Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 30
(1911)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 137]
| |
Hollando-Russica.XVI. Aanvullingen op ‘De Hollandsche Zeeen Scheepstermen in het Russisch.’Von, parusok-ot bělěet... Dolžno kupec... Sedert het verschijnen in Februari 1909 van mijn boek over de Hollandsche zee- en scheepstermen in het Russisch (Verhand. der K.A.v.W. te Amsterdam, Afd. Letterk., N. Reeks, Dl. X, No. 2) heb ik gelegenheid gehad een paar werken te raadplegen, die mij in staat hebben gesteld tot het geven van | |
[pagina 138]
| |
eenige aanvullingen. Voor het grootste gedeelte zijn het aanvullingen op in het genoemde werk (in 't vervolg geciteerd: Zeet.) voorkomende artikels, terwijl men een enkele maal ook een nieuw artikel zal aantreffen (nl. Bombardier, Schraper, Schroef, Standaard). Allereerst heb ik hier gebruik kunnen maken van het vierde en laatste deel van Dal' in den derden, verbeterden en veel vermeerderden druk, die in den loop van het jaar 1909 is uitgekomen; in mijn Zeet. moest ik mij voor dit deel met den eersten druk van 1865 vergenoegen. Over de waarde van dit groote woordenboek voor ons onderzoek is Zeet., blz. 6 gehandeld: ook in dit laatste deel heerscht bij de woordverklaring en afleiding van vele zee- en scheepstermen een dergelijke verwarring tusschen Duitsch, Hollandsch en Engelsch als in de voorgaande; daartegenover staat de vermeerdering van den woordenschat, ook op dit gebied, waaronder weer eenige merkwaardige dialektische afwijkingen in vorm of beteekenis geboekt zijn. Een aantal aanvullingen zijn verder uit een verzameling schetsen en verhalen van het Russische zeemansleven door K.M. Stanjukovič, getiteld: Morskie Razskazy (Verhalen van het zeeleven, Marineverhalen). Geboren in 1843 te Sebastopol uit een geslacht van zeelieden (zijn vader was bij het uitbreken van den Krimoorlog militair goeverneur en commandant van de haven van Sebastopol met den rang van vice-admiraal), ging hij in 1857 in het corps adelborsten te St. Petersburg, terwijl hij van 1860-1864 op de Russische vloot diende en als zoodanig groote zeereizen meemaakte, voornamelijk in de wateren van Oost-Azië en den Stillen Oceaan. Daarna verliet hij den dienst met den rang van luitenant en wijdde zich van toen af hoofdzakelijk aan de letterkunde, maar tot aan zijn dood in 1903 toe is hij voortdurend met Russische zeelieden in aanraking gebleven. Zoowel aan dien omgang als aan zijn eigen rijke zeemanservaring heeft hij de stof ontleend voor het meest geslaagde gedeelte van zijn talrijke belletristische geschriften: zijn Marineverhalen, waarvan hij de beste van 1890 | |
[pagina 139]
| |
tot 1903 publiceerde. In de jaren omstreeks 1860 begonnen bij de Russische marine de stoomschepen de zeilschepen meer en meer te verdringen en zoo vindt men bij Stanjukovič naast de oude rijke terminologie van de zeilschepen, op de kennis waarvan de matrozen trotsch zijn, het arme, immers zonder zeilen en tuigage, lijstje van desbetreffende termen der nieuwerwetsche pantserschepen. En niet alleen in dit opzicht waren de jaren na 1860 een overgangstijdperk voor de Russische marine! Van veel belang voor ons is het, dat de schrijver met zijn echt Russische liefde voor de vernederden en eenvoudigen dezer wereld, zijn matrozen en bootslieden heel vaak sprekend invoert, waardoor wij met menige verbastering van een in het Russisch overgegaan Holl. woord in den Russischen matrozenmond kennis maken. De uitgave, die ik gebruikte, is de tweede uitgave van de volledige verzameling der werken van K.M. Stanjukovič als bijlage bij het bekende Russ. tijdschrift Niva uitgekomen te St. Petersburg in 1906 en volgende jaren. De Morskie Razskazy vormen daarin de deelen I en IV (Geciteerd: St. I en St. IV). Heb ik in mijn Zeet. hier en daar een aanhaling gegeven uit werken uit den tijd van Peter den Groote en op zijn last vervaardigd, in handschrift (Lexicon van nieuwe woorden van Peter den Groote) of gedrukt (Zeereglement van 1720), wanneer het niet van belang ontbloot scheen een ouderen, oorspronkelijken, geheel met het Holl. overeenstemmenden vorm van een thans min of meer verbasterden Russ. term te citeeren, ook hier heb ik dit een enkele maal gedaan. In de zoo grootsch opgezette en naar het schijnt voorloopig gestaakte uitgave der Brieven en Papieren van Keizer Peter den Groote (Pis'ma i Bumagi Imperatora Petra Velikago), waarvan het eerste deel, bevattende de jaren 1688-1701, te St. Petersburg in 1887, het tweede deel, loopende over de jaren 1702-1703, aldaar in 1889 verscheen, en waarin tal van Hollandsche leenwoorden voorkomen, staat op blz. 234-236 van het eerste deel een Hollandsch-Engelsche lijst van benamingen van scheeps- | |
[pagina 140]
| |
deelen, gevolgd op blz. 236-237 door een dergelijke Engelsch-Hollandsche lijst. De origineelen zijn door Peter in de jaren 1697-1698 geschreven met Russische karakters en blijkbaar naar de uitspraak der woorden. Wanneer ik nu en dan van deze lijsten of van andere plaatsen in genoemd werk gebruik heb gemaakt, verwijs ik er naar met de verkorting P.i.B.
