Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 30
(1911)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 283]
| |||||
Hackemans ghesinneken.In de ‘Apologia ... Caspari Coolhaessen, Dienaer des goddelijcken Woorts tot Leyden ... ghestelt in forme eens Dialogi vā twee personen. Ghedruct int Jaer MDLXXX (z. pl. en n.v.d. dr.)Ga naar voetnoot1) zegt (fol 9r) Caspar tot Theophilus: Moghelick dit doet heromnes, hackemans ghesinneken, ick en meene doch niet dat deghelijcke ende gheloofweerdighe personen dit segghen? Waarop Theophilus antwoordt: Heromnes ende hackemans ghesinneken? Ja ick segghe u inder waerheyt dat het geseyt wort van velen, den welcken kercken, steden, jac oock landen vertrout worden enz. De betekenis van de uitdrukking ‘hackemans ghesinneken’ in één adem genoemd met ‘heromnes’ kan niet twijfelachtig zijn: blijkbaar is hier ‘Jan Alleman’ bedoeld. Maar de vorm geeft moeite. Tevergeefs zocht ik hackeman in 't Wdb. d. Nederl. Taal, tevergeefs ook in 't Mnl. Wdb., bij Kiliaen en bij Oudemans. Ook 't D. Wtb. en Schiller-Lübben gaven geen uitkomst. Dus was mijn eerste gedachte: 'n verbastering van ‘hak en mak’, ‘hak en zijn gemak’, ‘hakmak’ of iets dergelijks, over al welke samenstellingen de genoemde woordenboeken uitvoerig genoeg inlichtingen geven. Twee omstandigheden echter pleitten tegen 'n zo maar klakkeloos aannemen van 'n verbastering uit of 'n verschrijving van hak en mak.
| |||||
[pagina 284]
| |||||
Is deze veronderstelling juist dan is tegelijk 't woord haeggheman, waarmee 't Nederl. Wdb. (i.v. haagman) en Oudemans (Wdb. op Bredero) geen raad wisten, verklaard. Want dat hak en zijn gemak, d.w.z. Jan en Alleman ongeveer dezelfde betekenis heeft als hackeman, in 't eerste lid van welk laatste woord ik de i.v. hac in 't Mnl. Wdb. opgegeven betekenis: ‘kleinhandelaar’ zie, ‘koopman in 't klein, tot de kleine luyden behorend’ (en dan bij uitbreiding misschien: ‘bedelaar, klootjesvolk’?), lijdt m.i. geen twijfel. Maar, nu toch eenmaal bezig met deze uitdrukkingen, kan ik tegelijkertijd 'n bezwaar doen horen tegen de verklaring van 't woord hakmak in 't Nederl. Wdb. Daar wordt gezegd dat 't 'n gewestelik (Gronings) woord is voor: ‘mengelmoes’, of liever nog: ‘rommelzo’; in toepassing op 'n verzameling van personen: ‘schorriemorrie, gespuis’. ‘Verg’. (gaat 't Wdb. voort) ‘daarnevens nhd. hack und mack, ndl. hak en mak, hak en zijn gemak, die het waarschijnlijk maken dat hakmak, hakkemak uit hak-en-mak is ontstaan of vervormd.’ Of nu hakmak uit hak en mak ontstaan is, of dat 't omgekeerde 't geval is, durf ik niet uit te maken. Maar dat doet er ook weinig toe. Mèt 't Woordenboek geloof ik dat we hier bij één van de beide uitdrukkingen met 'n vervorming te doen hebben. Maar niet geloof ik met 't Woordenboek (V, 1538) dat mak in de uitdr. hak en mak, oorspronkelik tenminste, ‘maat, gezel, kameraad’ betekent, en stellig betekent 't dat niet in de uitdrukking hakmak. De omstandigheid dat dit laatste 'n gewestelik, meer in 't biezonder 'n Gronings woord is wijst al | |||||
[pagina 285]
| |||||
vanzelf in de richting van 't Nederduits. En nu vinden we bij Lübben 2, 171: ‘Hack(e), gehacktes, fricassee. Mit mack verbunden (hack unde mack, hackemack) bezeichnet es allerlei durcbeinander geworfenes und gemengtesGa naar voetnoot1) wertloses Gerät, und. bildlich: niedriger Pöbel, hackmack, fegesack, pöbel.’ In gelijke zin laat zich 't D. Wtb. uit (4, II, 102), dat bovendien met 't oog op dat ‘gemengtes’ - want daar komt 't op aan - nog dit zegt (4, II 98): ‘mack und mengen stehen hinsichtlich ihres consonanten verhältnisses zu einander ... wie das düringische fackeball zu sonstigem fangeball’ enz. Nemen we deze verklaringen - en dat ligt m.i. voor de hand - als juist aan, dan rest nog de vraag: hoe is men dan gekomen aan de uitdrukking hak en zijn gemak?’ En 't antwoord luidt: waarschijnlik is dat gezegde wel ontstaan uit de uitdrukking hak en mak, waarin ecbter de betekenis van mak niet meer begrepen werd, en vervolgens onder invloed van 't wèl begrepen ‘ghesinneken’ in de uitdr. hackemans ghesinneken, vervormd tot z'n tegenwoordige gedaante. Samenvattend hebben we dus twee oorspronkelik naast elkaar staande, maar later vervormde en geheel door en voor elkaar gebruikte uitdrukkingen van nagenoeg dezelfde betekenis, maar van etymologies verschillende oorsprong:
Haarlem. j.a. vor der hake. |
|