Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 24
(1905)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 209]
| |||||||||||
Een nieuw handschrift van de Bijbel van 1360.Prof. De Vreese te Gent vestigde mijn aandacht op een hs. van de bijbel van 1360, dat mij bij het bewerken van mijn proefschriftGa naar voetnoot1) nog onbekend was. Ofschoon het ons niets nieuws leert, wil ik ter aanvulling van de daar gegeven lijst van hss. enkele opmerkingen over de inhoud er van maken. Het papieren hs. (15de eeuw) bestaat uit 2 dln. groot 285 × 210 mm., is afkomstig uit de boekerij der St. Laurenskerk te Rotterdam en wordt tans op de gemeentebibliotheek aldaar bewaard (ms. no. 170). Dl. 1 bevat de Pentateuch (met proloog), de proloog op Josua en Van Vliederhoven's Van den vier utersteGa naar voetnoot2); dl. 2: Josua, Richteren, Ruth, Kon. I-IV (met proloog). Manasses Orisoen, Tobias, Ezechiël (met proloog), Daniël, Abbacuc, Contrariteyten, Cyrus (met proloog), Judith, Esdras, Hester. De plaatsen waarover in mijn proefschrift in de paragraaf aangaande tijd en plaats van vervaardiging van de bijbel van 1360 gehandeld is - de ‘mate van Aelst’ en dergelijke - worden alle in dezelfde vorm als men daar vermeld vindt, in dit hs. teruggevonden. Het jaartal 1360 ontbreekt zoals trouwens in meer hss. van deze soort, daar het stuk Contrariteyten eenvoudig eindigt met de woorden: ‘Hier gaat uut die eerste pertije van der bijbele’. Tans moeten we de vraag beantwoorden, welke plaats deze codex in de lijst der hss. van de bijbel van 1360 behoort in te nemen. Door vergelijking met de paragraaf over de groepering der hss. in mijn proefschrift vond ik dat hij grote overeenkomst vertoont met groep B. hs. 5-11. Om niet te uitvoerig te worden, volsta ik met de vermelding, | |||||||||||
[pagina 210]
| |||||||||||
dat de lezingen, uitsluitend in hs. 5-11 voorkomend (zie mijn proefschrift, bl. 49), ook in het hierbehandelde manuscript gevonden worden. Het feit dat het rotterdamse hs. dezelfde afwijkingen heeft in de proloog op Genesis als bovengenoemde groep, komt deze overeenkomst bevestigen. Voorts komen de volgende lezingen uitsluitend voor in hs. 9 en in de hier besproken tekst: Proloog op Genesis, regel 66: ‘So hebben die heilige kercke vele pinen gehad om die scriftuere te ontbinden.’ Elders ‘so hebben die heiligen veel pijnen.’ Op grond van deze plaatsen aarzel ik niet, ons hs. het nummer 9a op mijn lijst te geven. Ten slotte volge nog het bewijs dat hs. 9a niet tot origineel voor kopieën heeft gediend. Dit is gemakkelik aan te tonen, want het hs. wemelt van fouten. Ik wijs slechts op enkele plaatsen uit de proloog op Genesis:
| |||||||||||
[pagina 211]
| |||||||||||
Hierbij voeg ik nog een paar plaatsen uit Genesis:
1904. c.h. ebbinge wubben. |
|