Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 19
(1900)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 129]
| |
Beitel.In het Ndl. Wdb. wordt onder het artikel Beitel (I) gewezen op een paar spreekwijzen, die Winschooten, Seeman, bl. 18 opgeeft nl. ‘Kom voor den beitel!’ d.i. volgens dien schrijver ‘Kom voor den dag, sooje een rechtschaapen Kaarel sijt’; en ‘het vaatje op den beitel setten, d.i. een vaatje ten besten geeven.’ De heer J. Prinsen heeft in den vorigen jaargang van dit tijdschrift, bl. 87 nogmaals de aandacht op deze twee onverklaarde spreekwijzen gevestigd en het vermoeden uitgesproken, dat ze eerder thuis behooren onder beitel (II), d.i. een soort schip, daar het voorkomen dezer uitdrukkingen in een zeemanswoordenboek hem anders duister is. Voor iemand, die wat meer dan oppervlakkig met het werkje van Winschooten heeft kennis gemaakt, is dit geen bezwaar, daar tal van woorden en uitdrukkingen, die met het zeewezen niets te maken hebben, daarin genoemd en somtijds ook verklaard worden. Van Lennep heeft Winschooten eenvoudig nageschreven, zoodat het voorkomen bij hem in dezen niets beteekent. Met Dr. A. Kluyver zou ik deze beide uitdrukkingen onder beitel (I) brengen, en wel om de volgende redenen. In de 16e eeuw verstond men onder een beitel den lepel, die gebruikt werd bij het klossen. Schotel haalt in zijn Maatschappelijk Leven onzer vaderen in de zeventiende eeuw, bl. 129 uit een schoolboek der 16e eeuw het volgende gesprek aan tusschen eenige knapen: Hier. Hou, hou, cameraeten, willen wij met de klos spelen? Siet de baen is droogh ende effen. Aug. Seer geerne. Gy twee brenght de beytels. Wy sullen den rinck in de aerde planten. Ambr. Gy steckt den ringk te diep: ick sal hem ophaelen, opdat hij lichtelijcker magh draeijen. Greg. Neemt elck een beytel. Hier. Geeft hier eenen om te proeven. | |
[pagina 130]
| |
Greg. Ick ende Ambrosius sullen 't samen wezen. Aug. Ick gelooft seer wel, gijlieden hebt beter beytels ende sterker ermen. Het is duidelijk, dat men hier onder den beitel moet verstaan, wat Kiliaen noemt den klos-beytel. Flagellum, vola; een woord, dat Sewel verklaart door ‘a scrop or club to cast the bowl with’ en Halma door ‘een schepper daar men meê in de klosbaan speelt. Battoir, instrument qui sert à empaumer la boule qu'on veut faire passer par l'anneau.’ Me dunkt, dat we aan beitel in dezen zin moeten denken in de uitdr. ‘voor den beitel komen’, door Winschooten en ook door Sewel vermeld: ‘Kom voor den beitel (voor den dag) als gy hart hebt, come hither if you dare.’ Het kan in eigenlijken zin eene uitdaging zijn om een wedstrijd in het klossen aan te gaan, en daarna bij uitbreiding eene uitdr. die gelijk staat met ‘kom eens op, als je durft’Ga naar voetnoot1). Een ‘vaatje op den beitel zetten’, iets ten beste geven, ook door Sewel verklaard als to give a little cask of beer or wine to the labourers, wil dan zeggen: een vaatje ten beste geven, als prijs geven in den kloswedstrijd. Bij uitbreiding kon ‘iets op den beitel zetten’ de beteekenis aannemen van iets ten beste geven, zonder juist aan een kloswedstrijd te denken, zooals blijkt uit Sewel, die nog vermeldt: De kost op den beitel zetten (een scheeps loopje) To give victuals to the seamen aboard.
Amsterdam, Februari 1900. f.a. stoett. |
|