Admiraliteit. Aan het slot van dit artikel heb ik als volgt melding gemaakt van het Russ. woord admiraltéjc of admiraltéts: ‘Een merkwaardig woord is het bij V. en A. voorkomende admiraltéjc of admiraltéts als benaming voor een ambt onder Peter den Groote: zoo heette nl. de hoofdambtenaar, die het oppertoezicht had over den bouw van oorlogsschepen; de eerste, die deze betrekking bekleedde, was Apraxin (18 Febr. 1700). Is dit woord uit Holl. admiraliteits-?’ De juistheid van deze voor de hand liggende gissing, nl. dat men hier te doen heeft met het eerste lid van een samenstelling, waarvan de Russen het tweede lid weg lieten, omdat deze verkorting hun blijkbaar gemakkelijker was dan de volledige vreemde vorm, wordt bewezen door wat men vindt boven de brieven van Peter den Groote aan genoemden Fedor Matvěevič Apraxin uit de jaren 1700-1703. Boven den eersten brief die hier in aanmerking komt (van 27 Juni 1700), voorkomend in de P.i.B., staan met Latijnsche letters de Holl. woordenGa naar voetnoot1): Min Her Admiralteic Her. In de volgende brieven luidt de aanhef steeds: Min Her Admiraliteic Her. In één brief (van 29 Juli 1703) treft men de verkorting: Min Her Admiraliteic aan, die overeenkomt met het opschrift boven een brief van 2 Maart 1700 aan admiraal Fedor Aleksěevič Golovin, dien Peter aanspreekt met de Holl. woorden: Min Her Admiral en erst Admiraliteic (d.i. eerste admiraliteitsheer). Russ. admiraltéjc of | |
[pagina 141]
| |
admiraltéts gaat dus terug op Holl. admiraliteitsheer, waarover Winschooten, Seeman, blz. 4: Admiraliteitsheer, opper Bewindhebber oover 's Lands Seesaaken. Komen bovengenoemde termen Admiralteic Her, Admiraliteic Her, Admiraliteic voor in de Holl. opschriften boven Peter's brieven, ook in den Russischen tekst treft men ze aan, b.v. P.i.B. II, 93: Ot nas poěchal k vam gespodin admiraliteic ger (Van ons is tot U gekomen de heer admiraliteitsheer), vgl. nog de instructie van Peter aan Apraxin van Jan. 1702 (P.i.B. II, 1), waarboven staat: Gospodinu admiraliteicu memorial (Memoriaal voor den heer admiraliteitsheer).
Bak (4). Als laatste woord in dit artikel heb ik uit het Russische woordenboek der Akademie een subst. bak geciteerd met de beteekenis van waterreservoir (vodoemnyj pribor, rezervuar v vidě jaščika). Bij St. IV, 414 vindt men het diminutivum hiervan, nl. baček, in den volgenden zin: Okunek formennyj! prošeptal Zacharyč, snimaja s krjučka trepychavšujusja rybu i brosaja ee v baček s vodoj (Een formeele baars! fluisterde Zacharyč, terwijl hij den spartelenden visch van het haakje nam en hem in het bakje met water wierp). Ten slotte voeg ik hier bij, dat in een woordenboek van het dialekt van het district en de stad Kašin in het goevernement Twer' (Sbornik der afdeeling van Russische taal en letterkunde der K.A.v.W., deel 70, no. 5: Kašinskij Slovar' door I.T. Smirnov, blz. 4, St. Petersburg, 1901) voorkomt een woord bak met deze verklaring: bol'šoj derevjannyj čan (groote houten tobbe).
Bakstag. Russ. bákštag beteekent behalve bakstag ook: bakstagswind, naar aanleiding waarvan ik Zeet., blz. 26 in een noot de vraag stelde: ‘Heeft er in het Holl. misschien een afkorting bakstag, bakstags, waaraan Russ. bákštag ontleend zou kunnen zijn, naast bakstagswind bestaan, zooals voor topzeilswind ook topzeils voorkomt? Vgl. voor dit laatste: Journ. v. Wassenaer Obdam, 27 Oct. 1659: smorgens de wind z. ten westen, woey een stijff topseyls’. Ik kan hier een plaats aan toevoegen, | |
[pagina 142]
| |
waar voor topzeilswind niet topzeils, maar topzeil voorkomt, waardoor de mogelijkheid, dat er een Holl. bakstag = bakstagswind bestaan heeft (of nog bestaat?) grooter wordt. In de Waerachtighe Beschrijvinghe van drie seylagien ... deur Gerrit de Veer (Amsterdam, 1598) leest men fol. 16b: Den 24 (sc. Mey 1596) creghen wy een goeden windt ❘ ende ghingen n.o. aen ❘ totten 29 toe. Doen werdet in de windt ende waeyde een Topseijl uyten n.o.
Balk. Terwijl in het Lexicon van nieuwe woorden van Peter den Groote het woord balka staat zonder verklaring, vindt men in het eerste deel der P.i.B. op de lijst der benamingen van scheepsdeelen op blz. 235 (Holl.-Eng. lijst) steeds den vorm balak gebezigd, die ook in het Zeereglement en andere werken van dien tijd voorkomt. B.v. gekbalak - trensom; under dek balak - gondek beem; boven dek balak - opordek beem; krambalak - kegetGa naar voetnoot1). Vgl. dit balak met den thans nog in Archangel voortlevenden vorm baláka.
Barkas. Het van Russ. barkás (ook barkáz) uit Holl. barkas afgeleide adj. barkásnyj beteekent gesubstantiveerd: een der matrozen belast met het roeien van de barkas. Zoo kommandeert bij St. I, 553 de bootsman: Barkasnye na barkas!
Bombardier. Het Ned. Wdb. heeft: ‘Bombardier. Uit fr. bombardier. Oorspronkelijk een artillerist, uitsluitend bestemd tot bediening der mortieren; later zekere graad in de artillerie, gelijkstaande met dien van sergeant bij de infanterie’. Op Holl. bombardier gaat Russ. bombardír terug. Immers het Hgd., waaruit sommige woordenboeken het willen verklaren, heeft bombardierer; nog minder juist vindt men in het woordenboek der Akademie, dat het uit Fr. bombardier is. Bovendien treft | |
[pagina 143]
| |
men in de Brieven en Papieren van Peter den Groote meer dan eens een woord bombardir-šchip of šchip-bombardir aan, dat natuurlijk Holl. bombardeerschip is, zie bv. Cornelis de Bruin, Reizen over Moskovie, enz. blz. 61a: ‘Te Asof zyn mede 18 Oorlogschepen, een Bombardeerschip en een Jagt’. Het Ned. Wdb. verwijst op Bombardeerschip naar Bombarder, dat aldus omschreven wordt: ‘Schip, dat op eene bepaald daartoe ingerichte bedding in het ruim een paar mortieren voert en bestemd is om een havenmond te verdedigen; ook bombardeerschip geheeten’. De bedoelde plaatsen in Peter's papieren zijn: I, 325: 3 bombardir-šchip, kaznoju Troickago monastyrja stroennye,.... (3 bombardeerschepen, op kosten van het klooster der H. Drieëenheid gebouwd, ....); I, 326: 3 šich(sic!)-bombardira ..., chotja čerez neiskustvo mastera nedobroju proporeieju sdělany, kak onye byvajut, odnakož po nuždě upotrebljat' ich vozmožno .... (3 bombardeerschepen, ofschoon door de onkunde des meesters niet volgens de juiste verhouding gemaakt, gelijk zij gewoonlijk zijn, kan men ze echter door den nood gebruiken ...); II, 1: Gotovoj šchipbombardir provodit' na Don-že (Het bombardeerschip, dat gereed is, eveneens op den Don te brengen). De genoemde woorden zijn al heel gauw in onbruik geraakt en vervangen door het Russ. bombardírskij korabl', waarin bombardírskij een adj. is, afgeleid van bombardír. Na het bovenstaande is het volstrekt niet onmogelijk, maar zeer waarschijnlijk, dat ook het ww. bombardírovát' met zijn afleidingen bombardirovánie en bombardiróvka oorspronkelijk rechtstreeks teruggaat op Holl. bombardeeren en niet, zooals men meestal in de woordenboeken vindt, op Hgd. bombardieren of Fr. bombarder.
