Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 15
(1896)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 137]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het handschrift der Wachtendoncksche Psalmen en dat der Lipsiaansche Glossen.I. Het hs. der Wachtendoncksche Psalmen.Noch von DiezGa naar voetnoot1), noch von der HagenGa naar voetnoot2), noch M. HeyneGa naar voetnoot3), die het handschrift der Wachtendoncksche psalmen onderzochten, leveren er een volledige beschrijving van. Door de welwillende tusschenkomst van Dr. J. Van der Haeghen, hoofdbibliothecaris van de universiteits-bibliotheek te Gent, kregen wij ook het origineel in handen, een Ms. nl. van twintig psalmen in het Oudnederfrankisch. Dat handschrift werd, met geheel de von Dieziaansche boekerij, aan de Koninklijke bibliotheek van Berlijn vermaakt, waar het nu berust onder de aanduiding: Ms. Diez. C. Quart. 90. Het bestaat uit twee schutbladen van voor en van achter, waarvan het papier nogal breede waterstrepen heeft. No. 1 van voor en No. 2 van achter dragen als watermerk een schild, en de letter B. No. 2 van voor en No. 1 van achter dragen den naam F.W. Meschman. Dan volgt een reeks van 15 bladen, waarvan het papier fijn is en de waterlijnen dun. De bladen 2, 4, 7, 15, overeenkomende met 12, 10 en 15 hebben als watermerk een loofwerk, waarin een groote vier met kruis. Daarna komt een reeks van 17 bladen, waarvan het papier grover en bruiner is. De waterstrepen zijn wat dunner en de afstanden daartusschen wat smaller dan bij de vorige serie. Het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 138]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
watermerk is hier een kleine cartouche, waarin een kleine vier met een klein kruis, en hier eindigt het cijfer in de ineengevlochten letters J.G. Dit merk dragen de bladen 18, 19, 22, 23 overeenkomende met 30, 29, 26, 25. Wij hebben in de filigranen-literatuur tot nog toe niets over deze watermerken kunnen ontdekken; dit laat onderstellen, dat zij van jongen datum zijn, naar wij vermoeden uit de 17e eeuw. De eerste reeks, die Ps. 53 v. 7 tot Ps. 64 v. 13 bevat, onderscheidt zich bovendien van de tweede, Ps. 64 v. 14 tot Ps. 73 v. 9, door een verschillend geschrift. Het papier en de hand van de eerste serie dagteekenen uit de laatste helft der 17e eeuw, men zou zelfs kunnen zeggen, uit het laatste kwart. Wat von Diez aan von der Hagen over deze hand schreef, is onjuist: Die neuere Abschrift, höchstens aus dem 17en Jahrhundert ist in 4 und bis bl. 7 incl. mit sehr unleserlicher, sogenannter Kanzleischrift, das übrige mit Lateinischen Buchstaben geschriebenGa naar voetnoot1). Het geschrift is integendeel volgens ons inzien zeer zuiver en duidelijk, in zeventiendeeuwsche caractères de civilité, zooals in de officiëele stukken van dien tijd werd gebruikt. De letters zijn eerder rechtopgaand dan liggend. Men ziet, dat het à main posée geschreven is, zooals overigens ook het tweede gedeelte, waarvan de inkt en de hand gansch verschillen van die van het eerste, en waar wij eene Duitsche hand meenen te herkennen, die Latijnsche letters schrijft: het geschrift ligt schuinsch; de beenen der letters zijn kort afgebroken. Men vindt dit geschrift terug in de correspondenties der Duitsche kanselarijen. Over den ouderdom durf ik op vijftig jaar na niets te zeggen. De hand kan evengoed van het einde der zeventiende als van het begin der achttiende eeuw zijn. In elk geval onderstelt dit verschil van papier en hand, dat de afschrijver No. 2 ergens nog een Ms. gekend heeft, waaruit hij de ontbrekende psalmen kon aanvullen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 139]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op den voorbinnenkant van den band staat: No. 90, Fragment von zwanzig Psalmen in altfränkischer Sprache. Op den achterbinnenkant is een papiertje geplakt, waarop in Duitsche hand, dezelfde als die van den voorbinnenkant, te lezen staat: Die handschrift No. 90 in 4o als fragment von 23 Psalmen ist im Jahre 1812 mit einem einzelnen