Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 21
(1902)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 205]
| |||||||||||||||||
Een nieuw fragment van Van Den Levene Ons Heren.In een opstel, voorgedragen in eene vergadering der Koninklijke Akademie en opgenomen in hare werkenGa naar voetnoot1), heb ik, hetgeen merkwaardig genoeg nog nooit te voren was geschied, den tekst van het onder den naam ‘Van den Levene ons Heren’ in onze mnl. letterkunde bekende dichtwerk met de ons bewaard gebleven fragmenten vergeleken, den ouderdom er van bepaald, de zeer uiteenloopende oordeelvellingen van Jonckbloet en Moll aan den eenen en Te Winkel aan den anderen kant getoetst, en de overtuiging uitgesproken, dat de werkelijk dichterlijke tekst onder de handen van een of meer afschrijvers zeer heeft geleden. Er ligt dan ook een zeer groote tijdruimte (meer dan anderhalve eeuw) tusschen den oorspronkelijken tekst, welke naar mijne meening tusschen 1260 en 1270 moet zijn gedicht, en het Utrechtsche afschrift, dat in 1439 te Oetingen in Zuid-Brabant is vervaardigdGa naar voetnoot2). Dit afschrift is, gelijk bekend is, in 1843 uitgegeven door P.J. Vermeulen, Archivarius der Provincie Utrecht, en wel op verdienstelijke wijze: de nauwkeurigheid, waarmede het hs. is afgeschreven, laat niets te wenschen over, en de inleiding en woordenlijst kunnen de vergelijking met de meeste uitgaven der beroemde ‘Vereeniging’ zeer goed doorstaan. Doch Ver- | |||||||||||||||||
[pagina 206]
| |||||||||||||||||
meulen kende tijdens zijne uitgave nog geen der fragmenten van zijn tekst; het Haagsche heeft hij op blz. 201 vlgg. als bijlage doen afdrukkenGa naar voetnoot1); doch de overige, het ZutfenscheGa naar voetnoot2), het OudenaardscheGa naar voetnoot3) en het BrugscheGa naar voetnoot4) stonden hem niet ten dienste. Van deze klimt het Oudenaardsche op tot het jaar 1290Ga naar voetnoot5); het Zutfensche is van 1339Ga naar voetnoot6) en ook de beide andere fragmenten behooren ongetwijfeld tot de 14de eeuwGa naar voetnoot7). Van hoeveel belang deze fragmenten zijn bij den ontredderden staat, waarin het eenige, ons volledig bewaarde, afschrift tot ons is gekomen, behoeft geen betoog. En dat eene nieuwe uitgave van het oorspronkelijke en interessante dichtwerk eene dringende behoefte is, zal men mij, naar ik vertrouw, na lezing van het in den aanhef genoemde opstel, gereedelijk toegeven. Ik acht mij gelukkig, aan de critische hulpmiddelen, welke ons daarvoor ten dienste staan, er een te kunnen toevoegen. Door vriendelijke tusschenkomst van den Heer J.J. Graaf, Deken en Pastoor te Ouderkerk a/d Amstel, ben ik in het bezit van een afschrift van een nieuw fragment, door den Heer K.C. van Berckel, Pastoor te Nibbikswoude bij Hoorn, gevonden in een gilderegister der St.-Ursulakerk te Delft, waarin het tot schutblad diende. De Heer van Berckel zond mij met verplichtende welwillendheid het gilderegister toe met volledige vrijheid, om het schutblad los te maken. Dit geschiedde gemakkelijk en zonder | |||||||||||||||||
[pagina 207]
| |||||||||||||||||
het perkament ook maar in het minst te schaden, door de touwtjes door te knippen, waarmede het, op sommige plaatsen dubbel gevouwen, aan den omslag was bevestigd, en zoo zijn wij dan in het bezit gekomen van twee fragmenten van onzen tekst, te zamen groot 28 × 8 = 224 verzen. Het fragment bevat vier bladen in klein 8o of 12o van eene zelfde katern, op perkament met eene duidelijke hand geschreven. Het heeft 28 regels op eene kolom (hier = bladzijde), de eerste twee bladen en de beide laatste sluiten aaneen; tusschen beide fragmenten in zijn 275 verzen verloren, hetgeen de onderstelling wettigt, dat daar 10 bladzijden of 5 blaadjes ontbreken. Het heeft geheel hetzelfde formaat als het Haagsche fragment bij Vermeulen en Hoffmann von Fallersleben, doch behalve dat de spelling in beide hss. aanmerkelijk verschilt, kunnen het reeds daarom alleen geen bladen van hetzelfde hs. zijn, omdat een zelfde gedeelte van den tekst in beide voorkomt, en met belangrijke afwijkingen, zoodat ook het eene geen afschrift van het andere wezen kan. Ten einde het overzicht der critische hulpmiddelen, waarover wij thans beschikken, gemakkelijk te maken, zal ik de verschillende fragmenten hier vermelden met opgave van de verzen van den tekst, die zij bevatten.
| |||||||||||||||||
[pagina 208]
| |||||||||||||||||
Van twee kleine gedeelten hebben wij dus naast het hs. twee fragmenten ter vergelijking, nl. de verzen 3339-3472 en 3010-3053, en voor ongeveer 1600 verzen van de 4900 één fragment; voor omstreeks een derde van den geheelen tekst hebben wij dus meer dan één hs. te onzer beschikking. Wat de waarde als critisch hulpmiddel van verschillende gedeelten der fragmenten, hoewel zij aanzienlijk ouder zijn dan de Utrechtsche tekst, aanmerkelijk vermindert, is het groote verschil in lezingen, zoodat zelfs geheele passages slechts uit de Teksthandschrift.
