Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 20
(1901)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |||||||||||||
Een weinig bekend Malegijs-fragment.In het Amerikaansche tijdschrift ‘The journal of Germanic Philology’ 1897, bl. 239 vlgg. heeft de Heer H. Schmidt-Wartenberg, Hoogleeraar aan de Universiteit van Chicago, het eerst bekend gemaakt een te Berlijn berustend fragment van den Malegijs, bestaande uit twee perkamenten bladen, niet overal leesbaar en voor een deel afgesneden. Deels omdat het genoemde tijdschrift in Nederland wel niet veel zal gelezen worden; deels omdat er van het fragment, dat ik op nieuw naar het hs. heb afgeschreven, hier en daar nog wel iets meer te lezen is dan de genoemde geleerde heeft gedaan, en ook de orde, waarin hij de verzen van het fragment heeft laten drukken, het overzicht zeer bemoeilijkt; ook omdat wij in staat zijn een deel er van met een ander van een reeds uitgegeven fragment te vergelijken, zal ik het hs. hier op nieuw uitgeven. Zoo langzamerhand zijn er al verscheidene stukken voor den dag gekomen van den roman, die als geheel verloren schijnt. Na de uitgave van den Heer De Pauw, die in 1889 al de toenmaals bekende fragmenten, in één deel vereenigd, uitgaf en met den Heidelbergschen tekst der Hoogduitsche vertaling vergeleek, heeft De Vreese in Tijdschr. 15, 283 vlgg. twee nieuwe fragmenten, een te Gent berustende en een ander in partikulier bezit te Londen, uitgegeven en nauwkeurig toegelicht. Een kleiner, eveneens onbekend, brokstuk van 87 verzen, door den Heer G. Huet gevonden in den band van hs. latijn 8580 in de Bibliothèque Nationale te Parijs, is door hem uitgegeven Romania 26, 495 vlgg. Daar komt nu nog het Berlijnsche fragment, dat ik hier uitgeef, bij, zoodat de bouwstoffen voor een tweeden bundel fragmenten merkbaar beginnen toe te nemen. Laten wij hopen, dat ook nog eenmaal een hs., den geheelen tekst bevattende, moge worden gevonden. Het fragment valt gedeeltelijk samen met het fragm. B. van | |||||||||||||
[pagina 2]
| |||||||||||||
De Pauw, en begint met vs. 127 op bl. 77. Het verplaatst ons voor het kasteel Rochefloer, dat toebehoorde aan de fee Oriande, de opvoedster en later geliefde van den toovenaar Malegijs. In haar gezelschap bevinden zich haar broeder Balderijs (in den fra. tekst Baudri) en Madelgijs' oom Yverd (in den fra. tekst Yvert, in het ndl. volksboek Jorck). Vóór de stad ligt een leger van Sarracenen, onder aanvoering van Anthenor (ndl. Athenoer) van Spanje, die gedongen had naar de hand van Oriande, doch door haar was afgewezen en nu met geweld zijne geliefde in zijn bezit tracht te krijgen. In zijn dienst is Vivien, Malegijs' tweelingbroeder en zoon van Bueve van Eggermont, die in zijne eerste levensdagen was ontvoerd en gebracht naar het hof van den Sarraceenschen koning Yvorijn van Montbrant, doch thans, na allerlei avonturen, strijdt in het leger van den boven genoemden Sarraceenschen koning van Spanje. Malegijs is weder in zijn element: hij voert allerlei tooverkunsten uit, geholpen door den dwerg Spiët, den dienaar van Oriande. Hij heeft het geheele hooge gezelschap door toovermiddelen gedwongen zich naakt uit te kleeden en laat hen in dezen toestand een rondedans uitvoeren om hunnen vorst. Ook elders volvoert hij hetzelfde guitenstuk aan hen, wien hij aldus schande wil aandoen. In het Volksboek van den Ridder MalegijsGa naar voetnoot1) doet hij hetzelfde aan koning Karel met zijn vrouw en al zijn heeren, uitgenomen Bisschop Tulpijn en Namalas (Naymes van Bayvier?), ten einde hun eene proef te geven van hetgeen hij al zoo met zijne tooverkunsten weet tot stand te brengenGa naar voetnoot2). Aan het slot van het fragment worden | |||||||||||||
