et sodales: inter eos habebat vnum qui commilitonis debito trium equorum debitor erat. Hic cum statutum terminum praestolaret: transacto termino illum convenit: qui cum bene receptus ab eo perhendinaret tribus noctibus cepit tractare de ceteris rebus. Cui cum ille responderet: se modo ad manum non habere quod petebat: iratus recedebat: debitor autem illum mitigare cupiens: rogavit eum vt priusquam recederet secum cibum sumeret. Resedit et securi deposita | |
[pagina 70]
| |
155[regelnummer]
Alse vollic alse dat was gedaen,
Quam hem so wee in sinen arm,
Dat hi riep daer na: ‘wach arm!
In can mine hant te monde bringen!’
Vreselijc riep hi na dese dingen
160[regelnummer]
Tote der vrouwen der werdinnen:
‘Vrouwe, ic beuele v in allen sinnen
Mine aex, die ic gaf v,
Want ic sterue stappan nu.’
Ende thant bleef hi ginder aldus
165[regelnummer]
Licgende op den vloer in thuus,
No min no meer dan oft hi nie
Lijf geadt adde, so lach hie.
Ende alle tekine van der doet
Sach men an hem cleine ende groet.
170[regelnummer]
Die boden van den huse liepen,
Ende daden de spise op, ende riepen
Ende weenden ende slougen hare ha[nde].
Ende de lechame leidemen op den sand[e]
Ende men lude de clocken daer naer
175[regelnummer]
In tekine wat gesciet was da[er].
Die clerke alle van der stede
[Qua]menGa naar voetnoot1) daer alle ende dat volc mede,
[En]de clageden des goets [ri]dders doet
[M]etGa naar voetnoot2) rouwe ende met ....Ga naar voetnoot3) groet.
180[regelnummer]
Ende dit was woensdages mede,
Dat hi dus sinen ende dede,
Ende lach aldus tote op den saterdach
Dat men geen lijf an hem en sach.
Een lettelkin was hi warm
185[regelnummer]
[A]n die slinke side onder den arm,
quam in manu tenebat: cibum cum illo sumerc cepit statimque percussus inuisibiliter manum quam extenderat replicare non potuit ad os suum: et clamare cepit terribiliter: suamque securim quam deposuerat vxori socij commendavit dicens. Custodi meam securim quoad ego morior: statimque corruit corpus eius exanime acsi nunquam animam habuisset. Assunt omnia signa mortis: accurrit familia: tollitur cibus: exclamant armigeri: plorant hospites: corpus extenditur: pulsantur signa accurrit clerus mirantnr populi totaque ciuitas subita | |
[pagina 71]
| |
[Rec]hte iegen therte besiden.
Ende daer omme hilden sine tien tiden
Also dat sine niet lieten so saen
[G]rauen; ende na al dit gedaen
190[regelnummer]
[S]o wart hi roerende een lettelkin,
Ende verhaelde den adem siin,
[N]o min no mee alse of hi dare
[In] onmachte gelegen ware.
[H]em allen wonderde sere das
195[regelnummer]
.... besagene al dat was
Ende vrageden ende spraken hem ane.
Ende doe hi hen began te verstane,
[A]utword[i] ende sprac: ‘lieve liedo
...... dat ic mine biechte giede
200[regelnummer]
.... den here ontfinge daer naer
.... wart gedaen ende saen al daer
[D]oe hi sacrament adde ontfaen
[E]nde wijn gedronken daer op saen
.p ... hi aldus ende louede sere
205[regelnummer]
........ onsen lieuen here
.... es dine ontfermechede
........ quade scalchede
.. en war. niet noch also groet
So waric bleuen in groter noet
210[regelnummer]
[D]ine onfermicheit here ende god
.... bouen alle gebod.’
Ende doe hi dit adde geseit,
[G]af hi daer den armen gereeit
boni militis morte turbatur. Ab hora .x. in .iiij. feria vsque in eaudem horam sabbato mortutus (l. mortuus) sic iacuit. Calor tamen modicus in sinistra parte peetoris diligenter palpantibus sentiebatur et ideo eum subterrare noluerunt. Post hoc resumpsit spiritum ex debili flatu quasi per vnius hore spacium respirare cepit. Mirantibus omnibus debili intuitu circumspicere cepit. Interrogatus si vellet communicare innuit sibi afferri corpus domini. quod cum sumpsisset et vinum bibisset: cepit in gratiarum actione deum laudare et dicere. O deus maior est misericordia tua quam iniquitas mea: licet magna sit nimis. Quantas ostendisti mihi tribulationes multas et malas et conuersus viuificasti me: ct pe (l. de) abyssis terre iterum reduxisti me. Quod cum dixisset statim sub testamento omnia que habebat dispersit et dedit pauperibus et se signo crucis signari cepit: et pristinam vitam funditus se relicturum vouit: et cuncta que viderat et passus fuerat narrauit dicens. | |
[pagina 72]
| |
[A]l dat hi adde mildelike,
215[regelnummer]
Ende maecte een cruce die gelike
[V]oer sine herte, ende boec siin hoeft,
[E]nde vertelde ginder, des geloeft,
[A]l dat hi sach ende heft gehort,
[E]nde liets achter niet .i. wort.