2941[regelnummer]
Alsi te Calvariën quamen toe,
Een jode ontbant Jhesuse doe
Die vaste riemen ende die bande,
Die gheperst hadden sine hande;
45[regelnummer]
Daer die jode dat cruce recht,
Daer was gereet wel menich knecht;
Daer hise wilt setten, al te hant
Daer was gereet wel menich hant,
Die daer dat cruce vesten in deerde.
2950[regelnummer]
Daer was menich jode die gherde
Te siene die passie ende die noet
Ende ons heren bitter doet:
| |||||||||||||||||
[pagina 209]
| |||||||||||||||||
verte te vergelijken zijn. Vooral blijkt dit duidelijk uit de vergelijking van het Oudenaardsche fragment met den tekst en ook wanneer men het Zutfensch-Groningsche hs. (Tijdschr. 15, 82) met het Utrechtsche afschrift vergelijkt, treffen ons allerlei en daaronder zeer aanmerkelijke verschillen. Wij merken hetzelfde ook op in het nog onbekende fragment, dat ik hier laat afdrukken. Vanwaar het komt en hoe dit verschijnsel te verklaren is, is niet zonder nauwkeurig onderzoek - en zelfs dan wellicht niet eens - te zeggen: zeker is dat men met de oorspronkelijke redactie van den tekst niet zeer eerbiedig heeft omgesprongen, en dat in enkele gevallen het ongelijk niet is aan de zijde van het jongste, het Utrechtsche, afschrift. Dit alles moet door den aanstaanden bewerker van den tekst grondig worden onderzocht. Hier vindt hij den apparatus criticus bijeen en in het zoo straks genoemde opstel in de werken der Koninklijke Akademie verschillende opmerkingen en wenken, die hij bij zijn arbeid zal kunnen gebruiken. Thans volgt hier in nauwkeurigen afdruk het nog onbekende Delftsche fragment, en daarnaast de overeenkomstige verzen van het teksthandschrift. Delftsch fragment.
1[regelnummer]
En was gheen wonder al had hi doghenGa naar voetnoot1),
2[regelnummer]
Die de bitter doot sach voir sijn oghen:
3[regelnummer]
Si toghen of die ringhe ende die bande,
4[regelnummer]
Dair mede ghebonden waren sijn hande.
| |||||||||||||||||
[pagina 210]
| |||||||||||||||||
Dit hadde onse here vercoren,
Om sijn volc, dat was verloren.
2955[regelnummer]
Papen, leec, wijf ende man,
Mochten hier nemen boekin an:
Wy en souden sijn condich no fier
Om datGa naar voetnoot1) wi moghen merken hier:
Hier horen wi grote oetmoedichede,
60[regelnummer]
Die onse here selve dede.
Wi souden sijn ghemate, niet fierGa naar voetnoot2), ...
66[regelnummer]
Om dat wi an Jhesuse mogen sien.
Hi was oetmoedich ende gemate,
In hem was so groten caritate,
Dat hi om ons hem selven gaf
70[regelnummer]
Ende was gheleit in een graf.
Dit dogede hi om ons algader,
Die was ende es ons ewelijc vader.
Die joden gingen alle omtrent
Ende gereiden dat torment,
75[regelnummer]
Hoe dat cruce soude staen,
Daer Jhesus ane soude sijn verdaen.
Die wile dat sie onledich gaen,
Onse here viel in kniegebede saen;
Daer hi jeghen derde lach,
80[regelnummer]
Hi suchte dicke al dat hi mach;
Hi gruette dat cruce scone ende wale;
Dit was ten cruce sine tale:
‘Cruce, di heb ic begheert,
Cruce, di heb ic wel weert,
85[regelnummer]
Cruce, du gewords ter goeder tijt,
Cruce, du best gebenedijt.
Ic ben God, Mariën sone,
Ic sal an di eer heden noene
Sterven ende laten mijn leven
90[regelnummer]
Om mijn volc, het es gescreven.
Cruce, du waers tote nu gehaet,
Men hilt di (over) al over quaet;
Voert meer so saltu sijn gemint
| |||||||||||||||||
[pagina 211]
| |||||||||||||||||
11[regelnummer]
Want hi hadde selve aldus vercoren
12[regelnummer]
Om sijn volc dat was verloren.
13[regelnummer]
Clercke, leecke, wijfGa naar voetnoot3) ende man,
14[regelnummer]
Souden hier teken nemen an:
15[regelnummer]
Wi souden sijn hoverdich no fier,
16[regelnummer]
Om dat wi moghen mercken hier,
17[regelnummer]
Hoe ontfermelic hi ons cochte,
18[regelnummer]
Eer hi ons ter ghenaden brochte.
5[regelnummer]
Die ioden ghinghen al omtrent
6[regelnummer]
Ende ghereiden dat torment,
7[regelnummer]
Hoe dat cruce soude staen,
8[regelnummer]
Dair men an nagelen soude ende slaen
9[regelnummer]
Den goods soen van hemelrike,
10[regelnummer]
Die al dat leet oetmoedelike.
