Bokje.
In 't Ned. Woordenboek leest men (i.v. bok, deel III, 1, kol. 258): ‘Evenzoo wordt eene goedkoope, slechte sigaar, een “stinkstok,” in scherts wel eens een bok(je) genoemd.’ Tegen deze afleiding zijn, meen ik, gegronde bezwaren in te brengen. Ten eerste zijn bokjes volstrekt niet altijd slechte sigaren; men leest op sigarenkistjes: echte Havanna bokjes, geurige Malangsche bokjes enz.; in de tweede plaats is in de Nederlandse volksmond de bok niet het stinkende dier bij uitnemendheid, al kan men in het Woordenboek enkele plaatsen vermeld vinden waar, onder invloed van het Latijnse hircum olere (gelijk de redaktie te recht opmerkt), de bok die rol vervult. Algemeen Nederlands is de spreekwijze: hij stinkt als een bunzing.
Een betere verklaring, naar ik meen, werd mij aan de hand gedaan door mijn vriend Mr. H.G.J. Boekholdt, president van de landraad te Poerwodadi, die in het woord oorspronkelik een eigennaam ziet, n.l. die van de bekende fabrikanten te Havanna Bock & Co. Hij wijst er mij op dat men ook wel ironies slechte sigaren Upmannetjes noemt (naar de firma Upmann te Havanna) en dat de zeer gunstige betekenis van het woord in beide gevallen de oudste geweest moet zijn.
Het woord bokje (bij etymologiese spelling bockje te schrijven) is dus van dezelfde soort als flikje, kiekje, schaepmannetje, silhouet en popje. Over dit laatste woord, in de betekenis brievenbus, zie men een artikel van de heer van Moerkerken in Taal en Letteren, afl. 2 van de lopende jaargang (blz. 109).
Leiden, Maart 1905.
d.c.h.