Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 31
(1912)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 39]
| |||||||||||
Enige verwanten van ‘mark’.Het is bekend, dat ndl. mark hetzelfde woord is als oie. mruig ʿgebiedʾ, kymr. bro, ogall. brŏg- en brŏgi- (in namen als Allo-brŏg-es, Brŏgi-marus bewaard)Ga naar voetnoot1). Van brŏgi- is afgeleid brŏgi-lo-, dat het eerst ± 800 in een der capitularia van Karel de Grote verschijntGa naar voetnoot2): Ut lucos nostros, quos vulgus brogilos vocat, bene custodire faciant. En sedert vinden we het - soms in gewijzigde vorm - ook als plaatsnaam: Brogilum, Broilus, Broylus, BroliumGa naar voetnoot2). Ook in de Romaanse talen is het opgenomen: ofra. breuil, bruil, bruel, broil, broel, oprovenç. bruelh, prov. broils, bruels ʿbois taillis ou buissons fermés de haies; parc, dans lequel on enfermait des bêtes fauvesʾ; ital. brolo ʿmoestuinʾ. De betekenis, die deze woorden gemeen hebben en dus als de oorspronkelike mag gelden, is: deel, afgepaald stuk. Woorden met dergelike betekenis worden vaak als plaatsnamen gebruikt - en van deze komen dan weer persoonsnamen - vgl. in onze taal b.v. deel: DeilGa naar voetnoot3), DeelenGa naar voetnoot4), den DeylGa naar voetnoot5); hoek: HoekGa naar voetnoot6), Achterhoek e.a. horn ʿhoekʾ: den HornGa naar voetnoot7), Noord- en Zuidhorn, Hoorn, Giethoorn e.a. kamp: Kampen, Koe-kamp e.a. park, perk: de Park of PerkGa naar voetnoot8), (de) PierikGa naar voetnoot9); | |||||||||||
[pagina 40]
| |||||||||||
slag ʿstuk landʾ: het Slag, de SlegenGa naar voetnoot1) e.a. stuk: Stits-werd, ouder Stukis-weret, Stuccia-suurdh, StikkesuurdhGa naar voetnoot2) (stuk hier als eerste lid, evenals b.v. slag in Slagharen); winkel ʿhoekʾ: WinkelGa naar voetnoot3), WinkelhoekGa naar voetnoot4) e.a. De betekenis is dus niet veel gaan verschillen van die van mark, dat reeds sedert de Marco-mannen in namen voorkomt, vgl. b.v. ndl. Marke, MarkeloGa naar voetnoot5). Het is dus begrijpelik, dat ook brŏgilo- als plaatsnaam voorkomt, en we vinden het dan ook als zodanig, behalve in ons land, in Frankrijk (Bruel, Breuil, Bri-doré e.a.)Ga naar voetnoot6), Duitsland (Brühl en andere vormen) en Engeland (Broyl). Het woord zelf is ons reeds, in de vorm zonder g, in ags. en ohd. glossen overgeleverd: ags. broel ʿvivarium, hortus cervorumʾ, ohd. broil: est ibi broil ubi possunt collegi de foeno carradae xx, is dan in de mhd. en mnd. taal opgenomen: mhd. brüel (nhd. Brühl), mnd. brûl (vochtige, deels met struikgewas begroeide) weideʾ. Ook in het Nederlands, waar het in zeer uiteenlopende vormen in tal van plaatsnamen bleef voortleven. Het hierop betrekking hebbende materiaal is met veel zorg door Dornseyffen in de Nomina Geographica Neerlandica II 3 vlg.Ga naar voetnoot7) bijeengebracht en in het volgende maak ik daar doorlopend gebruik van. Daar zijn evenwel de verschillende vormen niet verklaard, terwijl voor de etymologie enerzijds wel naar kelt. brogilo-, anderzijds echter naar de er geenszins mee verwante woorden | |||||||||||
[pagina 41]
| |||||||||||
brij, brouwen verwezen wordt. Als gevolg van deze fout is ook de oorspronkelike betekenis onjuist aangegeven. Alle drie boven aangewezen vormen brogilo-, broilo-, brolio- zijn in het Westgermaans opgenomen, waarbij men bedenke, dat - evenals bij de Lat.-Germ. woorden - de ŏ vóór ĭ moest gesubstitueerd worden door ŭ. Dus: I. brŏogilo- = wgm. brŭgilo-Ga naar voetnoot1) = ndl. Breugel, vroeger Bruegel geschreven, een dorp in N.