19[regelnummer]
Die wile dat men cruce maken soude,
20[regelnummer]
Onse here sine bedinge spreken woude;
21[regelnummer]
Hi knielde ter erden; al dair hi lach,
22[regelnummer]
Hi suchte sere al dat hi mach,
23[regelnummer]
Ende sprac ten cruce scone ende wale;
24[regelnummer]
Dit was ten cruce sine tale:
25[regelnummer]
‘Cruce, di heb ........
26[regelnummer]
Di heb ic me ...... ian (?) ...
27[regelnummer]
Cruce, du biste ghebenedijt
28[regelnummer]
Cruce, du worts ter goeder tijt:
29[regelnummer]
Ga naar margenoot+Ic ben god, Mariën sone,
30[regelnummer]
Ic sal an di noch eer noene
31[regelnummer]
Sterven ende laten mijn leven
32[regelnummer]
Om mijn volc, het is bescreven.
33[regelnummer]
Cruce, du waers tote nu ghehaet,
34[regelnummer]
Men hilt di over al voir quaet
35[regelnummer]
Du sals voirt an sijn ghemint
| |||||||||||||||||
[pagina 212]
| |||||||||||||||||
Al dat (l. daer) ic sal sijn bekint.
95[regelnummer]
Ay cruce, al heb ic di so wert,
Hoe sere es mijn herte ververt,
Dat si ane di al sonder waen
Scoren, cliven sal herde saen!
Ay cruce, ic hebbe ane di vercoren
3000[regelnummer]
Te stervene om die sijn verloren.
Dies ic deeluenGa naar voetnoot2) sal an di,
Cruce, daer omme saltu sijn so vriGa naar voetnoot3),
Dat die gemene werelt al
Di vleien ende aenbeden sal.
5[regelnummer]
Cruce, du salt wesen scilt
Jegen elx sduvels gewilt;
Cruce, an di sal menich man
Van mi nemen boekin an.
Cruce, du salt sijn geeert,
10[regelnummer]
Dine salichede sal sijn gemeert,Ga naar voetnoot3010
An di salic storten mijn bloet,Ga naar voetnoot11
Diet deert ofte wert, hi en es niet vroet.Ga naar voetnoot12
Cruce, ic gheve di voert meer leen,Ga naar voetnoot13
Dat wijf no man en es negheenGa naar voetnoot14
15[regelnummer]
Die op mi met herten roepen genadeGa naar voetnoot15
Eyst nacht, dach, vroech oft spade,Ga naar voetnoot16
| |||||||||||||||||
[pagina 213]
| |||||||||||||||||
36[regelnummer]
Al dair ic sal sijn bekint.
39[regelnummer]
Ay cruce, al heb ic u so waert,
40[regelnummer]
Hoe sere is mijn harte vervairt,
41[regelnummer]
Dat siGa naar voetnoot1) an di sal sonder waen
42[regelnummer]
Scoren, cloven harde saen!
37[regelnummer]
Cruce, ic heb an di vercoren
38[regelnummer]
Te sterven om die sijn verloren.
43[regelnummer]
Om dat ic sterven sal an di,
44[regelnummer]
Cruce, so soute wesen vri,
45[regelnummer]
Dattie ghemene werelt al
46[regelnummer]
Di vleienGa naar voetnoot4) ende aenbeden sal.
47[regelnummer]
Cruce, du soute wesen scilt
48[regelnummer]
Jeghen desGa naar voetnoot5) duvels ghewiltGa naar voetnoot6).
49[regelnummer]
Cruce, an di sal menich man
50[regelnummer]
Gheloven ende nemen teken anGa naar voetnoot7).
51[regelnummer]
[Wi en souden sijn hoverdich no fier,
52[regelnummer]
Om dat wi moghen mercken hier
53[regelnummer]
Hoe ontfermelic hi ons cochte
54[regelnummer]
Ende ons ter ghenaden brochte.
55[regelnummer]
Die wile dat men cruce maken soude
56[regelnummer]
Onse here sine bedinghe spreken woudeGa naar voetnoot8)].
57[regelnummer]
Ga naar margenoot+Cruce, du soute sijn gheëert,
58[regelnummer]
Ende dinen name sal sijn ghemeert.
59[regelnummer]
An di sal ic storten mijn bloet,
60[regelnummer]
So wie di eert, hi es vroet.
61[regelnummer]
Cruce, ic gheve diGa naar voetnoot9) voirt an leen,
62[regelnummer]
Dat wijf no man si engheen,
63[regelnummer]
Die op di roept met harten ghenade,
64[regelnummer]
Ist dach ist nacht, ist vroe ist spade,
| |||||||||||||||||
[pagina 214]
| |||||||||||||||||
Datten de duvel nemmer en scint,Ga naar voetnoot17
Es hi in node, es hi in tormint,Ga naar voetnoot18
Hine si seker ende vri
3020[regelnummer]
Jeghen den duvel, dat gevic di;Ga naar voetnoot20
Cruce, en haddic di niet vercoren,Ga naar voetnoot21
Al die werelt bleve verloren.Ga naar voetnoot22
Ic vergeve hem sine mesdaet,Ga naar voetnoot23
So wie mi torment ofte slaet.Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Ay cruce heilich ende goet,Ga naar voetnoot25
Daer ic ane sterven moet!’Ga naar voetnoot26
Het was ondere, die joden quamen,Ga naar voetnoot27
Onsen here dat sie namenGa naar voetnoot28
Met meneger geselscapGa naar voetnoot29
30[regelnummer]
Ende oec met groter bliscap
Ane den cruce sine hieven op;Ga naar voetnoot31
Si maecten met hem alle haer spot (l. scop);Ga naar voetnoot32
Si namen yseren nagele saenGa naar voetnoot33
Ende quamen tonsen here gegaen.