Pergamentblatt in 4 von fragment in gleicher Sprache an dem Haupt-Bibliothecar von der Hagen zu Breslau abgegeben(?) worden. Daaronder in een andere hand: Das Pergamentblatt fehlte noch im Jahre 1838. Het handschrift bestaat dus uit 33 bladen, waarvan 16 beschreven en 17 witte. Allen zijn 0,203 m. hoog op 0,153 m. breed. Al de pare bladen zijn langs de twee zijden beschreven, en tusschen de beschreven bladen zijn er witte ingeschoven, waarschijnlijk bestemd voor den Latijnschen tekst van de Vulgata, waarvan dit fragment een vertaling is. Al de bladen zijn genummerd door dezelfde hand die op den voor- en achterbinnenkant heeft geschreven. De twee afschrijvers hebben ook de psalmen willen nummeren, maar hebben het niet ten einde gebracht. De eerste heeft slechts 54 gezet, de tweede 66, 67, 68, 69, 72, 73. De hand die de bladen heeft genummerd heeft nog gezet v. 7 ps. 53 aan het begin, is over het getal 54 gegaan van den eersten copist, en heeft op het einde nog aangemerkt v. 9. Dit handschrift werd door den legationsrat von Diez, van Berlijn, in het jaar 1800 gekocht in de boeken- en manuscripten-verkooping van L. van Santen, hoogleeraar te Leiden, wo sie mit mehreren kleinern Schriften in einem Bande unterm Namen Poema gothicum zusammengebunden istGa naar voetnoot1). Zooals Heyne bemerkt: Die Aufschrift Poema Gothicum ist nicht mehr vorhandenGa naar voetnoot2). Wij hebben dien titel zelfs niet teruggevonden in den catalogus van van Santen's boekverkoopingGa naar voetnoot3). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 140]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Uit mijn vergelijking van Heyne's uitgaaf met het handschrift, spruiten de volgende collaties. Zooals men zal zien, kon Heyne de goede lezing soms reeds bij von der HagenGa naar voetnoot1) vinden. Soms geeft Heyne in voetnota slechte manuscriptlezingen, en verbetert ze dan in den tekst naar het handschrift. Dat is schijngeleerdheid!
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 141]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 142]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
II. Het handschrift der Lipsiaansche Glossen.De Lipsiaansche Glossen zijn een reeks woorden door Lipsius uit het handschrift van Wachtendonck met de Latijnsche vertaling opgeteekend, woorden, die hem schenen af te wijken van het taalgebruik van zijn tijd. Lipsius geeft uittreksels van zijn aanteekeningen in zijn brief aan H. SchottiusGa naar voetnoot1). De woorden zijn er onder hoofdletters in alphabetische volgorde, en in twee reeksen, nomina en verba, gerangschikt. Bij toeval, onder het schikken der Lipsiaansche papieren, op de bibliotheek van Leiden berustende, vond de hoofd-bibliothecaris, Dr. W.G. Pluygers in den bundel No. 53 der Hs. van Lipsius (Museum Lipsianum, No. 324) het kostbaar handschrift der Lipsiaansche glossen. Dit was in Juli 1860Ga naar voetnoot2). In dat handschrift zijn de woorden alphabetisch gerangschikt, onder hoofdletters, maar elke hoofdletter is niet meer onderverdeeld in nomina en verba. Het handschrift bevat ook meer woorden dan de gedrukte lijst van 1602. Evenals bij het Ms. von Diez, heeft men vergeten hier het papier te onderzoeken. Nochtans wachtte den kenner van het eerste Ms. hier eene aangename verrassing. Het Hs. der L. gl. bestaat uit twee soorten papier, door een en dezelfde zeventiendeeuwsche hand beschreven. Eerst komen 6 bladen, waarvan 5 toegehaakt en 1 los, alle beschreven. Dan 2 schutbladen, van kleiner formaat, waarvan een half beschreven is. Al de bladen zijn op zijn langst in tweeën | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 143]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gevouwen, zoodat elk blad vier halve blz. telt. Het geheel beslaat dus 8 bladen of 32 halve blz., waarvan er 26 beschreven zijn. Op den buitenrand van het schutblad staat in 17e eeuwsche hand: Diversa scripta. Al de heele blz. zijn genummerd dus tot 16. Ook de onpare halve blz. te beginnen van de 7e. Het geschrift is zeer duidelijk. Men kan er aan zien, dat