Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 15
(1896)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 100]
| |
Een en ander over Den roman van Jason.Bibliophilen en beoefenaars onzer oudere letterkunde is deze roman niet gansch onbekend. L.Ph.C. van den Bergh gewaagt ervan in zijne Nederlandsche VolksromansGa naar voetnoot1); vóór en na hem vermelden er Hain, Van Praet, Campbell, Brunet, L.D. Petit en anderen, in hun bibliographische werken, een Haarlemschen druk van, van omstreeks 1485; en, in 1844, deelde J. Tideman een bericht mede omtrent een handschrift van den Jason in British Museum, te LondenGa naar voetnoot2). Naderhand heeft zich, voorzoover ik weet, niemand dit vraagstuk aangetrokken; daarom mogen de volgende nota's wellicht welkom wezen, tot dat iemand dien roman en al wat er in verband mede staat, tot onderwerp eener grondige en volledige studie kieze.
Een oorspronkelijk Nederlandsch werk is deze prozaroman niet, maar wel eene vertaling van het Fransche prozawerk van Raoul Lefèvre, Le Roman de Jason et Médée, dat ook met eenigszins gewijzigden titel voorkomt. Over den schrijver bezitten wij vooralsnog weinig en slechts oppervlakkige inlichtingen; men weet alleen dat hij tot den geestelijken stand behoorde en aan het hof leefde van Philips den Goede, Hertog van Bourgondië, wiens kapelaan hij was. Alle de schrijvers die over den man spraken, van le Marquis de Paulmy en La Serna Santander af tot E. van Arenbergh toeGa naar voetnoot3) hebben in dezen elkander afgeschreven en alleen weergegeven wat reeds in de oudste Fransche en Nederlandsche uitgaven van Lefèvre's werken te vinden is. Immers in den Haarlemschen druk zijner Historiën van Troyen (1485) wordt | |
[pagina 101]
| |
van hem gewag gemaakt als ‘van den eerbaren man meester roelof die Smit, priester ende cappelaen van myn zeer geduchtighe here myn here den hertoghe van bourgongen philipus.’
Raoul Le Fèvre, Lefèvre, Le Febvre of Le Feubvre vervaardigde twee werken. Het eerste is zijn Recueil des Histoires Troyennes of Recueil des Histoires de Troyes, Vergaderinge der Historiën van Troyen, zooals de titel luidt der Nederlandsche vertaling in 1485 te Haarlem gedrukt. Het tweede is: Les Faits et Prouesses du noble et vaillant chevalier Jason, soms aangegeven en herdrukt als Roman de Jason et Médée, Histoire de la Conquête de la Toison d'or, enz. Ook van dezen roman verscheen eene Nederlandsche vertaling te Haarlem omstreeks 1485. Wel eens heeft men Lefèvre een derde werk toegeschreven: La vie du preux et vaillant Hercules, in 't nederlandsch De hystorie van den vromen ridder Hercules. Zulks is echter eene vergissing: deze Hercules is enkel en alleen het tweede boek der Vergaderinge der Historiën van Troyen (fol. 81 r1 - fol. 139 v2 1. 36 in de uitgave van 1485), dat later ook afzonderlijk, zoowel in 't fransch als in 't nederlandsch, uitgegeven werd en aldus aanleiding tot dwalingen gegeven heeft.
Lefèvre's beide werken waren uiterst populair in de tweede helft der vijftiende en de eerste helft der zestiende eeuw. Zulks laat zich opmaken uit de talrijke handschriften en de oude drukken die ervan bestaan of ten minste bestonden, de Nederlandsche en Engelsche vertalingen die ervan gemaakt en de volksboeken die er in den loop der zestiende eeuw uit getrokken werden. Ten huidigen dage is hun luister erg getaand en worden zij slechts door de bibliophilen als rarissime exemplaren van de oudste monumenten der boekdrukkunst gewaardeerd en gezocht. Een bijzonder toeval heeft ook zonderling tot hunne befaamdheid bijgedragen en zal ze van de vergetelheid vrijwaren. Deze romans werden, zoo niet beide, althans stellig de eerste, op verzoek van Margareta van York, echtgenoote van | |
[pagina 102]
| |
Karel den Stoute, in het engelsch vertaald door haren beschermeling W. Caxton, den invoerder der boekdrukkunst in Engeland, die eenigen tijd, tusschen 1464 en 1473, als gezant en anders aan het Bourgondische hof, te Brugge, verbleef en wellicht persoonlijk met Lefèvre bekend is geweest; zij werden door Caxton zelven in het fransch en in het engelsch gedrukt en vormen als 't ware het uitgangspunt van de geschiedenis der boekdrukkunst voor en in Engeland.