35[regelnummer]
Si nichelden vaste sine voeteGa naar voetnoot35
Met groten naghelen vele onsoete;Ga naar voetnoot36
Oec sloeghen si naghele in sine hande,Ga naar voetnoot37
Die geperst hadden die bande,Ga naar voetnoot38
Dat bloet ran al dat cruce tale;Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
Dat bequam den joden wale,Ga naar voetnoot40
Dat dat bloet sepelingheGa naar voetnoot6) ran;Ga naar voetnoot41
Daer loech wel menich jode dan,Ga naar voetnoot42
Nochtan en was daer man negeen,Ga naar voetnoot43
Hine sach clievenGa naar voetnoot3) stappans den steen,Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
Daert bloet op dat inde ran,Ga naar voetnoot45
No daer en was niemen dies ontfermenisse nam.Ga naar voetnoot46
In dit vernoey, in desen sere
Quam sijns dancs onse lieve here.Ga naar voetnoot48
Die joden en lietens hier omme nietGa naar voetnoot49
| |||||||||||||||||
[pagina 215]
| |||||||||||||||||
65[regelnummer]
Es hi in node of in torment,
66[regelnummer]
Datten die duvel niet en schent,
67[regelnummer]
Hine si seker, coene ende vri
68[regelnummer]
Jeghen elken viant, datGa naar voetnoot1) gheve ic di.
69[regelnummer]
Cruce, en had ic di niet vercoren,
70[regelnummer]
Die werelt wair ewelic verloren.
71[regelnummer]
Ay cruce, heilich ende goet,
72[regelnummer]
Ende ic ymmer an di sterven moet!’
73[regelnummer]
Hierna die bose ioden quamen,
74[regelnummer]
Fellike si onsen here namen;
75[regelnummer]
Dair was menich gheselscap
76[regelnummer]
Ende met groter blijscap
77[regelnummer]
Si hadden yseren naghelen gemaect,
78[regelnummer]
Die plomp waren ende ongheraect;
79[regelnummer]
Si naghelden vaste sineGa naar voetnoot2) voete
80[regelnummer]
Met enen naghel vele onsoete.
81[regelnummer]
Si doirsloeghen oec die handen sijn
82[regelnummer]
Met twie plompe naghelkijn.
83[regelnummer]
Doe hief men dat cruce opwaert
84[regelnummer]
Ende Jhesum dairan ghenagheltGa naar voetnoot4) hart.
85[regelnummer]
Ga naar margenoot+Dat es een ontfermelike dinc,
86[regelnummer]
Dat men den goods soen dus verhinc,
87[regelnummer]
Dat bloet sepelinghe ran neder
88[regelnummer]
Als ene beke ran op ende weder.
89[regelnummer]
Die stene, dair dat bloet op ran,
90[regelnummer]
Die cloveden, dat sach elc man.
91[regelnummer]
Dit docht den ioden sereGa naar voetnoot5) goet
92[regelnummer]
Dat hem wt ran sijn heilige bloet
93[regelnummer]
Also reynGa naar voetnoot7) wt dienGa naar voetnoot8) live sijn,
| |||||||||||||||||
[pagina 216]
| |||||||||||||||||
3050[regelnummer]
Alsoe alst hem de duvel riet;Ga naar voetnoot50
Si maecten haer scop ende haer sceren:Ga naar voetnoot51
Op Jhesuse lelic si geberen.Ga naar voetnoot52
Nu warense coene ende bout,Ga naar voetnoot53
Nu warense alle onmaten stout,
55[regelnummer]
Al hadden sine nu te hare wille,
Jhesuse, sine sweghen niet stille.
Onse here was sachte als een lamp,
In hem en was felheit no scamp,
Maer hi verdroech oetmoedelike
60[regelnummer]
Dat menne voerde onwerdelike.
Dit doechde hi om ons algaderGa naar voetnoot1),
Onser alre euwelike vader.
Twee dieve hilt men daer gevaen
Die met Jhesuse gecruust waren saen,
65[regelnummer]
Eenen dief teGa naar voetnoot2) siere rechter hant,
Den anderen ter slinker al te hant.
Teksthandschrift.
3337[regelnummer]
Lieve kint, du en hads niet II jaer,Ga naar voetnoot37
So maecte die coninc Herodes maer,Ga naar voetnoot38
Dat hi di gerne soude verslaen;
40[regelnummer]
Doen vloechtic di in Egypten saen:Ga naar voetnoot40
Nu en canic di gehulpen niet,Ga naar voetnoot41
So wat tormente dat di gescietGa naar voetnoot42
Oemoedich here, ewelic coninc,Ga naar voetnoot43
Nu eest waer ende ic ondervint,Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
[Lieve kint, als du laegs bi mi,Ga naar voetnoot45-48
| |||||||||||||||||
[pagina 217]
| |||||||||||||||||
94[regelnummer]
Dat hem niet en bleef een dropelkijn.