[pagina 3]
| |||||||||||||
de maatregelen beschreven, welke genomen worden door Malegijs, die kort te voren gekomen was in het bezit van het ros Beyaert, om de belegeraars te noodzaken het beleg van Rochefloer op te breken. Kort hierna herkennen Malegijs en Vivien elkander, en wordt Vivien van vijand vriend der belegerden, waardoor het eene gedeelte der uitlegging van Anthenors droom bewaarheid wordt. Dat dit ook met het andere het geval is, nl. dat het Anthenor niet gelukken zal zijne geliefde Oriande te bemachtigen, maar dat zij de vrouw zal worden van den ‘truwant’, die hem te schande gemaakt heeft, blijkt uit het vervolg van den roman, dien wij kennen uit het bovengenoemde Nederlandsche Volksboek. Men meene echter niet dat men daarin een tekst vinden zal, in alle bijzonderheden met den mnl. te vergelijken zooals de Heidelbergsche verduitsching. Dit is evenmin het geval ten opzichte van den Franschen tekst, den Maugis d'Aigremont, uitg. door F. Castels, in ‘Revue des Langues romanes’, dl. 36 (1892). De verhouding van den roman is, zooals ook reeds de Heer G. Huet (Romania 26, 505) heeft opgemerkt, hier dezelfde als wij ook bij andere middeleeuwsche stoffen, b.v. den Hugo van Bordeeus, en den Renout van Montalbaen opmerken. De Mnl. dichters leverden veeleer eene vrije bewerking der aan het Fransch ontleende stof dan eene vertaling van eene bepaalde redactie van den roman. Zij wijzigden, weidden uit, voegden uit hunne herinnering andere episodes toe, en maakten op deze wijze, om zoo te zeggen, van tien boeken een elfde. In het Volksboek van Malegijs maakt b.v. Oriande een tocht naar het vagevuur van Patricius, ten einde te weten te komen waar Malegijs zich bevond. Niet anders is het in niet vertaalde werken, als Seghelijn | |||||||||||||
[pagina 4]
| |||||||||||||
van Jerusalem, zooals ik in de inleiding heb opgemerkt, Flandrijs, en (als ze werkelijk oorspronkelijk zijn) Walewein, Torec en Moriaen, waarvan nog steeds de fra. origineelen niet zijn aangewezen. De geest der middeleeuwsche dichters leefde voor een groot deel van herinneringen; de een ontleende aan of steunde op den ander, zonder evenwel diens naam te noemen, evenmin als zij het noodig vonden hun eigen naam aan de vergetelheid te ontrukken. Ook in de prozaliteratuur, de stichtelijke niet uitgezonderd, merkt men dezelfde onzelfstandigheid op, dezelfde afhankelijkheid van een voorbeeld, doch hier worden vaak wèl de bronnen genoemd waaruit men putte, omdat men daardoor aan zijne woorden eene grootere geloofwaardigheid of meer gezag bijzette, hetgeen bij de behandeling eener wereldlijke stof niet van zoo overwegend belang werd geacht. In den Franschen tekst vindt men van de geheele episode, hier beschreven, slechts één regel terug, nl. vs. 1152: Sor vos vient Antenor, .I. amiral felon, in het Volksboek evenwel iets meer, doch ook hier slechts eene passage, die eenigermate te vergelijken is. Wij lezen daar (bl. 22): ‘Doe Spiët in de Stad was, zo had Malegijs hem Verkleed als een Arm Kreupel Man en was Verschaapen in de Gedaante van honderd Jaar, met een lange Baard, Kreupel en Mank gaande en kwam zo in het Leeger der Sarazijnen, tot voor in de Tent van Koning Antenor van Spangiën.’ (Nadat hij dan vergeefs heeft getracht den koning tot het opbreken van het beleg te bewegen, vervolgt de tekst). Toen zo las hy een Bezweering, dat zij allemaal gelyk bleven staan met den Mond oopen, blaakende met de Oogen of het Stieren geweest hadden - - - (bl. 23) ‘dus heb ik ze met mijn conjuratiën gestilt dat geen van alle haer verroeren kan. Doe .... ging Vivien (die in ons fragment zelf ook betooverd is) tot de Koning Antenor, die zag of hy van de Waereld verscheiden had geweest en hy wierd in hem zelven Lachende en denkende: wat proper Konst is dit om te zien. Ziet dit Volk staan! Als nu | |||||||||||||
[pagina 5]
| |||||||||||||
onze Vyanden uit kwaamen, zouden zy ons Vermoorden zonder tegenweer. Hy trok de Koning en zeide: Heer Koning, wat Duivel bent gij doof, hoord gy niet, u Gevangenen zyn u ontvoerd. Wat Vivien riep, de Koning die bleef gaapende staan gelyk een Zot Mensch. Ten lesten trok Vivien zo lang, dat hy hem deed ontspringen of hy uit zyn slaap ontsprongen had en zeide: Waar is de Boode van Mahomet? Ik wil gaarne vertrekken, want als Mahomet my nog meer Plaagen toe zend, zo zullen wy hier allemaal blyven.’ Dan zendt hij Vivien naar de stad om den toovenaar tot een tweekamp uit te dagen, en, als die dan den volgenden dag zal gehouden worden, herkennen de beide broeders elkander en verlaat Vivien den dienst van den Sarraceenschen Koning. Ik moet er van afzien hier verder de verhouding van de teksten in het Ofr. en Mnl. en het Volksboek nader te onderzoeken, en laat nu het fragment zelf in een nauwkeurig afschrift hier volgen. Dat si (Oriande) haer selve vallen lietGa naar voetnoot1
In onmacht .I. lange stont.
Alsi bequam, dat si u cont,Ga naar voetnoot3
Riep si: driewerf lief,Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Die mi solaes ende grief
Beide mach nemen ende gheven,Ga naar voetnoot6
Ende an wien dat al mijn leven
Staet ghewortelt, dat hiGa naar voetnoot8
Met .I. worde mochte mi
10[regelnummer]
Doden of gheven lijf;Ga naar voetnoot10
Nochtan wetic wel dat geen wijfGa naar voetnoot11
Sculdech es te makene mareGa naar voetnoot12
Eneghen man, hoe dat in hareGa naar voetnoot13
Sine minne es gheplant.Ga naar voetnoot14
| |||||||||||||
[pagina 6]
| |||||||||||||
15[regelnummer]
Maer lief, ghine sijt geen calantGa naar voetnoot15
Noch quaet no onwertech,Ga naar voetnoot16
Maer van doget soe ghepertechGa naar voetnoot17Ga naar voetnoot1),
Dat in u es geen lac.Ga naar voetnoot18
Natuerlike lief, dat niet en bracGa naar voetnoot19
20[regelnummer]
Mine herte, alsi sach u,Ga naar voetnoot20
Dats meer dan wonder, ic toget u.Ga naar voetnoot21
Ghi sijt mijn ruste, mijn delijt;Ga naar voetnoot22
Slapende, wakende, talre tijtGa naar voetnoot23
Benic u, soo waer ghi weest.Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Vercoren lief, aldus eestGa naar voetnoot25
Wonder, dat si niet en bracGa naar voetnoot26
Mine herte, eer si sprac,Ga naar voetnoot27
Die dus vol es van uwen perchelenGa naar voetnoot28Ga naar voetnoot2).
Sagic liggen al die fardelenGa naar voetnoot29
30[regelnummer]
Van allen mannen die nu leven,Ga naar voetnoot30
Lief, sone wistic mi hoe geven
Tenechmans dienste dan ten uwen.Ga naar voetnoot32
Athenor wilde mi doen huwenGa naar voetnoot33
Bi bedwange an sine persone.Ga naar voetnoot34-45
35[regelnummer]
Al es hi coninc ende draget crone,
Ic salt u clagen ende gode hier boven,
Datti mi u wilde roven,
Te wies boef datic si
Ghesticht, ghemaect, ende ghi te mi.
