Naschrift op tijdschr. XVIII, 182 vlgg.
Bij het schrijven van mijn artikel over de f in leefde, enz. was het mij ontgaan dat dezelfde verklaring van de f enz. al veel vroeger was gegeven door wijlen Cosijn, die Taalk. Bijdr. 2, 270 terloops de spellingen leefde en reisde ‘een pure schrijverspedanterie met de uitspraak in strijd’ noemt, en erbij voegt: ‘Maar waarom spelt en spelde men leefde, reisde? eenvoudig om reden dat de v en z hier de lettergreep sloten en aan 't eind der woorden tönende spiranten in toonlooze overgaan.’
Groningen, 20 Februari 1901.
j.h. kern hz.