Met de Histoires Troyennes hoeven wij ons niet verder in te laten; een punt slechts moet nog terloops aangestipt worden, omdat het ook eenigszins voor den Jason van belang kan zijn: de oorspronkelijkheid der Histoires Troyennes is wel eens in twijfel getrokken gewordenGa naar voetnoot1). Men heeft beweerd dat Lefèvre zijne stof grootendeels zou ontleend hebben aan de Troyennes Istoires van den beruchten bisschop van Doornijk, Guillaume Fillastre, raadsman en gansch bijzonder gunsteling van Philips den GoedeGa naar voetnoot2). Wij zijn tot nog toe niet in de gelegenheid geweest te onderzoeken in hoeverre deze beschuldiging gegrond is, vooral of zulk ontleenen soms niet met Fillastre's toestemming geschiedde, daar deze eerst in 1473 overleedGa naar voetnoot3). | |
[pagina 103]
| |
Dat de kapelaan van Philips den Goede het plan opgevat hebbe de avonturen van Jason te verhalen, heeft niets in zich dat ons bevreemden kan. Wij vermoeden zelfs dat hij er door zijn heer en meester toe aangezocht werd. Dit verhaal was immers één met de geschiedenis van het Gulden Vlies, en had de Hertog niet in 1429/30 de ridderorde van het Gulden Vlies’, le Symbole de la magnanimité et de la justice’, zooals Fillastre het noemt, ingesteld? De daden van Jason, echt of verdicht, dit laten wij in 't midden, te verheerlijken, was eene onrechtstreeksche vleierij jegens den vorst en zijne geliefde ridderorde. Die ridderorde was de Jason bestemd letterkundig op te luisteren evenzeer als Le Livre de l'ordre de la Toison d'Or van G. Fillastre en Les Illustrations de six sortes de Toisons van Jean Germain.
Wanneer heeft Lefèvre zijn Jason geschreven? Van de Histoires Troyennes weten wij dat zij in 1464 opgesteld zijn; dat hij alsdan reeds zijn Jason voltooid had, leert ons Caxton, ofschoon in alle de bibliographische werken, waar 's schrijvers naam voorkomt, de Histoires Troyennes eerst vermeld staan. Immers in den proloog zijner eigene vertaling van den Jason, zegt Caxton van Lefèvre: He wrote this work before the Recueil des Histoires de TroieGa naar voetnoot1). ‘Daarbij komt nog het volgende: achter een ouden druk van den Franschen Jason, van circa 1485, vonden wij de volgende nota van latere dagteekening: ‘Ce livre fut présenté à Filipe, Duc de Bourgogne en 1361, comme ce voit à la teste de ce livre, de sorte que cest impression est faicte depuis plus de 300 ans, ce qui est rareté, ce qu'on peut voir dans l'histoire des ducs de Bourgogne: ‘In plaats van 1361 moet men o.i. 1461 lezen en dit cijfer zou aldus het jaar van het aanbieden van het boek aan den Hertog - wat de eerste miniatuur van het handschrift voorstelt - en van | |
[pagina 104]
| |
zijne vervaardiging bedoelen. Dit echter slechts als gissing; noch in Laborde, noch in de Barante, noch elders vonden wij de zaak vermeld.
Wanneer en door wien werd de Jason in het nederlandsch vertaald? In dezen moeten wij het antwoord schuldig blijven. Eigenaardigheden in de spelling van het Londensche handschrift wijzen op het west-vlaamsch; het is dus geoorloofd te vermoeden, ofschoon o.i. dit handschrift slechts eene kopie is, dat de vertaler een West-vlaming, wellicht een Bruggeling was. Verder weten wij dat er van die vertaling reeds in 1485 te Haarlem eene uitgave verscheen. Voor ons lijdt het geen twijfel of de Jason werd onmiddelijk na zijne vervaardiging in 't nederlandsch vertaald ten behoeve der nederlandsch sprekende onderdanen van den Hertog.