[V]an dat hi de duvle sach. XXXIX.
220[regelnummer]
[D]oe mine ziele vten lechame gine,
Ende desen doet aldus anvinc,
[Ende] soe hare consiencie wel besach
.. weet si wat soe doen mach,
[S]i ontsach hare sere ende al onsiet
225[regelnummer]
[W]at si ontsach en wiste so niet.
[D]oe wilt soe weder ten lechame comen.
Dat wart hare daer benomen.
Buten moeste so bliuen daer.
[A]l omme sach soe, verre ende nar,
230[regelnummer]
[E]nde began te wenene sere,
[E]nde beuende van anxte, van zeere.
[W]at si doen moecte so niet wiste.
[S]ine hopede op niemene in desen twiste
[D]an allene op onfermichede
235[regelnummer]
[V]an ons[en] here mogenthede.
Doe si aldus ...... stoet
Sach si war met groter spoet
Die duvele ston.... van der ellen
So vele datse ne m[ochte] vertellen
240[regelnummer]
Niemen die leef, dat secgic [u].
Daer en was int huus oec nu
Enen hornec niet, hine was vol,
| |
De Aspectu demonum et angeli qui deduxit eum. C. LXXXIX.CVm anima mea corpus exueret et illud mortuum esse cognosceret: reatus sui conscientia cepit formidare: et quid faceret nesciebat. Timebat quidem sed quid timeret ignorabat: volebat ad corpus redire: sed intrare non poterat. Foras exire se vbique pertimescebat. igitur flens et plorans et tremebunda et quid ageret nescia: in nullo confidens nisi in misericordia dei: tandem vidit | |
[pagina 73]
| |
No winkel no slop no hol
... die straten entie hoven.
245[regelnummer]
Gelijc oft mul ware dat stove,
So vlogen daer de quade geeste,
Ende gingen alle met oreste
Terre onsaleger zielen, ende seide:
Singen wi den lof van onsalicheden
250[regelnummer]
Der zielen, die euwelike es doet,
Die spise es van den viere groet,
Dat onvergangelic es, ende alle ure
Die zielen hout in starken labure.
Singen wi onser vrindinnen demsterheit
255[regelnummer]
Ende des licts der euwelicheit
Onvriendinne heeft gewesen.’
Doe kerden die duvele omme na desen
Ter zielen wart, ende streden haer ane,
Ende begonden metten tanden te clane
260[regelnummer]
Ende te criselne, ende met den clawen
Begonden si na hare gelauwen
Met vreseliken anesiene, godweet,
Ende begonden dit te secgene gereet:
‘Ane scout dit, gi onsalege lieden,
265[regelnummer]
Ende met hoe cleinre crancker mieden
Ende met hoe vreseliken gesellen
Du moets gaen ter euweliker quellen.
Du werd van souden der werelt scande.
Du minnets oec in allen lande
270[regelnummer]
Vechtinge, twist ende strijt,
Dat wi oec minnen alre tijt.
ad se venientem tantam immundorum spirituum multitudinem vt non solum totam domum et atrium domus sed etiam vicos et plateas civitatis implerent: et eircumdantes miseram animam dixerunt. Cantemus huic misere anime debitum mortis canticum: quae filia mortis est: et cibus ignis inextinguibilis: amica tenebrarum: et lucis inimica. Et conversi ad eam stridebaut dentibus in ipsam et vngulis proprijs pre furore nimio genas teterrimas laniabant dicentes. Ecce misera populus quem elegisti cum quibus arsura intrabis in | |
[pagina 74]
| |
Daer omme moestu onse geselle wesen.
War omme en gadi niet met desen
Die met overspele ommegaen,
275[regelnummer]
Alse du hier vormals hefs gedaen?
Waromme en gastu met kefdome
Ende met sconen ionfern omme?
War es nn dine bliscepe,
Dine ydele glorie, dine geselscepe?
280[regelnummer]
War es dien overvloiech sceren nu?
War es dine starcheit die du
Ads, ende dine mogenthede,
Dar du alle de gene me[de]...
Onder dats, war es dit heden?
285[regelnummer]
Dine welde herte, die altenen
Na quaetheit stont, war es si?
Dine le[ck]ers die du altoes bedi
Ads, [wa]r omme en comsi niet,
Ende bescudden u in dit verdriet?
Hoen[e sijn] inghel bescermde [van] d[en] vianden. XL.
290[regelnummer]
Doe [d]ie viande dese scande
Hem overseiden ende nog mengerhande,
Sach hi van verren ende vernam
Waer d[a]t gelijc ere sterren quam
Sijn inghel .... kende..