Bramzeil. Het bij Russ. brámsel' uit Holl. bramzeil behoorende adj. brámsel'nyj beteekent gesubstantiveerd: matroos, die de bramzeilen (of zooals Holl. zeelui zeggen: de bramsels) moet aanslaan. Aldus vindt men dit woord gebruikt en verklaard bij St. I, 244, vgl. ook IV, 212. | |
[pagina 144]
| |
Brandspuit. Naast Russ. brandspójt komt ook branspojt voor. Jal in zijn Glossaire Nautique vermeldt dezen vorm, die door vier plaatsen bij St. tegenover één met brandspojt (IV, 192) bevestigd wordt. De bedoelde plaatsen zijn: I, 30: okačivali zatěm vse obil'nymi strujami vody iz branspojtov (zij overgoten daarna alles met overvloedige stralen water uit de brandspuiten); I, 263: kapitan i oficery otkupilis' ot udovol'-stvija byt' okačennymi širokoj struej požarnago branspojta bočkoj roma (de kapitein en de officieren kochten zich vrij van het genoegen te worden begoten met een breeden straal van de brandspuit door een vat rum); I, 264: načalos' okačivanie iz branspojta (de begieting met de brandspuit nam een aanvang); IV, 217: terpělivo vynosil okačivinie iz branspojta (geduldig verdroeg hij de begieting met de brandspuit).
Draaien. Het merkwaardigste compositum, wat zijn beteekenissen aangaat, van Russ. dráit' uit Holl. draaien is ongetwijfeld het ww. zadráit', dat ten slotte is gaan beteekenen: stijf dicht sluiten of waterdicht sluiten. In mijn Zeet. citeerde ik naar het woordenboek der Akademie een regel uit het Novoje Vremja van 1897, waar sprake is van de waterdicht gesloten schotten op een schip, luidende: vodonepronicaemyja pereborki byli zadraeny (de waterdichte schotten waren stijf dicht gesloten). Verder geeft het woordenboek der Akademie het ww. ook van het waterdicht sluiten der patrijspoorten (illjuminatory). Een bewijsplaats hiervoor vond ik bij St. I, 230: V polusvětě kajuty, illjuminator kotoroj, naglucho zadraennyj, to pogružalsja v pěnistuju vodu okeana, to vychodil iz neja .... (In het halflicht van de kajuit, waarvan de patrijspoort, waterdicht gesloten, nu eens onderdook in het schuimende water van den oceaan, dan weer daaruit te voorschijn kwam ....); tusschen haakjes staat achter dit zadraennyj de verklaring: zakrytyj (gesloten). Als derde geval kan ik hier uit St. een paar voorbeelden bijvoegen, waar zadráit' gezegd wordt van het waterdicht sluiten van de luiken op een schip in geval van storm: I, 566: zadra- | |
[pagina 145]
| |
ivši ljuki (na de luiken stevig dicht gesloten te hebben); IV, 196: ljuki, izvěstnoe dělo, zadraeny naglucho (de luiken waren natuurlijk waterdicht gesloten); IV, 214: snova byli otkryty zadraennye naglucho ljuki (opnieuw waren de waterdicht gesloten luiken geopend).
Drijven. Als tweede beteekenis van Russ. dréjfovát' uit Holl. drijven gaf ik: ‘drijven op zijn ankers, wanneer deze door den sterken wind of stroom niet houden en het schip dientengevolge in de richting van wind of stroom voortgedreven wordt, chasser sur ses ancres, labourer le fond avec ses aucres.’ Ik voegde er bij: ‘in dit geval bezigen de Russen het ww. onpersoonlijk: korábl' podrejfoválo, drejfúet.’ Zoo komt het inderdaad vaak voor: als voorbeeld citeer ik een plaats uit St. IV, blz. 374: korvet stalo drejfovat' na trech jakorjach k beregu i podrejfovalo sažen šest'desjat (het korvet begon op drie ankers naar den vasten wal te drijven en dreef voort zestig vadem). Daarentegen wordt op blz. 371 precies dezelfde gebeurtenis beschreven met de woorden: korvet Pilad drejfoval k beregu (het korvet Pylades dreef naar den vasten wal). Naast het onpersoonlijke gebruik staat dus ook het persoonlijke, vgl. ook Dal' in deze beteekenis: on ili ego drejfuet, terwijl het woordenboek der Akademie slechts het onpersoonlijke kent.
Enterbijl. Naast de drie genoemde vormen íntrepél', intrepl', entrépel', van welke de eerste het meest voorkomt, is blijkbaar nog een vierde, nl. intripel', gebruikelijk, dien men bij St. aantreft. Ald. IV, 39 in het verhaal van een oproer van het scheepsvolk aan boord, zegt de kapitein: Menja čut' ne ubili intripelem (Mij sloegen zij bijna dood met een enterbijl). In de noot wordt dit intripel' verklaard door: abordažnyj topor (enterbijl). Een tweede plaats vindt men IV, 372, waar de vernielende kracht van de Bora in den winter in de bocht van Novorossijsk wordt beschreven en waar in Jan. 1848 de bemanning van den tender ‘Struja’ dezen te vergeefs het zinken | |
[pagina 146]
| |
had trachten te beletten door de zware ijsklompen van masten en touwwerk te houwen:... izlomannye topory, intripeli i drugoe abordažnoe oružie svidětel'stvovali, s kakim usiliem otčajanija matrosy obrubali led... (... de gebroken bijlen, enterbijlen en andere enterwapenen getuigden, met welk een inspanning der vertwijfeling de matrozen het ijs hadden behouwen ...).
