Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 31
(1912)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdReinardus Vulpes, vs. 67.De Gentsche geleerde Leonard Willems Az. koesterde in de derde aflevering van dit Tijdschrift, blz. 238, een ongegronde hoop, toen hij de verwachting uitsprak dat men ‘geen oogenblik’ zou ‘aarzelen den tekst van Rein. Vulp. [door met hem Tace in Cate te veranderen] te verbeteren en in overeenstemming te brengen met de gezonde rede, die tegen de overgeleverde lezing in opstand komt.’ De aanstoot toch, dien hij hier voor het eerst ondervindt, ligt niet in den Latijnschen tekst: Tace. Quidnam est quod vis? maar uitsluitend in zijn vertaling. Willems zegt dat het nooit iemand zal invallen te zeggen: ‘Zwijg, wat wilt gij?’ maar wel integendeel: ‘Spreek! wat wilt gij?’ Deze verwarrende tegenstelling is het gevolg van de onjuiste vertaling der woorden quidnam est quod vis. Wanneer we vergelijken vers 786 pessime, quidnam est quod agis? en vers 255 waar W. Knorr terecht leest Brune, quid est quod agis? zien we dat de vertaler van den Reinardus, waarschijnlijk onder den invloed van het Fransch, de omschrij- | |
[pagina 38]
| |
ving quid est quod pleegt te gebruiken voor het gewone quid (agis, vis). De woorden quid vis ‘quasi in formulam transierant,’ teekent Orellius aan bij Horatius, Sat. 2, 6, 29. Meer vindt men de uitdrukking met de toevoeging tibi (Horat. Epod. 17, 1 en Sat. 1, 2, 69; Liv. 4, 13, 12; Persius 5, 144; Terent. Heaut. 1, 1, 10). Donatus teekende bij Ter. Heaut. 1, 1, 10 aan ‘formula reprehendendi,’ bij Ter. Andria 2, 3, 1 (quid igitur sibi voltGa naar voetnoot1) pater?) ‘stomachose etiam hoc dixit sibi volt.’ Orellius verklaart quid vis tibi bij Hor. Sat. 1, 2, 69 als ‘formula reprehensionis cum admiratione coniunctae: Was soll das? Wo denkst du hin?’ Kiessling-Heinze verklaart: ‘häufig als Antwort auf ein unverständiges Verlangen’ en vertaalt (Hor. Sat. 2, 6, 29) ‘was fällt dir denn ein?’ Orellius Hor. Epod. 17, 1, ‘quid insanis, satin sana es?’ En terecht, wanneer we zien dat Terentius in zijn Heautontimorumenos Menander's δαιμονς (Com. Gr. F. IV 110) door quid vis tibi vertaalt. De Romeinen voegen dan ook soms insane er bij, zooals Cicero de Orat. 2, 67, 269, Propertius 1, 5, 3, Horatius Sat. 2, 6, 29. Tot Tibert, die Curtois, wanneer deze een aanklacht tegen den vos inbrengt, in de rede valt met de woorden: ‘laat hij ophouden met klagen!’ (desinat queri), zegt dus Pancetus: ‘Zwijg jij. Wat bezielt je? Moet Curtois met klagen ophouden?’ Het schijnt mij toe dat bij deze vertaling de gezonde rede niet tegen de overgeleverde lezing in opstand behoeft te komen, en dus Tace kan gehandhaafd.
Rotterdam. j. van der valk. |
|