Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 19
(1900)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdKatteeker.De eekhoorn heet in 't Graafschapsch taaleigen katteeker (d.i. kat + eeker) met het accent op ee.Ga naar voetnoot1) Hiermede stemt volkomen overeen het Mecklenburgsche kataikr, terwijl 't Westfaalsche åikkatte, Tirolsch oachkatsl, en Hgd. eichkätzchenGa naar voetnoot2) in zooverre er meê te vergelijken zijn dat de bestanddeelen der samenstelling dezelfde zijn, maar in omgekeerde orde. Toevallig bestaat er in gewestelijk Fransch een woord voor eekhoorn dat nagenoeg zoo klinkt als katteeker, nl. chat-écurieux, hetwelk ik ergens in ‘La Petite Fadette’ van George Sand aantrof.Ga naar voetnoot3) Dat eeker en écurieu bijna gelijkluidend zijn, kan niet anders dan toeval wezen, want etymologisch hebben ze niets met elkaar gemeen. Maar zou het ook zuiver toeval wezen dat in zoo'n groot gedeelte van 't Hoog- en Nederduitsch taalgebied en in een deel van Frankrijk eene benaming gebezigd wordt, waarvan kat een bestanddeel uitmaakt? Dat | |
[pagina 107]
| |
het woord katteeker oud moet wezen, mag men opmaken uit het feit dat het in streken, zoover van elkaar verwijderd als de Graafschap en Mecklenburg gelijkelijk voorkomt, terwijl de tusschenliggende gewesten een anders gevormd woord gebruiken. Het is geenszins ondenkbaar dat Frankische Chamaven katteeker, in weinig of niet afwijkenden vorm, uit Hamaland, waar het woord thans nog leeft, naar Frankrijk overgebracht en het later, toen zij eene Romaansche taal hadden aangenomen, door eene soort van volksetymologische vertaling pasklaar gemaakt hebben. De overeenkomst, toevallig of niet, is opmerkelijk. Door de aandacht er op te vestigen, beoog ik mededeelingen uit te lokken omtrent soortgelijke benamingen van 't eekhoorntje, zoowel op Germaansch als op Romaansch gebied.
h. kern. |
|