Fout. Wanneer Russ. fáut (loup; defect, imperfection in timber) aan Holl. fout (gebrek in het hout), wat zeer waarschijnlijk is (Zeet., blz. 63), is ontleend, dan is dit zeker ook het geval met het in den nieuwsten druk van Dal' voorkomende fáut, dat in ver van elkaar verwijderde streken van Rusland (Cherson, Simbirsk) gebruikelijk is voor: chudšij sort breven, kotoryja kladut vniz plota (de slechtste soort balken, die men onder aan een vlot legt).
Gording. Bij St. I, 284 treft men een eigenaardig diminutivum aan van Russ. górden' uit Holl. gording (touw, dienende om de zeilen te bergen), nl. gordeśók, in den volgenden zin: ... p'januju matroznju, rovno baranov, s barkasa podnimajut na gordeškě (... het dronken matrozenvolk halen ze, als rammen, op uit de barkas aan een gordinkje). Dit gordešók, in de beteekenis van een touw, waarmee men iets ophaalt, kent ook Vachtin, die in zijn zeemanswoordenboek vermeldt: gordešók podemnyj, lève-nez, naveline, d.i. ophaler van den rakketros.
Helling. In den derden druk van Dal' ontbreekt Russ. éling niet, zooals dat in de vorige drukken het geval is, en wordt daar ook élling gespeld. Terecht staat bij den vermoeden Eng. oorsprong van het woord een vraagteeken: Russ. éling, élling is Holl. helling. In werken uit den tijd van Peter den Groote vindt men ook elenk, bv. Sborn. Russk. Ist. obšč., II, 413: V tom městě budet zdělan dlja taskanija sudov elenk. | |
[pagina 147]
| |
(Op die plaats zal voor het van stapel loopen van schepen een helling gemaakt worden).
Kardeel (2). In het woordenboek van Dal' staat een woord gordélja opgeteekend, dat op de Wolga gebruikelijk is met de beteekenis: parus na rasšivě (zeil op een Wolgabark). Onder de touwen, waarmee het bestuurd wordt, noemt D. in de eerste plaats gordéli, er bij voegende, dat deze op de Wolga bekende gordéli overeenkomen met wat men op Russ. zeevaartuigen topenanty noemt, m.a.w. de gordéli zijn een soort van toppenanten. De plur. gordéli is niet te scheiden van de op Russ. zeilvaartuigen algemeen gebezigde gardéli, sing. gardél', uit Holl. kardeel, waarover Zeet., blz. 91. Er heeft een kleine overgang van beteekenis plaats gehad, zooals dat meer met Holl. scheepstermen op de Wolga, in Astrachan en op de Kaspische Zee het geval is geweest, z. Zeet. i.v. Bank (1), Loods, Looper, Schijf, Top, vgl. Tijdschr. XXVIII, blz. 213 en XXIX, blz. 249. (Holl. woorden in het Wolgagebied). De overgang van beteekenis is, zooals ik zeide, niet zoo groot: immers toppenanten zoowel als kardeels zijn touwen, die aan de raas dienst doen, al is het dan ook niet geheel denzelfdenGa naar voetnoot1). Van de touwen (gordéli) is de benaming nu verder ook op het geheele zeil (gordélja) overgegaan, op dezelfde manier als Russ. plátan uit den Holl. plur. platen niet de zeilmakershandplaat, maar den lederen riem er aan vast beduidt en evenals in Archangel het woord rym uit Holl. ring ringbout beteekent naar den ring er aan bevestigd, z. Zeet. i.v. Plaat, Ringbout, Rust en Rustlijn.
Kettingpomp. Op de Eng.-Holl. lijst der benamingen van scheepsdeelen in de Brieven en Papieren van Peter den | |
[pagina 148]
| |
Groote (P.i.B., I, 237) leest men: čein pompGa naar voetnoot1) - ketink pump. De tegenwoordige Russ. vorm luidt eenigszins verbasterd, nl. kétenspómpa, z. Zeet. blz. 95.
Kluis. Naast het gewone Russ. kljuz zijn in Archangel de vormen chljus, chljus', chljust in gebruik (Zeet., blz. 101). Evenzoo vermeldde ik den in Vachtin's zeemanswoordenboek voorkomenden vorm chljuzsák naast het gewonere kljuzsák uit Holl. kluiszak. In den nieuwsten druk van Dal' vindt men nu nog een anderen met ch beginnenden vorm, die op de Kaspische Zee voor kljuz in zwang is, nl. chlëz (spr.: chljoz) met de verklaring: dyra v nosu sudna dlja jakornago kanata (gat in den boeg van een vaartuig voor het ankertouw).
Koers. Russische matrozen schijnen het gewone kurs vaak te verbasteren tot kurc. Tweemaal komt het zoo bij St. voor in een matrozenverhaal: ald. I, 315: Eželi, govorit, russkij korab' budet idti etim samym kurcom - popast' emu v centru. (Als, zeit-ie, het Russische schip dienzelfden koers zal gaan - moet het in het centrum (nl. van den orkaan) terecht komen), vgl. IV, 418: kurc vzjali na Cejlon-ostrov (wij zetten koers naar het eiland Ceylon).
Kok. De door Dal' in zijn woordenboek gemaakte onderscheiding tusschen Russ. kok en Russ. povar, waarbij de eerste kok voor de matrozen, de tweede voor de officieren zou zijn, vindt geen bevestiging door hetgeen men bij St. leest. Deze toch heeft het meer dan eens over een oficerskij kok, een officierenkok, nl. 1, 555; IV, 218, 317. De volgens Dal' uitsluitende beteekenis van Russ. kok als scheepskok voor de matrozen is dus blijkbaar te eng genomen.
Kompas. De op dit woord vermelde aan het Hollandsch | |
[pagina 149]
| |
ontleende benamingen der 32 windstreken zijn tevens benaming geworden voor de winden zelf. Uit de plaatsen bij St., die hiervoor als bewijs zouden kunnen dienen, haal ik de volgende aan: I, 566: v glubině otkrytago dlja nord-vesta rejda (in de diepte van de voor den noordwestenwind openliggende reede); IV, 345: Zadul dovol'no svěžij, poputnyj nord-ost (er begon een vrij frissche, gunstige noordoostenwind te waaien); IV, 369: Južněe ona (t.e. bora) slaběet i perechodit v dovol'no svěžij zjujd-ost (Zuidelijker wordt zij (d.i. de Bora) zwakker en gaat over in een vrij frisschen zuidoostenwind).