-Brabant en een in de Belgiese Kempen. Deze dorpen worden of werden ook genoemd Brogel(e), BroeghelGa naar voetnoot2), vormen zonder umlaut, dus te vergelijken met goot, te loor enz.; vgl. ook plaatsnamen als Beuningen naast BoningenGa naar voetnoot3), Euvelgunne naast OvelgunneGa naar voetnoot4). Terloops zij opgemerkt, dat de van deze plaatsnaam Breugel afgeleide persoonsnaam, dank zij de bekende, dus genoemde schilder, in Vlaanderen weer soortnaam geworden is: vieze(n) breugel = ‘plezante’, koddige man (Ned. Wb. s.v. breugel). II. brŏ-ilo- = wgm. *brŭ-ilo = ndl. de Breul, wijk in Amersfoort en buitengoed bij Zeist; voorts goed op de VeluweGa naar voetnoot5), waarvoor ook de spelling Bruel voorkomt; ten slotte Breulsberg in het VelperbosGa naar voetnoot6). Hierbij niet de naam van het landgoed te Breule te Hengelo (G.)Ga naar voetnoot7), waarvan de uitspraak - volgens Gallée N.G.N. III 329 - en de tegenwoordige schrijfwijzeGa naar voetnoot7) Bruil is; zie voor die ui beneden. Daarnaast vinden we een vorm met e, die op één lijn staat met peluw, knekel e.a., in Brelo (uit *Breel-lo), een wijk van Gent. Dat die e-vorm in 't Gents bestaanbaar is, blijkt uit een vorm als Gents bezeGa naar voetnoot8) = beurs, ohd. burissa. III. brŏ-lio- = wgm. brulli̯o-Ga naar voetnoot9) (met geminatie door klank- | |||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||
substitutie) = ndl. Brul, bos bij Norg. Daarnaast, met de bekende dialektiese wijziging, - vgl. mnl. brigghe, hil, pit enz. - Bril, wijk van Gent (naast Brelo, z. boven) en bos bij Norg (naast Brul, z. boven); de Bril, gehucht in Friesland en dito in Groningen; Brilspolder, gem. Biervliet (naast Briels-); Briltgenspolder, gem. Oosterhout (naast Brieltgens-). Men ziet hieruit de grote verspreiding van de i-vormen. Daarnaast vinden we in Friesland op 4 verschillende plekken Brol, dus zonder umlaut, op één lijn staand met mnl. borstel, bosse, dorre en voor het Fries met 't oog op vormen als fri. fouli̯ə ʿvullenʾ, skoudzi̯ə ʿschuddenʾGa naar voetnoot1) aannemelik. Onder de boven verklaarde vormen zijn er, die niet al te veel verschillen van de Franse vormen, zoals die zich uit de Keltiese hebben ontwikkeld; vooral breul herinnert sterk aan fr. breuil, bruil. Zo zal het dus niemand bevreemden, dat het Frans vooral, doch niet uitsluitend in Zuid-Nederland bij dit woord zijn invloed deed gelden en dat hier soms, daar regelmatig de Nederlandse vorm verdrongen werd. Daarbij hebben we in hoofdzaak met twee Franse vormen rekening te houden, nl. bruil (breuil) en bruel. Eerstgenoemde vorm is bij ons overgegaan als Bruil. Daarnaast vinden we echter zeer vaak Briel, waarvoor twee verklaringen mogelik zijn. We kunnen, daar vooral in de Z. Nederlanden deze vorm voorkomt, aan de door Salverda de Grave (De Franse woorden in het Nederlands 170 vlg.) vermelde wisseling van ui: i(e) denken, vgl. ofra. glui = mnl. glui en gli ʿstroʾGa naar voetnoot2). We zouden echter ook een vierde Keltiese vorm, nl. gall. breialo (Holder s.v.), ten grondslag kunnen leggen. In deze vorm is de e vóór j uit o ontstaan, op dezelfde wijze als naast gall. novio (b.v. in Noviodunum) een neio (in Nedunum) voorkomt; vgl. voor dit in ofra. breil, fra. Breil voortlevend breialo Haberl Zs. f. celt. Philol. 8, 94 vlg. Indien we nu | |||||||||||
[pagina 43]
| |||||||||||
naast dit breialo een *breiilo (*brejilo) - met de in brogilo voorkomende middenklinker - mogen aannemen, dan kan die door klanksubstitutie wgm. *brijiloGa naar voetnoot1), ndl. Briel(e) opgeleverd hebben. Bruil is de naam van een buurschap der gem. Ruurlo; hier verraadt de soms gebezigde schrijfwijze Breuil nog duidelik de Franse herkomst. Voorts verschijnt het als wisselvorm van Briel en Ouden Briel, twee niet ver van Dendermonde gelegen stukken land; eindelik als naam van een landgoed te Hengelo (G.), zie boven. Veel vaker vinden we Briel:
