help ‘als ik hulp had’; op deze laatste voorwaarde voor zijn welslagen toch had de vos biezondere nadruk gelegd. De ekster vervolgt dan ook:
Die ic can vinden of mijn daet,
Die sel u seker zijn bereyt.
* Vulst (vuylst) betekent dus ‘hulp’, en naar een afleiding hoeft men niet lang te zoeken: het is kennelik hetzelfde woord als Ohd. follist (Graff II 254), uollist Samarit. 26), Osa. fullist (akk. plur. -i Hel. Cott. 5638), Owfri. fullist, follist (tō-folst), Oe. fylst ‘hulp, steun’, vormen welke tengevolge van de verzwakking van de betekenis van het tweede lid ontstaan zijn uit de samenstelling *full-laisti-; daarnaast waren er andere met bewaarde ei of ē enz.: Mndl. vóllèest, Ohd. folleist (Graff t.a.p.) Mhd. volleist, Osa. fullēst (an thīnon fullēstie Hel. Cott. 4679), Oe. fullāst, met dezelfde beteekenis, voorts vinden we nog Ohd. follust (o.a. bij Otfrid), follest (Notker), Oe. fullest, en de werkwoorden Ohd. follisten, Osa. fullistean, fullestean (fúllistiu Hel. C. 4663, fúllestiu M.) Oe. fylstan, naast Ohd. folleisten, Oe. fullstan (ic đē fullstu Beow. 2668), fullestan (fúllèsteđ Raads. 25, 8; -ađ Hymn. 4, 92) ‘helpen, ondersteunen.’
* Vulst ‘hulp’ was waarschijnlik een aan 't Hollands dialekt eigen woord, naast de meer verbreide en ook bij Willem van Hildegaersberch herhaaldelik aangetroffen vorm volleest; misschien was het herkomstig uit het Fries (vgl. boven Owfr. fullist), in welk geval de u (uy) het geredelikst te verklaren zou zijn, daar met uitzondering van hulpen 27 (blz. 63), 159 bij onze schrijver in dergelike gevallen alleen o schijnt voor te komen (vol, wolf enz.), en aan umlaut, als in Oe. fylst, wegens de Ohd. en Ofri. vormen wel niet gedacht zal mogen worden.
j.h. kern.