Kraanbalk. De tien vormen, waarin Holl. kraanbalk in het Russ. voortleeft, nl.: kránbalk, krámbalk, kránbalka, krámbalka, kránbala, krámbala, kránbal, krámbal, krámbol, krámpal (Archangel), moeten nog met één vermeerderd worden uit St., waar een vorm krambola voorkomt. Ald. IV, 351 staat een citaat uit het eerste deel van de Lětopis' krušenij i požarov sudov russkago flota (Jaarboeken van de schipbreuken en branden der vaartuigen van de Russische vloot), dat, in 1855 te St. Petersburg uitgekomen, de beschrijving van 285 schipbreuken in 140 jaar (1713-1853) bevat. De geciteerde plaats is uit het verhaal van de schipbreuk van de ‘Ingermanland’ in het Skagerrak op de Noorweegsche kust in het jaar 1842 en luidt: ot lěvoj kramboly do kolokola.... stolpilos' čelověk do soroka (van den linker kraanbalk tot aan de klok.... hadden zich tot veertig menschen samengepakt). De tweede plaats bij St. (IV, 375), waar men krambola aantreft, eveneens volgens de genoemde Lětopis', staat in de beschrijving van de meer dan 47 uur lange worsteling van den schoener ‘Smělaja’ met de hevige Bora in de bocht van Novorossijsk in Jan. 1848: tot de reddingsmaatregelen, die de bemanning nam tegen de ijsklompen, die het schip dreigden te doen zinken, behoorde ook het over boord werpen der ankers om het schip lichter te maken: Zablagovremenno sbrošeny byli s krambol jakorja (Bijtijds waren van de kraanbalken de ankers geworpen). De ge- | |
[pagina 150]
| |
citeerde woorden kramboly, krambol zijn Gen. Sing. en Plur. bij een Nom. Sing. krambola.
Leider of leier. Bij het vijftal bijzondere beteekenissen van Russ. léer uit Holl. leier, door mij volgens Dal' vermeld en die alle voortvloeien uit de algemeene beteekenis van een: verevka, tugo protjanutaja v kosom ili ležačem položenii (touw, stijf gespannen in schuine of liggende richting), moet nog een zesde gevoegd worden uit St. Ald. IV, 374 is sprake van de redding van schipbreukelingen langs een leier, gespannen van het schip naar den vasten wal: S pomošč'ju protjanutago na bereg leera načali perevozku ekipaža (Met behulp van een naar den vasten wal gespannen leier begon men de bemanning over te brengen).
Nachthuis. Op de Eng.-Holl. lijst der benamingen van scheepsdeelen in het eerste deel der Brieven en Papieren van Peter den Groote (P.i.B., I, 237) staat ook: binikal'Ga naar voetnoot1) - nachtgois. Aan dit nachtgois zijn toegevoegd de woorden: gdě kompasy stojat (d.i. waar de kompassen staan). Tegenwoordig luidt deze uit het Holl. overgenomen Russ. term naktóuz, z. Zeet. i.v. De vorm nachtgois is merkwaardig, omdat hij zoo dicht tot de Holl. volksuitspraak nadert, waar men vaak oi voor ui zegt. Evenzoo vindt men in het Zeereglement van Peter: oitlegger (later: utlégar') uit Holl. uitlegger; oitgalder (later: utgálder') uit Holl. uithaalder; op dezelfde lijst in P.i.B., I, 237 leest men: kro(i)sgouta (later verbasterd tot krjúsóv, krjújsóv) uit Holl. kruishout; ten slotte noem ik nu nog voortlevende vormen als b.v. Russ. bran(d)spojt uit Holl. brandspuit en Russ. toj uit Holl. tui.
Nok. Het van Russ. nok uit Holl. nok (uiteinde van de ra) afgeleide adj. nókovyj beteekent gesubstantiveerd: een matroos, | |
[pagina 151]
| |
die op den nok van de ra dienst doet. Zoo komt het voor bij St. IV, 414, waar een oude bootsman uit zijn verleden verhaalt: Na formarsě služil... nokovym (Op de voormars diende ik... als nokgast).
Onderofficier. Bij St. komen herhaalde malen in plaats van unteroficer (waarin unter- uit Holl. onder is, z. Zeet. i.v. Onder-) de verkortingen untercerGa naar voetnoot1) en unterGa naar voetnoot2) voor. Vgl. hiermee de in Brjansk bekende verkorte benamingen van een onderofficier: undercer en under, waarover Tijdschr. XXIX, blz. 248.
Presenning. Dit woord is in het Russ. geworden tot brezént evenals presenningdoek tot brezendúk. De geheel verouderde achttiende-eeuwsche boekevorm prezénning, prezening, door Peter den Groote direct uit het Holl. overgenomen, is in den mond der Russ. zeelui geworden tot brezént, een der meest gewone en meest verbreide Russ. scheepstermen. Voor de verzachting der p tot b aan het begin van het woord wees ik op een analoog voorbeeld in Russ. bakaút uit Holl. pokhout; in de t op het eind meende ik een dergelijk geval te moeten zien als in Russ. špunt, oudere vorm špont, uit Holl. sponningGa naar voetnoot3) en het thans verouderde fordupel't uit Holl. verdubbeling. Immers daar als hier paragogische t na verlies van -ing en wat in het bijzonder de t paragoge betreft, vgl. nog Russ. legvant uit Holl. leguaan en Russ. špunt, špont, wanneer dit niet op sponning, maar op het kortere spong teruggaatGa naar voetnoot3). Evenwel - het is niet dwingend hier t paragoge aan te nemen: er bestaat nog een andere mogelijkheid: de t kan rechtstreeks door de Russen van de Hollanders zijn overgenomen. Er heeft nl. een Holl. presenting of presending naast presenning bestaan. | |
[pagina 152]
| |
In de Waerachtighe Beschrijvinghe van drie seylagien... deur Gerrit de Veer (Amsterdam, 1598) lezen wij bij het vertrek der mannen van de hut op Nova-Zembla: wy packten der Coopluyden goeden die wy met ons begeerden te nemen ❘ vant beste en waerste goet ❘ ende maeckten daer presentinghen over om van een zee waters beschermt te zijn ❘ alsoo wy die inde open schuyte moesten voeren. (fol. 44b). En iets verder (fol. 46b), wanneer de schepelingen in twee open schuiten langs de kust van Nova-Zembla huiswaarts varen: Den 18 Junij hebben wy onse schuyten wederom gherepareert ende versien ❘ wantse seer gecrenckt ende gerabraeckt waren deur de gheweldighe ysschuwinghen ❘ allen de naeden hebben wy mede moeten versien ende dicht maecken ❘ ende diversche presendinghe legghen ❘ .... Het is daarom geenszins onmogelijk, dat Russ. brezént op een bij de Holl. zeelui gebruikelijken vorm presenting of presending teruggaat: in dat geval zou er alleen verlies van -ing hebben plaats gehad zooals dat ook het geval is met Russ. kabaljar naast kabaljaring uit Holl. kabelaring.