40[regelnummer]
Ende ic wille mi gheven
Tuwen dienste al mijn leven.
.............Ga naar voetnoot42
.............Ga naar voetnoot43
Ga naar margenoot+Houd uwen pais.......Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
Staet buter stat.....Ga naar voetnoot45
Naect gebonden....Ga naar voetnoot46
Ende emmer hout..Ga naar voetnoot47
| |||||||||||||
[pagina 7]
| |||||||||||||
Alse .I. man, die s...Ga naar voetnoot48
Al omtrent hem ......Ga naar voetnoot49
50[regelnummer]
Van naecten rid.....Ga naar voetnoot50
Ende hi es selve....Ga naar voetnoot51
Want hi in die m......Ga naar voetnoot52
Dat heeft al gh........Ga naar voetnoot53
Dus heeft hi uw......Ga naar voetnoot54
55[regelnummer]
Bi Gode vrouwe....Ga naar voetnoot55
Alsi den coninc naect...Ga naar voetnoot56
Entie tortise g.....Ga naar voetnoot57
Ende op thooft .I. v...Ga naar voetnoot58
Ic loech soe sere....Ga naar voetnoot59
60[regelnummer]
Dat mi dochte d.....Ga naar voetnoot60
Hi ghinc vort......Ga naar voetnoot61
Al die ridderen s...Ga naar voetnoot62
Ende deedse tenen...Ga naar voetnoot63
Al moedernaect....Ga naar voetnoot64
65[regelnummer]
Spyët seide: bi....Ga naar voetnoot65
Ic salse alle gh...Ga naar voetnoot66
Ende elc hadde a....Ga naar voetnoot67
Vrouwe Oriande....Ga naar voetnoot68
Atenor stont........Ga naar voetnoot69
70[regelnummer]
Ende .I. veltijn h..Ga naar voetnoot70
Ende .I. tortise, d....Ga naar voetnoot71
Scone bernende ende....Ga naar voetnoot72
Ic ... hem hebben g.Ga naar voetnoot73
Ic seide het be......Ga naar voetnoot74
75[regelnummer]
Den oechste, si s.....Ga naar voetnoot75
Daer omme was gh...Ga naar voetnoot76-84Ga naar voetnoot76
Oriande dede......Ga naar voetnoot77
Tafelen leggen......Ga naar voetnoot78
| |||||||||||||
[pagina 8]
| |||||||||||||
Ende Beyaert dede..Ga naar voetnoot79
80[regelnummer]
Beide hoy ende...Ga naar voetnoot80
Entie heren we......Ga naar voetnoot81
Ghingen eten.........Ga naar voetnoot82
Maer noit was v.....Ga naar voetnoot83
Alse Vivien wa......Ga naar voetnoot84
85[regelnummer]
...........Ga naar voetnoot85
...........Ga naar voetnoot86
..............ve beide,Ga naar voetnoot87
..............ontgaenGa naar voetnoot88
.............vant staenGa naar voetnoot89
90[regelnummer]
.............ende ApolijnGa naar voetnoot90
.........t, hoe maecht sijnGa naar voetnoot91
.............ldus stande?Ga naar voetnoot92
...............ese scandeGa naar voetnoot93
..........truwant ghedaenGa naar voetnoot94
95[regelnummer]
.............es hi ontgaenGa naar voetnoot95
.....................vienGa naar voetnoot96
......al omme mettienGa naar voetnoot97
......al omme standenGa naar voetnoot98
.........al bi handenGa naar voetnoot99
100[regelnummer]
.......qualike gheleecGa naar voetnoot100
.......dander verseecGa naar voetnoot101
......ach waer ben icGa naar voetnoot102
...side, dander over ricGa naar voetnoot103
...............den buucGa naar voetnoot104
105[regelnummer]
.............de groot gehuucGa naar voetnoot105Ga naar voetnoot3)
..........len naect vondenGa naar voetnoot106
..........s doe ontbondenGa naar voetnoot107
.........llen alsoe welGa naar voetnoot108