het à main posée gedaan is, dat het geschreven is om af te schrijven. Het gelijkt niet het minst aan Lipsius' geschrift, noch aan een der handen van het Ms. von Diez. De kantteekeningen alleen zijn in Lipsius' onduidelijk, onleesbaar gekribbel: het zijn verklarende aanteekeningen, soms verbeteringen, waarvan wij een deel hebben kunnen onteijferen. Een aanzienlijk getal echter is ons nog duister gebleven. De 6 eerste bladen zijn 0,325 m. hoog op 0,210 m. breed. De bladen genummerd 6, 7, 8 dragen een watermerk. Het is hetzelfde als dat van de eerste serie bladen uit het Ms. von Diez. Wanneer men de bladen van het Ms. der glossen op zijn breedst in tweeën vouwt, bekomt men juist het formaat van de bladen van het Ms. von Diez, die voor het inbinden wat afgesneden zijn. Zou deze overeenkomst de onderstelling van een Lipsius' afschrift van ten minste een gedeelte van het Wachtendoncksche handschrift niet toelaten? De twee laatste bladen zijn kleiner en hebben een ander watermerk. Het Hs. werd reeds door HauptGa naar voetnoot1) en vooral ook door CosijnGa naar voetnoot2) goed ingezien; bij nader onderzoek vermochten wij nog de volgende collaties te verzamelen.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 144]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Antwerpen. p. tack. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Naschrift.De Heer Tack duide het mij niet euvel, dat ik het volgende aan zijne collatie toevoeg. De door hem als onjuist aangewezen lezingen No. 17 insurgue, No. 19 angenni en No. 653 luzcilon zijn niets dan drukfouten in Heynes tweede uitgave: de eerste editie geeft terecht insurgunt, anagenni en luzzilon op. Twee andere No. 27 andradondon en 107 bescoffen (verkeerdelijk door Tack met ééne f gespeld) verwijzen in de noten naar de psalmen, zijn geen glossen. Zonder u-strich vindt men de twee streepjes die anders n voorstellen in No. 16 en 824 (sinuol), zooals Heyne opgeeft. Even onjuist zijn Tack's lezingen van gl. 5 (de e in after is gevlakt, maar geene i), 291 (of bedoelt T. 295? maar ook dan is Heyne correct!), 194 en 157. Rest derhalve de toevoeging aan gl. 386 vide Era, welke ook ik in der tijd niet opnam, dewijl ze met de glossen niets heeft uit te staan en van de hand des bewerkers is. Behalve de belangwekkende mededeeling aangaande het watermerk, leert ons dus deze collatie der Lipsiaansche glossen niets nieuws.
Leiden, 21 Mei '96. p.j. cosijn. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 145]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Antwoord.Wij beschikten, spijtig genoeg, over geen eerste uitgave van Heyne. In elk geval heeft het zijn nut voor de Nos. 17, 19, 653 op de storende drukfout te wijzen. Voor No. 27 las ik andredondi, niet andradondi, zooals Heyne; de note verwijst naar Ps. 59, 6; daar echter geeft Heyne voor het Ms. op andradondo; de ms.lezing is daarentegen andradondi; Heyne heeft dus in den tekst der glossen op het toeval af goed verbeterd. Maar bij het afdrukken van de Gl. L. moet ons de overeenkomst met de Ps. niet bekommeren: wij moeten het Ms. trachten weer te geven zoo waar mogelijk; verbeteringen komen in de tweede plaats en behooren niet in den tekst aangebracht te worden. Heyne's uitgave onderstelt, dat de afschrijver geen fouten kan begaan, en dat de uitgever de alleen zaligmakende opvatting heeft van den tekst. Indien wij dus voor No. 27 andredondi lezen, laat het ons dan ook zoo afdrukken, en in nota aanmerken, dat het volgens de verwijzing naar de Ps. andradondi moest zijn. Wij betreuren het Ms. der Gl. L. niet meer te onzer beschikking te hebben, om het nog eens nader te kunnen inzien op No. 291, waar wij faruuattannussi lezen. Wat de Nos. 16, 157, 824 en 194 betreft, twee opvattingen lagen hier voor de hand. Ik heb de meest practische gekozen, verzuim namelijk van den u-strich voor de drie eerste, en van het punt op de eerste i voor het laatste, teekens die zeer waarschijnlijk overal niet consequent volgehouden zijn; het was hier zoo gemakkelijk goed te willen lezen.
p. tack. |
|