95[regelnummer]
Dus hinc den coninc van den trone
96[regelnummer]
In groter noot toter noene.
97[regelnummer]
Die ioden hadden so fel den sin,
98[regelnummer]
Dats hem ontfermde meer no min,
99[regelnummer]
Si helden scompGa naar voetnoot3) ende scarenGa naar voetnoot4),
100[regelnummer]
Op Jhesum lelike si ghebaren:
101[regelnummer]
Si riepen: ‘nu wair is dine cracht,
102[regelnummer]
Hoene coemstu neder, oftu macht?
103[regelnummer]
Com hier neder, so segwi dan
104[regelnummer]
Dattu god biste, man’.
105[regelnummer]
Onse here, al leet hi groten onwille,
106[regelnummer]
Hi was verduldich ende stille.
107[regelnummer]
Hi toende dat hijt willike dede,
108[regelnummer]
Dair hi ons verloste mede.
109[regelnummer]
Twie dieven waren dair ghevaen,
110[regelnummer]
Die woudmen beide crucen saen;
111[regelnummer]
Den enen hinc men te sire rechter hant,
112[regelnummer]
Den anderen ter slinker siden althant.
Tweede Delftsche fragment.
1[regelnummer]
Dat hi di woude verslaen:
2[regelnummer]
Doe vloech ic inGa naar voetnoot5) Egypten saen.
3[regelnummer]
Nu en can ic di ghehelpen niet,
4[regelnummer]
So wat torment dat di ghesciet.
5[regelnummer]
Lieve here god ende coninc,
6[regelnummer]
Nu ist wair, ic ondervint,
| |||||||||||||||||
[pagina 218]
| |||||||||||||||||
Dicke helsdic eude custe di,
Salic alsoe doen nemmermere?
Segge mi, ic bids di, lieve here]
Dat Symeon, die oude man,Ga naar voetnoot49
3350[regelnummer]
Mi seide vore den tempel dan:Ga naar voetnoot50
‘Maria, moeder, maghet, joncvrouwe,Ga naar voetnoot51
Du salt noch hebben bitteren rouweGa naar voetnoot52
Van dinen kinde dat gi hier siet’:Ga naar voetnoot53
Lieve kint, nu eest gesciet.Ga naar voetnoot54
55[regelnummer]
Al droeghic di, du waers mijn here,Ga naar voetnoot55
Du daets mi nochtan emmer ere.Ga naar voetnoot56
Geweldich here, oetmoedich kint,Ga naar voetnoot57
En haddic di niet so sere gemint,Ga naar voetnoot58
Soe en haddic niet so bitter seer.Ga naar voetnoot59
60[regelnummer]
Salic di cussen nemmermeer?Ga naar voetnoot60
Nenic niet, dat wetic wel.
Want die joden sijn so fel,Ga naar voetnoot62
Sagense mi comen te di,Ga naar voetnoot63
Si souden saen traïnen mi:Ga naar voetnoot64
65[regelnummer]
Dat loefdic gherne, lietmen di gaen,Ga naar voetnoot65
Dat men mi traïnde saen.Ga naar voetnoot66
Lieve kint, en es dit jammer groet,Ga naar voetnoot67
Dat ic di die bitter doet
Sie gedogen veer (l. vore) mi,Ga naar voetnoot69
70[regelnummer]
Ende inne dar lude clagen di!Ga naar voetnoot70
Met rechte clagic dijn (l. mijn) groot (ontbr.) seer:Ga naar voetnoot71
Kint (l. Mijn kint) en gewinnic nemmermeer.Ga naar voetnoot72
Inne dar om di lude suchten,Ga naar voetnoot73
Dat die joden horen mochten.Ga naar voetnoot74
75[regelnummer]
Also wel mochtic swigen stilleGa naar voetnoot75
Als claghen, lieve, dinen onwille.
Swighen, arme, hoe mochtic swigen!Ga naar voetnoot77
Kint (l. Mijn kint) en wanic meer gecrigen.Ga naar voetnoot78
Dorstic di, lieve, comen so biGa naar voetnoot79
80[regelnummer]
Dat ic die voete taste van di,Ga naar voetnoot80
| |||||||||||||||||
[pagina 219]
| |||||||||||||||||
7[regelnummer]
Dat Symeon, die blindeGa naar voetnoot1) man,
8[regelnummer]
Mi sprac voir den tempel an:
9[regelnummer]
‘Maria, moeder ende ioncfrou,
10[regelnummer]
Du soute noch hebben den meesten rou
11[regelnummer]
Van uwen kinde, dat ghi hier siet’.
12[regelnummer]
Lieve kint, dats nu ghesciet.
13[regelnummer]
Al droech ic di, du wairs mijn heer,
14[regelnummer]
Nochtan dadestu mi menige eer.
15[regelnummer]
Lieve minne, lieve kint,
16[regelnummer]
En had ic di niet so seer ghemint,
17[regelnummer]
So en had icGa naar voetnoot2) niet dit bitter seer.
18[regelnummer]
Sal ic di cussen nemmermeer?