| |||||||||||||
[pagina 9]
| |||||||||||||
.........der alse enech elGa naar voetnoot109
110[regelnummer]
...........ghelachen veleGa naar voetnoot110
.........se in speleGa naar voetnoot111
........uwer alre knecht gesijnGa naar voetnoot112
..............ApolijnGa naar voetnoot113
.........half mijn lantGa naar voetnoot114
115[regelnummer]
.......ost, entie truwantGa naar voetnoot115
......de die ons dit dedeGa naar voetnoot116-124Ga naar voetnoot116
........ien ende sedeGa naar voetnoot117
.......addiGa naar voetnoot118
........nen hi soude diGa naar voetnoot119
120[regelnummer]
.......oen dan hi heeft gedaenGa naar voetnoot120
.......oudi u ontgaen.Ga naar voetnoot121
.......mi sijn .I. arm gheselleGa naar voetnoot122
.......viant uter helleGa naar voetnoot123
......alen .I. clene wichtGa naar voetnoot124
125[regelnummer]
......eest soe lichtGa naar voetnoot125
.......p sinen sproncGa naar voetnoot126
.......t es eens duvels ionc.Ga naar voetnoot127
.............Ga naar voetnoot128
.............Ga naar voetnoot129
130[regelnummer]
Te doene dustaen atoer.Ga naar voetnoot130
Doe seide die coninc Atenoer:Ga naar voetnoot131
Alse ghi saget den truwantGa naar voetnoot132
Ghi wanet gesien hebben .I. sant.
An sine tale ic verstoet
135[regelnummer]
Datti ons onste lettel goet,Ga naar voetnoot135
Ende lettel heeft hi ons ghedaen,Ga naar voetnoot136
Datti ons dede dus staenGa naar voetnoot137
Al naect tenen danse groot:Ga naar voetnoot138
Hets wonder, wine waren doot
| |||||||||||||
[pagina 10]
| |||||||||||||
140[regelnummer]
Van groter coude daer elc stoet.Ga naar voetnoot140
Vivien sprac: ‘Ghi had .I. hoetGa naar voetnoot141
Op u hooft, van velte ghemaect,Ga naar voetnoot142
Ende al waren dandre ridders naect,Ga naar voetnoot143
Ende .I. tortise in u hant claer.Ga naar voetnoot144
145[regelnummer]
Ghemac was u beuert 4) daer,Ga naar voetnoot145
Dat mogen merken wel die vroede.’Ga naar voetnoot146
Athenor sprac: ‘mi was te moede,Ga naar voetnoot147
Als ic brudegoom hadde ghesijnGa naar voetnoot148
Van Orianden, der vrouwen fijn,Ga naar voetnoot149
150[regelnummer]
Ende ons die truwant hadde getrouwet
Beide te gader: nu bescouwet
Wat dese droom bedieden mochte.’
Een ander seide: ‘hort wat mi dochte,
Daer ic stont al in trans 5),
155[regelnummer]
Soe dochte mi dat een groot dansGa naar voetnoot155
Van der brulocht was ghemaect,Ga naar voetnoot156-164Ga naar voetnoot156
Entie coninc stont al naect;Ga naar voetnoot157
Dies haddic .I. wonder groot.’Ga naar voetnoot158
Die derde seide: ‘mi dochte al dootGa naar voetnoot159
160[regelnummer]
Vivien in onsen dans staen;Ga naar voetnoot160
Doe quam die truwant ghegaen,Ga naar voetnoot161
Ende nam Viviene bider hant:Ga naar voetnoot162
Doe wert levende die wigant.’Ga naar voetnoot163
Doe verblijdde die coninc.Ga naar voetnoot164
165[regelnummer]
Athenor dede varincGa naar voetnoot165
.I. astromien dit verstaen,
Ende hiet hem dat hi soude gaen
Nachts besien an die sterren,Ga naar voetnoot168
Ende datti soe diepe lase ende so verreGa naar voetnoot169
170[regelnummer]
In sine boeke, dat hiere om dochteGa naar voetnoot170