De naam van onze Voornse stad verschijnt met i in de bekende ‘bril’ van Alva, waarvoor ik naar Fruin Tijdschr. 11, 25 vlg. verwijs. Dat men onder invloed hiervan Briel werkelik is gaan opvatten als ‘bril’, blijkt uit de door Leendertz Tijdschr. 16, 70 aangehaalde plaats uit de Mémoires van Aubéry blz. 38: ‘Quand il (le Comte de la Mark) eut surpris la Brille, qui veut dire lunettes en Flamand,’ enz. Even onjuist is een andere, ‘geleerde’Ga naar voetnoot3) etymologie, die (den) Briel uit ‘*Breê-helle ontstaan laat; dit helle zou dan hetzelfde | |||||||||||
[pagina 44]
| |||||||||||
zijn als de door Plinius Nat. Hist. IV 101 vermelde riviermond Helinium (Helinius?)Ga naar voetnoot1). Hiervandaan ook het verkeerde, van Lenneps stijl typerende archaïsme in de novelle ‘De Reisgenooten’, waar in het verhaal van Kees Dirksz. Symen tot Rogier van Meerhem zegt: ‘Zoo gij met uw volk naar de Breê-helle rijdt, en daar een paar vaartuigen prest, kunt gij hen in den mond varen.’ Volledigheidshalve vermeld ik een andere, even onmogelike ‘verklaring’ van Briel als ‘breed water’, te vinden in De Jager's Archief voor Ned. Taalk. III 45. Nog zij opgemerkt, dat het Ned. Woordenboek twee plaatsen aanhaalt, waar de stad der Watergeuzen ook Bril heet, n.l. Van Vloten Ned. Geschiedz. II 9 en Six van Chandelier Poësy 214. Slaat men de plaatsen na, dan vindt men, dat beide keren (den) Bril hier staat als rijm op wil; men mag er dus geen bewijskracht aan toekennen. Voor de twede Franse vorm bruel moeten we alweer in de eerste plaats in België zijn. Een deel van Mechelen heet (Ouden) Bruel (Vieux Bruel, Rue du Bruel); vgl. ook Bruelle - Bruyelle - Breuille als naam van een ten Z.v. Doornik gelegen gemeente. Op een disyllabiese uitspraak Bruëlis wijst ook de vorm Bruwelis, naam van een vroeger slot op Z.-Beveland, welks heren met 't Henegouwse huis verwant waren. Of Bruel, als naam van een stuk land bij Helmond in 1490, een oude spelling van Breul dan wel als Bruël uit te spreken is, is bij gebrek aan nadere gegevens niet uit te maken. Nog enkele vormen resten ons ter bespreking. | |||||||||||
[pagina 45]
| |||||||||||
In Kortrijk heet een plein de Broel en bevinden zich twee Broel-torren (torens); in Amersfoort heet een straat Broel (naast de Breul, Broedel); een goed op de Veluwe heet den Broell (naast de Breul, Bruel, ten Broeyel(l), den Bruedel)Ga naar voetnoot1). Misschien hebben we hier aan een ander (ofra.?) prototype te denken; vgl. voor de vorm ter Broeyel(l) het boven aangehaalde Bruyelle. Eigenaardig is de d-vorm van Broedel, den Bruedel; ook in Breudel (naast de Breul als naam van een landgoed bij Zeist; eens verkeerd Breundel). Daar de d-vorm alleen schriftelik voorkomt, hebben we veeleer aan een naar 't voorbeeld van weer: weder, beul: beudel verkeerdelik geabstraheerde vorm te denken dan aan werkelike epenthesis van d, zoals die b.v. voorkomt in de persoonsnaam van Miederlo uit een daarnaast voorkomend van Mierlo (vgl. de plaatsnaam Mierlo)Ga naar voetnoot2). Aan het eind van mijn studie gekomen, wil ik nog even de resultaten samenvatten. De Keltiese reflex van het Germaanse woord werd in verschillende vormen in het West-Germaans opgenomen en dit leenwoord onderging later nog eens de invloed van de uit hetzelfde Keltiese woord ontstane Franse namen. Voor de verklaring van sommige wisselvormen kon ik hier en daar van bekende dialektiese eigenaardigheden onzer taal gebruik maken. Omgekeerd zou een onderzoek van een aantal plaatsnamen uit éénzelfde streek de dialektkennis van dat gebied belangrijk kunnen uitbreiden. Waar gewoonlik de namen verwaarloosd worden en ook onlangs Van Wijk in zijn artikel over de leemten in onze dialektkennisGa naar voetnoot3) hier niet op gewezen heeft, maak ik van deze gelegenheid gebruik om op dit vrijwel braakliggende veld van onderzoek de aandacht te vestigen.
Tilburg. m. schönfeld. |
|