Rondhout. Van Russ. rangóut uit Holl. rondhout is een adj. rangóutnyj afgeleid, dat men vindt bij St. I, 371, waar sprake is van een: polubronenosnyj, rangoutnyj trechmačtovyj krejser (halfgepantserde, rondhoutvoerende driemastkruiser).
Schans. Naast het adj. škánečnyj, behoorende bij het Russ. plur. tant. škáncy uit Holl. schans (halfdek) staat het adj. šchánečnyj. Het woord wordt genoemd in de reisbeschrijving van Gončarev, getiteld: Fregat Pallada, waar sprake is van een šchánečnyj žurnal met de beteekenis: scheepsjournaal. De nieuwste druk van Dal' heeft šchánečnyj opgenomen uit: W. Körner, Ergänzungen und Berichtigungen zu den russischen Wörter-büchern von Dahl und Pawlowski (Archiv für slavische Philologie XI, 40-81).
Schraper. Een schraaper dan is een scharp ijser met een | |
[pagina 153]
| |
houte steel, waar meede het oude teer van de scheepen werd afgeschrabt. Winschooten, Seeman, blz. 239. Russ. šápar, dat Dal' verklaart: konopatka, tupoe širokoe doloto (breeuwijzer, stompe breede beitel). De r van de moeilijke klaukverbinding schr aan het begin van het Holl. woord is in het Russ. verdwenen, een andere verlichting van de Holl. consonantengroep schr in het Russisch vindt meu in het volgende artikel.
Schroef. In Tijdschr. XXIX, blz. 258 behandelde ik dit woord, dat in het Russ. geworden is tot ščurúp. Nu geeft Vachtin in zijn zeemanswoordenboek een woord šurúp, dat ongetwijfeld hetzelfde is, al vertoont de beginklank en ook de beteekenis een klein verschil. Dit šurúp heeft een zeer speciale beteekenis, de verklaring luidt: kol'co u sekstana, v kotoroe vvinčivaetsja astronomičeskaja truba (ring van de sectant, waarin de astronomische kijker wordt geschroefd). Het is duidelijk, dat dit šurúp uit Holl. schroef is, waarbij de ring genoemd is naar den schroef, die er in gedraaid wordt; voorbeelden van dergelijke overgangen van benamingen van het eene voorwerp op een ander, dat er aan bevestigd is of zich in de nabijheid bevindt, zie men boven op Kardeel (2).
Spong of sponning. In Zeet., blz. 193 heb ik gepoogd aan te toonen, dat Russ. špunt in zijn op het zeewezen betrekking hebbende beteekenis aan Holl. spong of sponning is ontleend, waarbij ik wees op een in Jal's Glossaire Nautique staanden vorm špont. Merkwaardig is in dit verband, wat men vindt in het Zeereglement van Peter den Groote, waar op blz. 901 onder de schippersbenoodigdheden genoemd wordt een: špunt šchaf met als Holl. equivalent er naast: spond schaev (sic). Dit laatste is een van de vele verminkte Holl. termen, die in het Zeereglement voorkomen: immers de juiste vorm luidt: sponningschaaf, vgl. Winschooten, Seeman, blz. 280: ... van sponning komt sponningschaaf, sie... W. 185. N. 1.Ga naar voetnoot1). | |
[pagina 154]
| |
Waarschijnlijk is deze door Peter in zijn Zeereglement gedecreteerde vorm de aanleidende oorzaak geweest van het gebruik van Russ. špunt, špont, dat dan op een verminking van Holl. sponning, nl. spond, teruggaat. De t van het Russ. woord zou in dit geval uit het verbasterde Holl. afkomstig zijn en geen latere paragoge in het Russ., zooals ik in mijn Zeet. meende te moeten aannemen. De onverbasterde vorm sponning was in Peter's tijd ook bekend, z. de benamingen van scheepsdeelen in P.i.B., I, 234 (Holl.-Eng. lijst), waar staat: špunog - rabetGa naar voetnoot1), vgl. 236 (Eng.-Holl. lijst): rabitGa naar voetnoot1) - špunink.
Standaard. Van Lennep geeft in zijn Zeemanswoordeboek op dit woord het volgende: ‘Standert of Standaart, vlag eener galei. Koninklijke S - (die van de hoofd of koninklijke galei, breede wimpel, gevoerd door een kapitein, die schepen onder zijn bevelen heeft)’. Russ. štandárt, imperatorskij flag (keizerlijke vlag). Het woord is niet het Duitsche Standarte, zooals Dal' heeft, maar het Holl. standaard. In het Lexicon van nieuwe woorden van Peter den Groote vindt men op blad 21 geschreven: štandart - známja velíkoe (groot vaandel). En in een boekje over de signalen op de vloot, door Peter gedecreteerd (Signaly nadzir. vo floté) leest men op blz. 35Ga naar voetnoot2): Egda Admiral štandart s flagštoka, s kruistenga rospustit' velit.... (Wanneer de admiraal beveelt den standaard te laten waaien van den vlaggestok, van de kruissteng...). Gelijk bekend draagt het jacht van den tegenwoordigen keizer van Rusland den naam Standart; dit is een herinnering aan het eerste schip, dat de vlag van den Russischen tsaar op de Oostzee vertoonde en dat de Standaard heette, vgl. Scheltema, Rusland en de Nederlanden, III, 190: ‘Te Olonets waren de zes fregatten gebouwd, met welke Cruys den aanval der Zweden verijdelde, en onder deze was het fregat: de Standaard, hetwelk het eerst de vlag van | |
[pagina 155]
| |
den Czaar op de Baltische Zee had doen waaijen. Het werd gevoerd door Johan de Lange, een Nederlander, en een schoonzoon van den Vice-admiraal Cruys’Ga naar voetnoot1).