19[regelnummer]
Neen ic niet, dat wetic wel,
20[regelnummer]
Dese iodenGa naar voetnoot3) sijn alte fel:
21[regelnummer]
Sagense mi comen te diGa naar voetnoot4),
22[regelnummer]
Si souden wel scire crucen mi.
23[regelnummer]
Lieve kint, dats iammer groot,
24[regelnummer]
Dat ic di den bitteren doot
25[regelnummer]
Voir mijn oghen liden sie,
26[regelnummer]
Ende icGa naar voetnoot5) niet dar claghen dieGa naar voetnoot6)!
27[regelnummer]
Hets met rechte mi groot seer:
28[regelnummer]
Kint (l. Mijn kint) en win ic nemmermeer.
29[regelnummer]
Ga naar margenoot+Ic en dar claghen no suchten,
30[regelnummer]
OftGa naar voetnoot7) die ioden horen mochten.
31[regelnummer]
Ic mocht also wel swighen stille,
32[regelnummer]
Alse claghen dinen onwille.
33[regelnummer]
Swighen, arme, hoe mach ic swighen!
34[regelnummer]
En mach mijnGa naar voetnoot8) kint nemmermeer crighen.
35[regelnummer]
Ay, mocht ic di comen so bi,
36[regelnummer]
Dat ic die voeten taste van di,
| |||||||||||||||||
[pagina 220]
| |||||||||||||||||
Dat mi die joden niet en saghen,Ga naar voetnoot81
Hoe sere soudic di dan claghen!Ga naar voetnoot82
Mochtic tasten die naghelen groet,
Die di bringhen toter doet,Ga naar voetnoot84
3385[regelnummer]
Die di steken in die voeteGa naar voetnoot85
Al dorentore vele onsoete!Ga naar voetnoot86
Tasten, och erme! ofticse taste,Ga naar voetnoot87
Wat holpt! si staen soe vaste,Ga naar voetnoot88.
Si sijn so lanc, so swaer, so groet,Ga naar voetnoot89
90[regelnummer]
Sie bringhen dine herte ter doet.Ga naar voetnoot90
Lieve minne, nu en magic nemmeerGa naar voetnoot91
Spreken om dit grote seer,
Dat in mi es om dinen wille.Ga naar voetnoot93
Mijn herte ontsinct mi, al swigic stille.Ga naar voetnoot94
95[regelnummer]
Nochtan, lieve kint, dorstic gaenGa naar voetnoot95
Tote di, ende bi di staen,Ga naar voetnoot96
Clagen tvernoey dat di es gedaen,Ga naar voetnoot97
Soe soude mijn herte sonder waenGa naar voetnoot98
Te haer selven weder comen saen:Ga naar voetnoot99
3400[regelnummer]
Nenic, en dert niet ane gaen!Ga naar voetnoot3400-4
Saegmen mi, men soude mi vaen,
Men soude mi crucen sonder waen:
Dit loefdic vele gerne saen,
Wilde men di nu laten gaen.
5[regelnummer]
Dorstic nemmer sijn so bout,Ga naar voetnoot5
Dat ic de joden dus sie so stout,Ga naar voetnoot6
Geloefdic selver ofte gout,Ga naar voetnoot7
Dat sie mi hinghen an dit hout,Ga naar voetnoot8
So menic, lieve, dat si di lieten gaenGa naar voetnoot9
10[regelnummer]
Van den cruce saen.Ga naar voetnoot10
En wilden si oec dit niet ontfaen,Ga naar voetnoot11-14
Dat si quite di lieten gaen.
So wildic wesen sonder waen
Anden cruce met di verdaen,
15[regelnummer]
Ende oec met di hedemeerGa naar voetnoot15.
| |||||||||||||||||
[pagina 221]
| |||||||||||||||||
37[regelnummer]
Dat mi die ioden niet en saghen,
38[regelnummer]
Hoe sere soud ic di danGa naar voetnoot1) claghen!
39[regelnummer]
Mocht ic tasten die naghelen groot,
40[regelnummer]
Die di bringhen toter doot,
41[regelnummer]
Die di steken in hande ende voete
42[regelnummer]
Ende dore ende dore vele onsoete!
43[regelnummer]
Tasten, arme, dat icse taste,
44[regelnummer]
Wat hulpt di dat! si sijn so vaste,
45[regelnummer]
Si sijn so lanc, si sijn so groot,
46[regelnummer]
Mijn harte bringhensi ter doot,
47[regelnummer]
Lieve kint, en mach niet meeGa naar voetnoot2)
48[regelnummer]
Spreken, mi is so wee.
49[regelnummer]
Ic sye di in so groten onwille,
50[regelnummer]
Mijn harte brect, ic swighe stille.
51[regelnummer]
Ay, mocht ic nochtan gaen
52[regelnummer]
Ende claghen datti is misdaen,
53[regelnummer]
So soude mijn harte vele saen
54[regelnummer]
Ghenesen sijn sonder waen
55[regelnummer]
Ende mi dan wouden slaen
56[regelnummer]
An den cruce, ende di laten gaen,
57[regelnummer]
Ga naar margenoot+Dat ware mi bliscap harde groot,
58[regelnummer]
Mocht ic di lossen vander doot!
