Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 30
(1911)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 274]
| |
Maerlant's epitaphium.Prof. J.W. Muller deelde op blz. 280 van het 28ste deel van dit Tijdschrift een nieuwen tekst mede van Jacob van Maerlant's grafschrift uit handschrift no. 1288 der Stedelijke Boekerij te Trier. Zijn omstelling echter in den tweeden regel: gnarus rethor astuque disertus acht ik niet juist en bij zijne explicatie van omen (fatum?) in den laatsten regel kan ik mij niet neerleggen. Terecht geeft hij in den tweeden regel aan de lezing van B1 en B2 homines de voorkeurGa naar voetnoot1) en merkt op dat ook dan nog het metrum corrupt is: Trans homines gnarus astu rethorque disertus.
Daar evenwel gnarus (kundig) en astu (hier: ervaring, kennis) bijeenhooren, evenals rethor (redenaar) en disertus (welsprekend), en het leoninisch rijm de omzetting: astu gnarus verbiedt, lijkt me de juiste lezing te zijn: Trans homines gnarusque astu rethorque disertus.
Er zal wel geschreven zijn gnarusq. in de bekende afkorting. Grooter moeielijkheid levert de beteekenis der beide laatste versregels: Huic miserere deus cuius sextus iubilaeus
Post summum nomen numeri proch absciditGa naar voetnoot2) omen.
Het feit dat nog geen afdoende verklaring dezer verzen gevonden is, (immers omen beteekent nooit fatum), geeft mij de vrijmoedigheid mee te deelen hoe ik meen dit raadsel te moeten oplossen. Het woord omen kan geen zin hebben in dit verband zonder een bepaling. Een deel van de genitief-bepaling bij omen zie ik in het woordje cuius; het andere deel schuilt in numeri, waarvoor in handschrift S staat muneri. Deze laatste | |
[pagina 275]
| |
vorm past noch in de maat, noch in den samenhang, maar ontdekt den weg der corruptie. Ik meen dat er gestaan heeft: Huic - miserere deus! - cuius sextus iubilaeus
Post summum nomen proch muneris abscidit omen!
‘Het vooruitzicht van welk een (groot) geschenk heeft - God erbarm! - het zesde jubeljaar na het grootste telwoordGa naar voetnoot1) (dus het jaar 1300) voor hem afgesneden, hem ontnomen!’ Onder dat groote geschenk is de algeheele aflaat te verstaan ter gelegenheid van het jubeljaar. Maerlant stierf vóór hij gelegenheid had dezen algeheelen aflaat te verwerven door 15 dagen achtereen de kerken van Petrus en Paulus te bezoeken. Het epitaphium in zijn geheel, met de door mij aangebrachte wijzigingen, is dus, naar de keuze uit de beste lezingen: Hic recubat Jacobus a Merlant ingeniosus,
Trans homines gnarusque astu rethorque disertus,
Quem laus dictandi rigmos prouerbia fandi
Transalpinavit famaque perhenne beavit.
Huic - miserere deus! - cuius sextus iubilaeus
Post summum nomen proch muneris abscidit omen!
De dood, die Maerlant belette over de Alpen zijn aflaat te halen, als weemoedige tegenstelling met zijn roem die hem ‘transalpinavit’!
Rotterdam. j. van der valk. |
|