.............Ga naar voetnoot171
| |||||||||||||
[pagina 11]
| |||||||||||||
Dastronomien seide saen,Ga naar voetnoot172
Hi seide: ‘her coninc, dit vant verstaen,Ga naar voetnoot173
Uwen droom wetic wel te spelne,Ga naar voetnoot174
175[regelnummer]
Maer mine staets niet te vertelne,
Vor ic hebbe u allen borghe,Ga naar voetnoot176
Dat ict mach seggen sonder sorge,Ga naar voetnoot177
Soe dat mi niemen en salGa naar voetnoot178
Hieromme mesdoen groot no smal;
180[regelnummer]
Ende selve willic bliven ghevaen,
Tote ghi die waerheit hebt verstaenGa naar voetnoot181
Van datic hier vertrecken sal,Ga naar voetnoot182-191
Dat mi niemen groot no smal
Sal mesdoen binnen daghe dertech,Ga naar voetnoot184
185[regelnummer]
Ende ghi mi hierop sijt gehertech 6),Ga naar voetnoot185
Van desen drome al ghemene:
Her coninc, die saken sijn niet clene;Ga naar voetnoot187
Si valt zwaer an uwe side.Ga naar voetnoot188
Om dat ic wille dat niemen benide,
190[regelnummer]
Soe willic bliven ghevaenGa naar voetnoot190
Tote ic die waerheit hebbe verstaenGa naar voetnoot191
Van minen live te houdene vri:Ga naar voetnoot192
Her coninc, soe salic diGa naar voetnoot192
Den droom spellen altehant:Ga naar voetnoot193
Soe sere gaet an uwen cant 7).Ga naar voetnoot194
195[regelnummer]
Doe antworde AthenorGa naar voetnoot195
Bi sire cronen ende zwoer,Ga naar voetnoot196
Dat hine soude houden ten rechteGa naar voetnoot197
Jegen man ende jegen cnechteGa naar voetnoot198
xxx daghe al ommeganc.Ga naar voetnoot199
200[regelnummer]
Die meester seide: ‘hebbic soe lancGa naar voetnoot200
| |||||||||||||
[pagina 12]
| |||||||||||||
Respijt, soe salic u vertellenGa naar voetnoot201
Den droom, die vele heren sal quellen.Ga naar voetnoot202
Dats mi leet; horter naer,Ga naar voetnoot203
Her coninc, al eest u zwaerGa naar voetnoot204
205[regelnummer]
Te horne; ic sal vertellenGa naar voetnoot205
Uwen droom vor dese gesellen,Ga naar voetnoot206
Dat ghi niet moget ontsteken 8) mien,Ga naar voetnoot207
Die saken en selen dus ghescien.Ga naar voetnoot208
Daer bi willict seggen overluut:Ga naar voetnoot209
210[regelnummer]
U dochte dat si was u bruut,Ga naar voetnoot210
Oriande van Rosefloer:Ga naar voetnoot211
Dat ne sal nemmerme, AthenorGa naar voetnoot212
............Ga naar voetnoot213
Ga naar margenoot+Die truwant dochte.....Ga naar voetnoot214
215[regelnummer]
Datti u beiden hadde ghetrouwetGa naar voetnoot215
Te gadere, her coninc, scouwetGa naar voetnoot216
Dese redene ende verstaet wel:Ga naar voetnoot217
Hi salse selve trouwen ende niemen el;Ga naar voetnoot218
Al eest u te horne onsochte.Ga naar voetnoot219
220[regelnummer]
Den anderen riddere, die dochteGa naar voetnoot220
Dat ghi al naect stoetGa naar voetnoot221
In den dans, des sijt vroet,Ga naar voetnoot222
Dat es, vant bekinnen,Ga naar voetnoot223
Dat u Oriande niet mach minnen,Ga naar voetnoot224
225[regelnummer]
Ende ghi mintse, dats waerhede:Ga naar voetnoot225
Dat bediet u naecthede,Ga naar voetnoot226
Ende dats dompheit groot.Ga naar voetnoot227
Den derden riddere dochte al dootGa naar voetnoot228