59[regelnummer]
Dorst ic wesen so bout
60[regelnummer]
Van desen ioden, die sijn so stout,
61[regelnummer]
Dat ic lovede selver ende gout,
62[regelnummer]
Dat si mi hinghenGa naar voetnoot3) an dit hout,
63[regelnummer]
Ende di quite lietenGa naar voetnoot4) gaen,
64[regelnummer]
Dat wair mijn wille vele saen.
| |||||||||||||||||
[pagina 222]
| |||||||||||||||||
Moeste deilen al mijn seer.Ga naar voetnoot16
Lieve minne, du swijchs al stille;Ga naar voetnoot17
Hoe sere hefstu dinen onwille!Ga naar voetnoot18
Mochstu spreken ende gaen,Ga naar voetnoot19
3420[regelnummer]
Hoe soete soudstu antwerden saenGa naar voetnoot20
Dinen noet, die ic dus sere claghe,Ga naar voetnoot21
Ende al, lieve kint, dat ic di vraghe.Ga naar voetnoot22
Nu en moegdi antwerden no spreken;Ga naar voetnoot23
Dat doen die naghele die u steken.Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Lieve kint, dies gedincket mi,Ga naar voetnoot25
Dat drie coninghe omme diGa naar voetnoot26
Quamen van verren di sienGa naar voetnoot27
Ende si tot Bethleëm gienGa naar voetnoot28
Ende daden offerande menichfout,Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
Mirre, wierooc ende gout.Ga naar voetnoot30
Doe wasic blide als dat gesciede,Ga naar voetnoot31
Nu es mijn herte al of si briede:Ga naar voetnoot32
Lieve minne, hoe swert es dijn mont,Ga naar voetnoot33
Hoe groet torment heefstu becont,Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
Hoe bebloet sijn dine hande,Ga naar voetnoot35
Hoe stijfGa naar voetnoot2) sijn dine witte tande,Ga naar voetnoot36
Hoe sijn dijn hande ende dine voeteGa naar voetnoot37
Doergaet, genichelt vele onsoete!Ga naar voetnoot38
Hoe sepelinghe rent dijn bloet daer uutGa naar voetnoot39
40[regelnummer]
Uut diere witter huut!Ga naar voetnoot40
Lieve minne, twi seidic dit?Ga naar voetnoot41
Ic seide dine huut ware wit,Ga naar voetnoot42
Al wasse wit, si es nu swert,Ga naar voetnoot43
Vele stijf, cout, donker ende hert!Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
Lieve minne, gheweldich here,Ga naar voetnoot45
Met groten rechte clagic di sere!Ga naar voetnoot46
Hoe valu sijn die leppen dine,Ga naar voetnoot47
Die hem dicke voegden an de mine.Ga naar voetnoot48
Waer sijn die claer ogen gevaren,Ga naar voetnoot49
50[regelnummer]
Die claer als een carbonkel waren!
| |||||||||||||||||
[pagina 223]
| |||||||||||||||||
65[regelnummer]
Lieve kint, du swighes so stille,
66[regelnummer]
Du heves seer dinen onwille.
67[regelnummer]
Mochstu spreken ende gaen,
68[regelnummer]
Hoe soete antwoird soud ic ontfaen!
69[regelnummer]
Lieve kint, so wat di claghet
70[regelnummer]
Mijn drove harte ofte vraghet,
71[regelnummer]
Du moghes antwoirden no spreken,
72[regelnummer]
Dat doen die naghelen die di steken.
73[regelnummer]
Lieve kint, nu ghedinket mi,
74[regelnummer]
Dat drie coninghen om di
75[regelnummer]
Te siene quamen van verre,
76[regelnummer]
Ende offerden gout, wierooc ende merre.
77[regelnummer]
Doe was ic blide, doe dat ghesciede,
78[regelnummer]
Nu is mijn harte of et briede.
79[regelnummer]
Lieve minneGa naar voetnoot1), hoe swart is dijn mont,
80[regelnummer]
Hoe groot torment is di cont,
81[regelnummer]
Hoe bebloet sijn dine hande,
82[regelnummer]
Hoe swart sijn dijn witte tande!
83[regelnummer]
Dine witte lieve minnentlike huut
84[regelnummer]
Hoe sepelinghe rint dat bloet daer wtGa naar voetnoot3)!
85[regelnummer]
Ga naar margenoot+Dine witte huut is vele swart,
86[regelnummer]
Ghi sijt des bloedes harde nat.
87[regelnummer]
Lieve minne, lieve here,
88[regelnummer]
Met rechte claghe ic di dus sere.
89[regelnummer]
Valu sijn die lippen dijn,
90[regelnummer]
Die hem dicke voechden an die mijn.