Storm. In mijn Zeet. gaf ik als afleiding van Russ. štorm uit Holl. storm: het adj. štormovój, b.v. in de benamingen der stormzeilen: Russ. štormovój fok, de stormfok; štormorój grot, het stormgrootzeil; štormovája bizán', de stormbezaan; verder in: štormovój gáfel', de stormgaffel. Een tweede afleiding ald. vermeld is het ww. štormovát', op zee een storm doorstaan, inzonderheid als men onder zeil ligt. Beide afleidingen komen meermalen bij St. voor: štormovój, behalve in de benamingen der stormzeilen ook zoodanig, dat men het in het Holl. vertalen kan door: stormachtig. Zoo b.v. I, 323: štormovája scena, een stormachtige scène; I, 386: štormovája vachta, een stormachtige wacht; IV, 178: poslě... štormových dnej, na... stormachtige dagen; ook het ‘stormachtig’ op den barometer is Russ. štormovój, vgl. St. IV, 449, waar schertsenderwijze van het humeur van een admiraal gezegd wordt, dat het naderde tot ‘stormachtig’ (Sostojanie ducha admirala vidimo približalos' k ‘štormovomu’. Barometr bystro padal, predveščaja burju.). Štormovát' komt bij St. voor in de boven uit Dal' geciteerde beteekenis, b.v. I, 195: pomnju ja, kak odnaždy my štormovali (ik herinner mij, hoe wij eens een storm doorstonden); ironisch wordt het IV, 450, 454 gezegd van een admiraal, die buiten zichzelf is van woede: admiral načinal štormovat' (de admiraal begon een storm te doorstaan, het te kwaad te krijgen). Bij St. komen verder nog een paar andere afleidingen van Russ. štorm uit Holl. storm voor. Het I, 236 ironisch gebezigde diminutivum štormik, een stormpje (in de Golf van Biskaye), tegenover het versterkende štormjagaGa naar voetnoot2), vaak vooraf- | |
[pagina 156]
| |
gegaan in den mond van stuurlui of matrozen door het epitheton: formennyj, een echte, flinke, formeele storm, een storm, die er zijn kan, die naam mag hebben. Ten slotte het substantivum štormovka, dat evenmin als de vorige woorden in Dal' staat opgeteekend, als benaming voor een kleine soort van stormvogels of stormzwaluwen in den Indischen oceaan: I, 267: Tol'ko vysoko rějut v vozduchě věstniki dalekoj zemli - al'batrosy i glupyši, da poroj nizko letajut nad volnami, slovno skol'zja po nim, malen'kija štormovki, predskazyvajuščija, po slovam morjakov, burju (Slechts hoog zweven in de lucht de boden van het verre land - albatrossen en stormvogelsGa naar voetnoot1), en somwijlen vliegen laag boven de golven, als glijdende er langs, kleine stormzwaluwen, voorspellende, naar de woorden der zeelui, storm). Daar bij St., gelijk gezegd, zeer dikwijls het scheepsvolk zelf aan het woord is, hooren wij uit den mond van stuurlui en matrozen, in plaats van: štorm, štormovój, štormovát', de verbasteringen: šturma, šturmovoj, šturmovat'. 't Zou ongerijmd zijn hier aan Duitschen invloed te gaan denken; de Russen hebben ze zoo vervormd. Šturma komt passimGa naar voetnoot2) voor, de Gen. Plur. is een echte volks-Gen. Plur. šturmov (I, 314).
Stuur. Op dit woord leest men Zeet., blz. 207: ‘Met een ander woord werd het genaamd het roer. Winsch., vgl. W. blz. 260: het roer of stuur van mijn opgegeven schip.... Hieruit is het slechts bij J. voorkomende Russ. štur overgenomen, dat echter: stuurrad, roue du gouvernail, beteekent. De Russ. woordenboeken hebben alle voor stuurrad (rad, dienende om de roerpen, 't zij rechts, 't zij links te bewegen. v.L.) Russ. šturvál, een hybridisch woord uit Holl. stuur- en | |
[pagina 157]
| |
Russ. val (bij het ww. valit', rollen, draaien).’ Nu vindt men op de meermalen genoemde Engelsch-Hollandsche lijst der benamingen van scheepsdeelen in de Brieven en Papieren van Peter den Groote (P.i.B., I, 237) de woorden: stiringvil'Ga naar voetnoot1) - stjurrat, waaruit blijkt, dat Holl. stuurrad althans in Peter's tijd wel eens in het Russ. voorgekomen is. Voor de j in den vorm stjurrat vergelijke men het in Peter's Zeereglement staande štjurman, tegenwoordig štúrman, uit Holl. stuurman. In Dal's woordenboek wordt een verouderd subst. styr' genoemd met de beteekenissen: sterno, konec, kormilo, pravilo, rul'; dit zijn allemaal verschillende woorden voor: roer of stuur. Gaat dit verouderde Russ. styr' ongetwijfeld terug op Holl. stuur, evenzoo is dit m.i. het geval met de in Dal' voorkomende woorden: styr, styr', štyr, štyr', die nog steeds in gebruik zijn en wier talrijke speciale technische en dialektische beteekenissen terug te brengen zijn op de algemeene van: as, waarop iets in het rond draait, hengsel (voobšče: os', na kotoroj čto-libo oboračivaetsja vokrug, vereja, krjuki). Vooral is het een staande as, een stang of bout, waarop iets draait (steržen', stojačaja os', osen, vertljug, vereteno, bolt, na koem čto-libo vraščaetsja). Uit de beteekenis van stang is dan die van mast (mačta, derevo, ščegla) voortgevloeid, die de woorden styr, štyr', waarnaast Dal' hier ook styrok en styrja geeft, op de Wolga en het Peipusmeer (goevernement Pskow) hebben. Afgeleide adj. zijn: stýrnyj, štýrnyj en štyrovój.
Valreep. Bij Russ. fálrep uit Holl. valreep hoort een adj. fálrepnyj: ‘gesubstantiveerd wordt het adj. fálrepnyj gebezigd, om een der mannen aan te duiden, die aan een hooggeplaatst personage den valreep aanbieden’. Zeet., blz. 222. Bij St. vindt men steeds een zeer eigenaardige verbastering van dit fálrepnyj, nl. falgrebnyj (I, 64, 93, 395, 404, 447, 492, 635; IV, 401). Het is duidelijk, dat deze vorm (St. kent fálrepnyj niet) is ontstaan | |
[pagina 158]
| |
door een zeer begrijpelijke bijgedachte aan woorden als Russ. grebú (roeien), grebéc (roeier), zagrebnój (voorroeier); vooral het laatste heeft waarschijnlijk invloed geoefend: misschien zeggen de Russische zeelui ook niet fálgrebnyj (evenals fálrepnyj), maar falgrebnój (evenals zagrebnój). Daar het woord bij St. steeds in den plur. voorkomt (falgrebnye, falgrebnych, falgrebnye matrosy) is dit nl. op zich zelf niet uit te maken. Bijgedachte aan roeien, enz. (Russ. greb-) ligt voor de hand: immers de mannen van den valreep moeten klaar staan, wanneer men een hooggeplaatst personage naar of van het schip roeit.
