Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL Logo
DBNL Logo

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taal
    • Limburgse literatuur
    • Friese literatuur
    • Surinaamse literatuur
    • Zuid-Afrikaanse literatuur
  • Selecties
    • Onze kinderboeken
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • E-books
    • Publiek Domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Gebruiksvoorwaarden
    • Hergebruik
    • Disclaimer
    • Informatie voor rechthebbenden
  • Over DBNL
    • Over DBNL
    • Contact
    • Veelgestelde vragen
    • Privacy
    • Toegankelijkheid
Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 24

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1,65 MB)






Genre
sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre
tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

 

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 24

(1905)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde

Vorige Volgende
[p. 161]

Plak.

Het woord plak, als benaming van een twee-en-een-halve-centstuk, is in ons land niet geheel en al onbekend. De Beer en Laurillard vermelden het in hun ‘Woordenschat’ als een Amsterdamsch woord; algemeen is 't in die stad echter stellig niet bekend, laat staan in gebruik.

In de Middeleeuwen was placke (ook wel plagge) als muntnaam algemeen verbreid, naar 't schijnt vooral in de Zuidelike Nederlanden, hoewel ook in keuren en stadsrekeningen van de Noordelike gewesten het woord in 't geheel niet zeldzaam voorkomt. In 't Middelnederlandsch Woordenboek vindt men op plagge en placke een rijke verzameling van plaatsen die dit aantonen; het was, gelijk Verdam opmerkt, een muntstuk van ongelijke waarde: men had koperen en zilveren plakken.

Het woord plaque komt in dezelfde betekenis in het Frans voor. Godefroy, Littré en Hatzfeld-Darmesteter geven tal van plaatsen op, alle aan bescheiden uit de XVde eeuw ontleend. Littré omschrijft het woord als ‘ancienne petite monnaie de Flandres’; Hatzfeld-Darmesteter halen een plaats aan uit le Journal d'un bourgeois de Paris, waar staat: ‘en ce tems (n.l. in 1425) couroit une monnaie à Paris nommee plaques.’ De laatst genoemde schrijvers houden het woord voor een postverbale vorm van plaquer, dat van Germaanse oorsprong is; volgens hen is de benaming van de munt hetzelfde woord als 't Franse plaque, metalen plaat, oplegsel van metaal. Körting (no. 7221 van zijn Wörterbuch) geeft het woord alleen in die laatste betekenis op, en in die van vlek; hij leidt het af van 't Nederl. plak.

Ook Du Cange vermeldt in zijn Latijns Glossarium het woord placa als munt, en staaft dat met twee plaatsen, beide

[p. 162]

uit de 15de eeuw en beide uit stukken van Franse of Vlaamse oorsprong.

De afleiding van Hatzfeld-Darmesteter, die 't woord in Frankrijk laten ontstaan, komt mij niet waarschijnlik voor; het komt in Frankrijk later voor dan in 't Nederlands en behoefde, blijkens 't meegedeelde citaat, verklaring. Het is veel waarschijnliker dat de Fransen het overgenomen hebben uit het Vlaams, van waar het ook in 't Engels is overgegaan. In de Engelse lexica wordt het omschreven als een kleine koperen munt, vroeger in Schotland in gebruik en ⅓ van een penny waard; 't wordt afgeleid van placke, ‘an ancient Flemish coin.’