91[regelnummer]
Wair sijn die claer oghen ghevaren,
92[regelnummer]
Die claerre dan een carbonkel waren?
| |||||||||||||||||
[pagina 224]
| |||||||||||||||||
Lieve minne, saelt nemmermeer gescien,Ga naar voetnoot51
Dat sie op mi selen sien?Ga naar voetnoot52
Stijf sijn dijn vinghere ende dijn hande,Ga naar voetnoot53
Gelu sijn dijn witte tande.Ga naar voetnoot54
3455[regelnummer]
Lieve here, lieve minne,Ga naar voetnoot55
Dat wanic wel in minen sinne.Ga naar voetnoot56
Dorstic di nemmer comen so bi,Ga naar voetnoot57
Di souts te saechter sijn ende mi.Ga naar voetnoot58
Dese naghele nichelen di so sere,Ga naar voetnoot59
60[regelnummer]
Hoe mach u saechte sijn, lieve here?Ga naar voetnoot60
Du en mach (l. machs) spreken, horen no sien,Ga naar voetnoot61
Noch du en caens der doet niet ontvlien.Ga naar voetnoot62
Lieve here, du waers soe scone,Ga naar voetnoot63
Nu hebdi ene scarpe crone,
65[regelnummer]
Die di perst, die di torment,Ga naar voetnoot65
Datter bloet sepelinghe ute rent,Ga naar voetnoot66
Al dattu doechs, al dat di deert,Ga naar voetnoot67
Gaet mi so na ter herten wert,Ga naar voetnoot68
Soe rouwich es si dat men u doet,Ga naar voetnoot69
70[regelnummer]
Dat sie met rechte mach wenen bloet,Ga naar voetnoot70
Men seit, so salt doen emmermeer,Ga naar voetnoot71
Daer ogen, lijf (l. lief), hant ende seer.Ga naar voetnoot72
De vaststelling van den oorspronkelijken tekst uit deze drie hs. moet - voor zoover dit mogelijk is bij de ingrijpende veranderingen in het Utrechtsche afschrift aangebracht - aan den toekomstigen uitgever worden opgedragen, en zooveel blijkt ook reeds bij eene oppervlakkige beschouwing, dat ook het Delftsche fragment verschillende verbeterde lezingen aan de hand doet, en wij het voor de critiek van het ‘Leven ons Heren’ als eene werkelijke aanwinst mogen beschouwen. Op sommige plaatsen waar de Utrechtsche tekst blijkbaar door een afschrijver is bijge- | |||||||||||||||||
[pagina 225]
| |||||||||||||||||
93[regelnummer]
Lieve kint, mocht ghescien,
94[regelnummer]
Dattu op mi mochste sien!
95[regelnummer]
Lieve kint, lieve minne,
96[regelnummer]
Mi dunct, ic vare wt minen sinne.
97[regelnummer]
Mocht ic di doch comen bi,
98[regelnummer]
Di soude te sochter sijn van mi:
99[regelnummer]
Dese naghelen steken di so sere,
100[regelnummer]
Hoe mach di sochte sijn, lieve here?
101[regelnummer]
Dune machsGa naar voetnoot1), here, spreken no sien,
102[regelnummer]
Hoe mochte mi leder ghescien!
103[regelnummer]
Lieve here, op u hovet scone
104[regelnummer]
Staet ene scarpe doernen crone,
105[regelnummer]
Die u perst, die u torment,
106[regelnummer]
Dat dat bloet sepelinghe wt rentGa naar voetnoot2).
107[regelnummer]
Al dat u es ende u deert,
108[regelnummer]
Gaet mi so na ter harten wairtGa naar voetnoot3),
109[regelnummer]
Dat ic met rechte mach wenen bloet,
110[regelnummer]
So wee doet mi dat men u doet.
111[regelnummer]
Men mach wel sien emmermeer:
112[regelnummer]
Dair lief dair oghe, dair hant dair seerGa naar voetnoot4)
werkt, en wij reeds van te voren vermoeden dat niet alles tot den oorspronkelijken tekst zal hebben behoord, geeft het ons daarin zekerheid, door dat het enkele regels niet heeft. De opene plekken op de rechter bladzijden wijzen die plaatsen met voldoende duidelijkheid aan. Soms heeft het Delftsche fragment van de drie teksten alleen de ware lezing bewaard (zooals in vs. 96, bl. 225); op andere plaatsen is er overeenstemming tusschen de beide fragmenten in tegenstelling met den Utrechtschen tekst, die het verst van het oorspronkelijk | |||||||||||||||||
[pagina 226]
| |||||||||||||||||
afstaat en ongetwijfeld de meeste veranderingen heeft ondergaan, het minst zuiver is overgeleverd. Vooral blijkt dit overtuigend, wanneer men het Oudenaardsche fragment van 1290 legt naast den Utrechtschen tekst van 1439, zooals ook Van der Meersch heeft gedaan, die de beide redacties in het Taelverbond naast elkaar heeft doen afdrukken. Ik laat dit onderwerp nu verder rusten - mijne bedoeling was alleen het aantal hulpmiddelen voor de critiek van den belangrijken en merkwaardigen tekst met een te vermeerderen - en vermeld nog slechts dat het Delftsche fragment enkele sporen draagt van in Noord-Nederland geschreven te zijn. De schrijfwijze ai voor ae (bl. 225, vs. 108 en 112 e.e.), de vorm harte (bl. 221, vs. 46, 50, 53; bl. 223, vs. 70, 78 e.e.) voor gewoon Mnl. (Vlaamsch) herte, het gebruiken van hoe (bl. 217, vs. 102) voor twi wijzen op een Noord-Nederlandsch dialekt. Indien men de herkomst kon bepalen van den vorm van den 2den pers. sing. praes. soute, die er driemaal in voorkomt (bl. 213, vs. 44, 47, 57), dan zou de tongval van den afschrijver nog nauwkeuriger kunnen worden aangewezen.
Leiden, Oct. 1901. j. verdam. |
|