In den dans staende Vivien,Ga naar voetnoot229
| |||||||||||||
[pagina 13]
| |||||||||||||
230[regelnummer]
Entie truwant quam mettienGa naar voetnoot230
Ende nam bider hand Viviene ende dochteGa naar voetnoot231
Datti levede, doe was u sochte.Ga naar voetnoot232
Dese droom es fel ende zwaer:Ga naar voetnoot233
Ic salne u tellen, want hi es waer.Ga naar voetnoot234
235[regelnummer]
Nu verstaet, her coninc,Ga naar voetnoot235
Ic segt u in waerre dinc:Ga naar voetnoot236
Dat Vivien daer stont doot,Ga naar voetnoot237
Dats ons allen rouwe groot:Ga naar voetnoot238
Hi sal ons, her coninc, afgaenGa naar voetnoot239
240[regelnummer]
Ende hier in moghedi verstaenGa naar voetnoot240
Dese poente, ende merken,Ga naar voetnoot241
Datti wert doot in onse gewerkenGa naar voetnoot242
Tonsen boef, sonder blijf.Ga naar voetnoot243
Ende dattem die truwant gaf lijf,Ga naar voetnoot244
245[regelnummer]
Dat bediet, her coninc stout,Ga naar voetnoot245
Datti hem met herten altoos wert hout,Ga naar voetnoot246
Den truwant al sonder begeven,Ga naar voetnoot247
Ende in sine hulpe altoes al cleven.Ga naar voetnoot248
Die bliscap, coninc, die ghi had groot,Ga naar voetnoot249
250[regelnummer]
Dat Vivien levede na die dootGa naar voetnoot250
Dat es rouwe ende droefhede,Ga naar voetnoot251
Die u ghescien sal sonder bede,Ga naar voetnoot252
Alse u Vivien af sal gaen.Ga naar voetnoot253
Bi den truwant selen wi verstaenGa naar voetnoot254
255[regelnummer]
Enen den vroetsten clerc die levetGa naar voetnoot255
Ende dien die nature gevetGa naar voetnoot256
Wijsheit ende edelhede.Ga naar voetnoot257
Ende van den hoochsten van kerstijnhedeGa naar voetnoot258
| |||||||||||||
[pagina 14]
| |||||||||||||
Is geboren die jonghelinc.Ga naar voetnoot259
260[regelnummer]
Noch weet ic mere, her coninc,Ga naar voetnoot260
Dat willic helen ....,Ga naar voetnoot261
Mer dit salic over waerheitGa naar voetnoot262
Houden ghestade overwaer.’Ga naar voetnoot263
Vivien seide: ‘.I. droeve jaerGa naar voetnoot264
265[regelnummer]
Moetti hebben diet vort brochte,Ga naar voetnoot265
Alsoe waerlike alsic noit dochteGa naar voetnoot266
Noch pensde int herte mijn,Ga naar voetnoot267
Dat ic den coninc woude sijnGa naar voetnoot268
In eniger wise onghetrouwe.’Ga naar voetnoot269
270[regelnummer]
Anthenor sprac: ‘het sal hem rouwen,Ga naar voetnoot270
Dat segic u over waerhede,Ga naar voetnoot271
Mer xxx daghe heeft hi vrede.’Ga naar voetnoot272
Doe sprac die meester ende loech:Ga naar voetnoot273
‘Her coninc, die tijt es ghenoech,Ga naar voetnoot274
275[regelnummer]
Hier binnen sal vele gescien.’ -Ga naar voetnoot275
‘Nu hort’, sprac Vivien,Ga naar voetnoot276
‘Her coninc, doet minen raet.Ga naar voetnoot277
Ic wille dat men te nacht gaetGa naar voetnoot278
Een fosseit delven jegen onse heereGa naar voetnoot279
280[regelnummer]
xl voete wijt of mere,Ga naar voetnoot280
Ende diepe xv voet.Ga naar voetnoot281
Tiersten dat comet die vloet,Ga naar voetnoot282
Sal ict water daer in doen gaen,Ga naar voetnoot283
Ende alse aldus es ghedaen,Ga naar voetnoot284
285[regelnummer]
Sal ment verdammen 9), dat het nietGa naar voetnoot285
