Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 30
(1911)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 271]
| |
Lakmoes.De oorsprong van het woord lakmoes, den naam van zekere blauwe verfstoffen, is onbekend. Wel zijn in verschillende etymologische en andere woordenboeken gissingen daaromtrent geuit; maar de argumenten waardoor die gissingen aannemelijk gemaakt moeten worden ontbreken daarbij, ofwel ze zijn in hoofdzaak onjuist. Zelf heb ik mij in het Wdb. der Nederl. Taal (Dl. VIII, 943) niet beslist over den oorsprong uitgelaten; ik wil echter niet nalaten in dit tijdschrift te zeggen hoe ik mij de zaak voorstel: een onderzoek naar de bereidingswijzen van lakmoes heeft bij mij de meening gevestigd dat Verdams gissing omtrent den oorsprong van het woord (Mnl. Wdb. IV, 356) juist is. Dat lakmoes een oorspronkelijk nederlandsch woord is, mag wel als vaststaand gelden; in de anderen talen die het kennen, het Duitsch, Engelsch (litmus), Deensch, komt het eerst veel later voor dan bij ons, en algemeen neemt men dan ook aan dat zij het rechtstreeks of middellijk aan het Ndl. ontleend hebbenGa naar voetnoot1). De oorspronkelijke ndl. vorm is echter niet lak-, maar lek-, leekmoesGa naar voetnoot2): lakmoes komt eerst na de ME voor, in 't Westvlaamsch luidt 't woord tegenwoordig nog lekmoes. Er zijn twee soorten van lakmoes. De eerste wordt voornamelijk in Zuid-Frankrijk bereid uit het sap van een daar inheemsche plant, de maurelle of tournesol, Croton tinctorium L. (Crozophora tinctoria Jvss.). De bruikbare deelen van deze plant worden fijngemalen en uit de zoo ontstane pap wordt het sap | |
[pagina 272]
| |
geperst; met dat sap worden lappen gedrenkt, die na een zekere bewerking te hebben ondergaan een blauwe tint aannemen. De kleurstof uit die lappen geeft aan verschillende artikelen een roode kleur: men bezigt ze voor het kleuren van likeuren, blanketsel en de korst van kazen. De tweede soort van lakmoes wordt hoofdzakelijk hier te lande bereid uit zekere korstmossen, vooral uit Roccella tinctoria L. dat van de Canarische eilanden en elders wordt aangevoerd. Dit mos wordt tot poeder gemalen en met urine vermengd; als men de zoo gevormde brijachtige massa eenigen tijd laat rotten, verkrijgt men een roode verfstof, de orseille. Laat men het gistingsproces, onder bijvoeging van kalk en potasch, langer voortduren, dan ontstaat een blauwe pap; men mengt hier krijt en gips doorheen, stort ze op haarzeven om uit te lekken, en wanneer ze dan wat vaster geworden is, geeft men er den vorm van vierzijdig-prismatische stukjes aan, die gedroogd en als ‘lakmoes’ in den handel gebracht worden. Dat de beide genoemde verfstoffen, bij welker fabricage een pap of moes wordt bereid waaruit men het vocht laat uitdruipen of lekken, leken, gevoegelijk met den naam lek- of leekmoes bestempeld kunnen zijn, zal wel niet onaannemelijk lijken; mogelijk is 't ook dat eerst een van beide dien naam heeft ontvangen en later de andere, die veel overeenkomst had met het reeds bekende lakmoes, evenzoo genoemd is. Vanwaar nu de vorm lakmoes? Het antwoord kan niet twijfelachtig zijn: men heeft er verband in gebracht met het znw. lak. Moeten we daarbij denken aan de bet. ‘gedeeltelijk uit organische stoffen bereide verfstof’ die lak heeft?Ga naar voetnoot1) Ik geloof het niet: daarvoor zou meer kennis van de bereidingswijze vereischt worden dan men bij een volksetymologische vervorming mag onderstellen! Uiterlijke overeenkomst zal hier toch wel de aanleiding geweest zijn, en die is er in het genoemde geval niet. Ook lak in den zin van ‘vernis’ kan hier bezwaarlijk | |
[pagina 273]
| |
gewerkt hebben: dat lak is glimmend, lakmoes echter glimt nietGa naar voetnoot1). Men zal dan ook moeten denken aan de eerste beteekenis van lak, nl. ‘de harsachtige stof die van zekere indische ficus-soorten afkomstig is’, of aan die van ‘de uit genoemde stof getrokken roode verfstof’. Deze beteekenissen waren hier te lande al in de 16de eeuw bekend: beide komen bij Kiliaan voor. Het door prof. Verdam geopperde bezwaar dat de kleur van dat lak niet blauw is maar rood, is meen ik niet overwegend: we zagen reeds dat met de eerstgenoemde soort van lakmoes verschillende stoffen rood worden geverfd, en bekend is het dat het uit korstmos bereide lakmoes zelfs bij de geringste toevoeging van vrije zuren een roode kleur aanneeemt.
Leiden, Maart 1911. j. heinsius. |
|