295[regelnummer]
Te han... groeten troest
Want hi pensde doe dat
. et verloest moecte wel
Ende doe [desc] inghel hem b
God [hoedi] seit hi tonda[lus]
infernum. nutrix scandali: amatrix discordie quod et nos amamus. Quare non superbis modo: quare non adulteraris: quare non fornicaris. Ubi est vanitas tua et vana leticia vbi risus immoderatus: vbi fortitudo tua qua plurimis insultabas. Quare modo non innuis oculis: non teris pede: non digito loqueris non pravo corde machinaris malum sicut facere solebas in leuitatibus et leccacitatibus tuis. Cum hec et similia dicerent: vidit a longe venientem quasi stellam lucidissimam in quam statim infatigabiles fixit intuitus sperans se aliquod solatium | |
[pagina 75]
| |
300[regelnummer]
W[at] doe[tgi] ......
Tondalus die hem ....
Noemen hoerde met sin[en name]
Ende [een] iongelinc die so ....
Ende soe .. claer was te..
305[regelnummer]
..... aldus ten ge...
O wach arme. here ende ...
M[i] ... [bre]nget hier ...
Die droefheden van ...
Ende nu daer in geopent ...
310[regelnummer]
Doe antworde die ingel ...
Nu heefstu mi vader ...
Dien du alt[o]es met di
Heves gead dijn lev ..
Mer noyt ghewerdet di dat gh ..
315[regelnummer]
Let hir vore hadt geno ..
Ay here sprac hi al doe
Waer quam ic di noyt ieweren ...
Jof waer hordic dine stemm ..
Oyt yeweren daer icse gegro ...
320[regelnummer]
Doe sprac die inghel wed[er] ....
Dune quaems nie in gen ..
Van dattu gheboren wo ...
In heb di altoes ghevol ..
Mer nie en woutstu minen ..
325[regelnummer]
Volghen in worden ende in d...
Mettien die Inghel sta...
Enen duvel daer alte han...
Die tundaluse vor die...
Sere ane ghinc in dien...
per eam percepturum. Erat autem angelus eius qui eum appropinquasset proprio eam salutavit nomine dicens. Ave tundale. Quid agis. Uidens autem ille speciosum iuuenem nimis: et audiens se propria (aldus) nomine salutatum pre timore simul et gaudio sic respondit. Heu domine pater. circumdederunt me dolores iuferni. preoccupaverunt me laquei mortis. Cui angelus. Modo me vocas dominum et patrem quem semper tecum habebas et nunquam tali nomine dignum me iudicabas. Ait ille. Domine vbi vnquam te vidi: aut vnquam dulcissimam vocem audiui. Ad quem angelus. Ego semper te sequar (l. sequebar) a natiuitate tua quocunque ibas et nunquam meis consilijs acquiescere volebas. Et extendens manum in vnum immundorum spirituum qui prae ceteris ei maledictis insultabat. Ecce inquit ille cuius voluntati et consilio obtemperabas: sed aderit tibi misericordia de (l. dei) quam tamen non meruisti. Esto ergo secura et | |
[pagina 76]
| |
330[regelnummer]
Dat hi hachter wert es geb ...
Sich seiti du die daer omver ...
Hier mi beit onder dese q ...
Ende al heves ghewrach ...
Di sal noch die ontfar[michede]
335[regelnummer]
Gods bestaen hier ter ste[de]
Diestu hir nochtan vor ...
Niene verdienes wes se ...
Want du sout nu van ve ...
Die ghi verdient hebt le ...
340[regelnummer]
Nu volc mi ende wat da ....
Dat hout wel ende al b ....
Bedi du sout weder com ...
In dinen lechame dat ...
Dus niet u[ter]maten vervaerd ..
345[regelnummer]
Volgede hem de ziele n ....
... ded[et] de duvle begond ..
Had ... des so groten to ....
Dat si ..... niet cond ...
Si spra .. aldus te desen d ....
350[regelnummer]
Dat onse here ware onge .....
Want hi hu ende elre echt
Niet en hout dat hi ges ...
Hevet dat soude sijn ge ...
leta: qui patieris pauca de multis quae merueras. Sequere me: et quecunque tibi monstrauero memoriter tene: qui iterum ad corpus reuerteris. Tunc illa vltra modam (aldus) perterrita relicto corpore suo supra quod steterat accessit propius. Demones hoc audientes et mala que minabantur se non posse inferre audientes blasphemaverunt deum injustum esse dicentes: qui non reddebat sicut promiserat vnieuique secundum opera sua: et post hoc in sometipsos insurrexerunt: et plagis quibuscunque poterant se mutuo percutiebant: et nimio fctore cum ingenti tristitia et indignatione recesserunt. Angelus autem precedens dixit ad animam. Sequere me. At ille respondit. Heu domine mi: si precesseris isti me retro capient: et etornis ignibus tradent. Ad quam angelus. Ne timeas quod plures nobiscum sunt quam cum illis. Si deus pro nobis quis contra nos. Cadent a latere tuo mille et decem milia a dextris tuis: ad te autem non appropinquabit. Verumtamen oculis tuis considerabis: et retributionem peccatorum videbis. His dictis profecti sunt. Assen. c.g.n. de vooys. |
|