Weder sal keren. Her coninc, siet:Ga naar voetnoot286
Dan soude men over den dijc grootGa naar voetnoot287
| |||||||||||||
[pagina 15]
| |||||||||||||
Stocke scieten, die niet sijn groot.Ga naar voetnoot288
Aldus, her coninc, salment(?) scranken 10)Ga naar voetnoot289
290[regelnummer]
Ende op die stocke scieten planken,Ga naar voetnoot290
Ende sant daerop in dier ghebareGa naar voetnoot291
Alse offer geen gracht en ware.Ga naar voetnoot292
Hiermede werden gescantGa naar voetnoot293
Die van binnen ende menen hets santGa naar voetnoot294
295[regelnummer]
Buten muren, het es waer.Ga naar voetnoot295
Sine selenre af niet weten .I. haer.Ga naar voetnoot296
Wi sullen ontbieden met gheweltGa naar voetnoot297
Die van binnen, dat si comen op tfelt,Ga naar voetnoot298
Men sal hem te dier tijtGa naar voetnoot299
300[regelnummer]
Leveren stonde (?) ende strijt.Ga naar voetnoot300
Coninc, dat sal ghescien;Ga naar voetnoot301
Soe selen wi ons houden,’ sprac Vivien,Ga naar voetnoot302
‘Binnen den graven ende laetse comen;Ga naar voetnoot303
Wi selense tenen hope dromenGa naar voetnoot304
305[regelnummer]
In den dijc ende verdrincken;Ga naar voetnoot305
Wi selen met onsen zwerden scinkenGa naar voetnoot306
Die ghene, die niet mogen versmoren.Ga naar voetnoot307
Dus werden si alle verloren,Ga naar voetnoot308
Of het sal mi costen tlijfGa naar voetnoot309
310[regelnummer]
Om al ......... desen keytijf,Ga naar voetnoot310
Die desen droom gediet heeft.’Ga naar voetnoot311
Anthenor sprac: ‘hets scade datti leeft.Ga naar voetnoot312
Dits een raet uter maten goet.’Ga naar voetnoot313
Si ghingen delven metter spoet
315[regelnummer]
..................... fosseitGa naar voetnoot315
..................... gereitGa naar voetnoot316
| |||||||||||||
[pagina 16]
| |||||||||||||
Met groter behendichedeGa naar voetnoot317
...................nt
320[regelnummer]
...................nt
Dien van der stat binnenGa naar voetnoot321
Dat si ute quamen te gewinnenGa naar voetnoot322
............... in hare vaert.Ga naar voetnoot323
Dat volc wert in een ghescaert:Ga naar voetnoot324
325[regelnummer]
Die ierste scare leedde Madelgijs,Ga naar voetnoot325
Die ander Yvert, die derde Baldarijs;Ga naar voetnoot326
Si waren geseart in beiden sidenGa naar voetnoot327
Alse die op anderen wilden stridenGa naar voetnoot328
Ende hem te doene groot verdriet.Ga naar voetnoot329
330[regelnummer]
Die van binnen en wisten niet,Ga naar voetnoot330
Dat daer ghemaect was een fosseit.Ga naar voetnoot331
Malegijs sat op Beyaert ghereitGa naar voetnoot332
Ende sloech met sporen met groter cracht.Ga naar voetnoot333
Dat ors was van so groter machtGa naar voetnoot334
335[regelnummer]
Dat hi met Beyaert overspranc;Ga naar voetnoot335
Der andere vele daer in versanc.Ga naar voetnoot336
Si sloegen met sporen vrcselijc;Ga naar voetnoot337
Pert ende man reet in den dijc,Ga naar voetnoot338
Daer versmorder herde veleGa naar voetnoot339
340[regelnummer]
.............
| |||||||||||||
[pagina 17]
| |||||||||||||
Aanteekeningen.
| |||||||||||||
[pagina 18]
| |||||||||||||
| |||||||||||||
[pagina 19]
| |||||||||||||
|
|