De vraag is nu of de Vlamingen, of de Nederlanders in 't algemeen, het woord op hun beurt aan een andere taal hebben ontleend. Kiliaen noteert ‘nummus varii apud varios valoris, Louanensibus tertia pars stuferi,.. Flandris stuferus est; ital. piaccha; hisp. placca.’ Van dat Italiaanse woord heb ik nergens een spoor kunnen ontdekken, doch het Spaanse woord komt in de woordeboeken geregeld voor. In een Vocabulaer in Spaensch ende in Duytsch van 1669 leest men ‘placa, stuiver.’ In dit boekje, te Amsterdam geschreven, wordt dus placa niet weergegeven met plack, een woord dat waarschijnlik niet meer in gebruik was. Het grote woordeboek ‘de la lengua Castellaña’ van 1737, in 6 fol. delen, noemt placa een ‘moneta antiqua nuestra’ en leidt de naam af van Lat. placa ‘omdat de oude munten zo dun waren’, dus ‘schijfjes van metaal.’ Het Lat. placa van Du Cange is echter een boekewoord, naar plack gevormd, en hiermee vervalt die gehele etymologie. Een lexicon van 1621 (Trésor de la langue française et espagnolle, Parijs 1621) noemt placa daarentegen ‘une sorte de monnaye étrangère, les Espagnols appellent ainsi les patards de Flandre et les sols de France.’

In de hedendaagse Vlaamse woordeboeken komt plak als muntnaam niet voor; ook in 't Duits en in andere Germaanse talen (behalve Engels) schijnt het onbekend te wezen. Is het woord dus van oorsprong Nederlands, dan is het in deze bete-

[p. 163]

kenis bij ons zelfstandig ontstaan en betrekkelik spoedig buiten gebruik geraakt.

In het Spaans kan men het daarentegen volgen tot op heden. Wel wordt het als een verouderd woord genoemd in het Spaans (en Portugees) van Europa, maar in 't Negerspaans van Curaçao is het nog in gebruik. Men leest in de vertaling van 't Evangelie van Mattheus in 't Papiements: ‘verkoopt men niet doos pahara tjikietoe pa oen plaka, twee kleine vogeltjes voor één penning’ (Matth. 10, 29). En volgens Jesurun (Versl. Geschiedk. Genootsch. te Willemstad III, blz. 83) onderscheidt men in 't Papiements plakéoro, plaképlata, plakékoper, goud-, zilver- en kopergeld (de e is 't lidw., dat samensmelt met de slotklank van plaka). In 't Nederlands op Curaçao gesproken is tans plak algemeen gebruikelik voor twee-en-een-halve-centstuk.

Die uitbreiding en dat voortbestaan in 't Spaans mag niettemin niet aan de Nederlandse oorsprong van het woord doen twijfelen. Placa staat in 't Spaans op zich zelf; een werkwoord waarvan het een postverbale vorm zou kunnen zijn, komt niet voor, en ook ontlening aan een andere taal dan 't Nederlands is onaannemelik. Пλάξ, πλακός voor plat voorwerp, plaat, platte koek, is wel is waar van de oudste tijden af in 't Grieks wel bekend, en in 't latere Grieks en dat van onze tijd komt het (in de vorm ἡ πλάκα) voor in de betekenis van stenen tafel, zerk, ook is 't overgegaan in die zin in 't Italiaans, vermoedelik via Venetië (placca), - maar als benaming van een munt heb ik het niet in een der Zuideuropese talen gevonden.

Derhalve is mijn konklusie dat het woord in de middeleeuwen in Vlaanderen is ontstaan (op soortgelijke wijs als brik, mop, stuk, schijf), en vandaaruit naar Frankrijk, Engeland, Spanje en Portugal is gekomen. In 't land van zijn oorsprong in onbruik geraakt, doch door de Spanjaarden naar West-Indië gebracht, is het daar in 't leven gebleven en op nieuw naar Nederland, maar nu naar Noord-Nederland, teruggekeerd; immers het hier en daar nog bekende plak zal wel als zeemanswoord uit Curaçao tot ons zijn gekomen.

[p. 164]

Het verkleinwoord plakje in 't bekende kinderrijmpje ‘Handje plak en een plakje toe, ❘ Ga naar de markt en koop een koe,’ is, meen ik, niet de benaming van een munt, maar gemaakt naar de uitdrukking handje plak, bij veekopers in gebruik voor 't bij handslag loven en bieden op de markt.

 

d.c.h.