Vanglijn. De derde druk van Dal' kent naast fálen', dat de gewone vorm van het Holl. woord in het Russ. is, ook een vorm fálin', vgl. de eveneens naast elkaar staande woorden pertúlen' en pertúlin' uit Holl. portuurlijn. Zie ook het slot van het artikel Rust en Rustlijn in de Zeet., blz. 174.
Vertuiing. Dit is in het Russ. geworden fertóing, zooals men het in den nieuwsten druk van Dal' aantreft, onveranderd en met dezelfde verklaring als in de vorige drukken. In mijn Zeet. vermeldde ik daarnaast den bij Jal in zijn Glossaire Nautique voorkomenden vorm fertoen', dien ik hield voor een bijvorm van fertóing, daar verschillende Holl. woorden op -ing in het Russ. op -en' uitgaan, z. Zeet., blz. 224 (noot op Verdubbeling). Aangezien echter Jal in zijn werk de Russische letters jer en jer' nog al eens verwart, is het ook mogelijk, dat men niet fertoen', maar fertoen moet lezen, in welk geval wij niet het Holl. subst. vertuiing, maar het ww. vertuien voor ons hebben. Immers, achter in het Zeereglement van Peter den Groote, in het werkje over de signalen op de vloot, leest men op blz. 4: Fertoen, to est' na dvu jakorjach stat' (Vertuien, d.i. voor twee ankers gaan liggen). De afzonderlijke uitgave van dit werkje (Signaly nadzir. vo flotě, blz. 1) heeft hetzelfde, behalve dat daar in plaats van fertoen staat fertuen. | |
[pagina 159]
| |
Voor de wind. Als verbasteringen van Russ. fordevind (Vachtin geeft fórdevind, vent arrière) uit Holl. voor de wind (den wind recht van achteren. v. Lennep) staan in den nieuwsten druk van Dal' de termen fórdoven' en fórdamen'. Het eerste is gebruikelijk in Olonec en beteekent daar: poryvistyj věter (heftige wind); als voorbeeld dient het zinnetje: fordoven' segodnja porjadkom razygralsja (de heftige wind is vandaag flink losgekomen). Het tweede schijnt in Archangel bekend te zijn voor een: poputnyj věter (gunstige wind), dezelfde beteekenis, die zoowel Russ. fórdevínd als Holl. voor de wind ook kunnen hebben, vgl. Koenen (8e druk): voordewind (gunstige wind); zij zeilden met een voordewind de haven uit.
Voorstengestagzeil. Naast het gewone Russ. forsten'-gistaksel', waarover Zeet. op Steng, dat bij St. b.v. I, 238 genoemd staat, geeft deze IV, 190, 191 tweemaal den vorm forsten'gastaksel'.
Want. Bij St. komt tweemaal een plur. vantiny voor in de beteekenis van wanttouwen, en wel die, waarop de matrozen met de voeten steunen en waaraan zij zich met de handen vasthouden bij het klimmen naar de mars, m.a.w. de wevelingen (Russ. vyblenki). De bedoelde plaatsen zijn I, 238: krěpko deržas' rukami za vantiny (zich stevig vasthoudend met de handen aan de wanttouwen); en IV, 434: perestupiv něskol'ko vantin (na één voor één eenige wanttouwen te hebben betreden). Vanty beteekent dus het staande want in het algemeen als collectivum; vanta één der staande hoofdtouwen, waaruit het want bestaat; vantiny de dwarstouwen om in te klimmen of wevelingen.
Zaling. Bij St. I, 506 gebruikt een Russische bootsman een verbasterden term sal'nik, op dezelfde wijze uit het gewone saling (waarnaast bij D. ook saleng) d.i. Holl. zaling door metathesis ontstaan als Russ. kabaljarnik uit kabaljaring d.i. | |
[pagina 160]
| |
Holl. kabelaring. De laatste lettergreep -nik kon des te gemakkelijker door metathesis uit -ing (spr. -ink) worden, aangezien -nik een zeer gewoon Russisch suffix is.
Zuidwester. Het in Dal' voorkomende zjudvestka luidt bij St. steeds zjujdvéstka, b.v. I, 212: nesmotrja na novyj doždevik i nachlobučennuju zjujdvestku (ondanks zijn nieuwe regenjas en zijn diep in zijn hoofd getrokken zuidwester); I, 214: na nem byl doždevik i zjujdvestka (hij had een regenjas aan en een zuidwester op). Vgl. de elf kompasstreken, waarin zuid voorkomt, die eveneens in het Russ. zjud of zjujd hebben.
Zwieping. In een noot bij het artikel Stopper (Zeet. blz. 204) teekende ik aan: ‘In D. komt het aan Holl. zwieping ontleende Russ. svíten', svízen' niet voor’. In den derden druk van Dal' wordt svízen' evenzeer gemist, maar svíten' wordt genoemd. Zeer ten onrechte echter wordt daar deze ongetwijfeld aan het Holl. ontleende scheepsterm afgeleid van het Russ. ww. svit' (samenwinden, in elkaar draaien), een etymologie, die blijkbaar steun moet vinden bij de in de verklaring van het woord voorkomende omschrijvingen: viten' ... vity chvost'... (zweep ... gewonden staart...), m.a.w. evenals víten' (zweep) een afleiding is van vit' (winden), zoo is svíten' (zwieping) een afleiding van svit' (samenwinden). Hoe verleidelijk deze combinatie er op het eerste gezicht ook uit moge zien (in het Holl. zegt men voor de samenstelling: zwiepingstopper ook: zweepstopper), toch kan zij onmogelijk juist zijn. Hoogstens heeft het Russ. ww. svit' eenigen invloed gehad op de verwording der Holl. p van zwieping tot t in svíten', ofschoon dit niet dwingend is, daar deze verandering meer voorkomt, zie Zeet., blz. 248: ‘Voor Russ. t uit Holl. p in svíten', vgl. Russ. gúl'tik uit Holl. gulp.’
Schiedam. r. van der meulen rz. |
|