Het handschrift van het British Museum waarin deze vertaling voorkomt, nummer 10290 van den catalogus, is een lijvige papieren codex in folio van 227 folia. Het bevat twee werken: van ƒ 1 tot ƒ 161 den Jason en van ƒ 162 tot ƒ 227 eene Nederlandsche vertaling van het beruchte Schaakspel van Jacobus de Cessolis. Het dagteekent uit het laatste derde der vijftiende eeuw en in Mone's Uebersicht wordt het vermeld bl. 82, nr. 51, doch slechts met aangifte van het eerste deel van zijn inhoud. De Jason beslaat er dus 160 aan beide zijden beschreven folia; de bladen meten 27 centimeter op ± 19 en tellen, wanneer er geen miniaturen op voorkomen, van 26 tot 29 regels. In het geheel bevat het handschrift 20 miniaturen. Folium 71, waar ook eene kleurteekening moest staan, die weg gebleven is, behoort niet tot het oorspronkelijk handschrift; het vervangt er een weggevallen blad, is in een andere hand en op ander Ga naar voetnoot1) | |
[pagina 105]
| |
doch innig gelijkend papier, geschreven en, of naar het thans verloren blad, of naar een ander handschrift, of naar een ouden druk afgewerkt. Een titel draagt er de roman eigenlijk niet, doch aan het hoofd van fol. 2 r. vindt men een strookje papier geplakt, waarop in oude gothische drukletter te lezen staat: De Historie van Koninck Jason. Dit strookje vermoeden wij uit een oud volksboek geknipt te zijn. Daaronder treft men nog in latere hand aan: ‘Ao 1312 geschreven’, eene blijkbare vergissing, daar dit jaartal noch voor het opstellen van het werk, noch voor het vervaardigen van het handschrift kan gelden. Folium 1 is aanvankelijk onbeschreven gebleven en daar treft men, recto en verso, een en ander aan uit de lotgevallen van het handschrift. Aldus staat er recto aangeteekend dat het in 1836 op de veiling Heber aangekocht werd en dat het op den catalogus der Bibliotheca Heberiana onder nummer 958 voorkomt. Uit de aanteekeningen op fol. 1 verso leeren wij dat het in Juli 1630 door den dichter H. Heydendal aan zijn vriend J. Revius, destijds predikant te Deventer, geschonken werd. Later was het in het bezit van H.G. van Vrijhoff en in 1779 in dat van Cornelis Ploos van Amstel. Het is hoogst waarschijnlijk van dit handschrift dat B. Huydecoper gebruik maakte voor zijne aanhalingen uit den Jason in zijne aanteekeningen op Melis StokeGa naar voetnoot1). Wij vermoeden zelfs dat Huydecoper er vóór Van Amstel bezitter van geweest is. Immers het Londensche handschrift van Den lof der VrouwenGa naar voetnoot2), vertaling van La Cité des Dames van Christine de Pisan, waarop ook de naam Ploos van Amstel met het jaartal 1779 voorkomt, heeft stellig B. Huydecoper toebehoord.
Eene vergelijking van het handschrift met een der oudste | |
[pagina 106]
| |
drukken (1485?) van den Franschen tekst, heeft ons ervan overtuigd dat de Nederlandsche Jason een getrouwe, nagenoeg letterlijke vertaling van het werk van Lefèvre is, zoo getrouw zelfs, dat zij soms van stroef- en gewrongenheid, zelfs van onduidelijkheid niet vrij te pleiten isGa naar voetnoot1). Het zeldzame exemplaar, waarover wij in het British Museum beschiktenGa naar voetnoot2), beantwoordt aan de beschrijving door Brunet (T. III, col. 928) van de derde uitgave van Jason et Médêe gegeven en ook door Hain nr. 7051 beschreven. Handschrift en uitgave bevatten beide een aanzienlijk getal paragrafen en een zeker getal grootere afdeelingen, in het handschrift bijna regelmatig van eene miniatuur voorafgegaan. Het handschrift onzer vertaling is, zooals reeds gezegd, zonder titel; die oude druk van den Franschen tekst is ook titelloos. Wel is waar leest men er fol. 1 recto gedeeltelijk in vergulde romeinsche drukletter; Jazon // En la Conquête // De la Toison // D'or; doch dit is, meenen wij niet gedrukt, maar met de hand gedaan.
Met iets anders nog hadden wij gaarne het handschrift vergeleken. Onze opzoekingen brachten ons op het spoor van een zeldzaam boek uit de zestiende eeuw, dat in den catalogus van het British MuseumGa naar voetnoot3) ook aan Raoul Lefèvre toegekend wordt: Van Jason ende Hercules - | |
[pagina 107]
| |
Volgens WardGa naar voetnoot1) is de tekst in hoofdzaak dezelfde als die van het handschrift van den Jason; wat wij ervan lazen bracht ons tot een andere zienswijze. Wij meenden er een volksboek in te erkennen waarvan de stof gedeeltelijk aan den Jason, gedeeltelijk aan de Hystoriën van Troyen ontleend is. De tijd ontbrak ons te Londen om dit werkje naar behooren te bestudeeren en te vergeefs hebben wij sinds in Zuid- en Noordnederland naar een ander exemplaar van die uitgave uitgezien.
Van de Nederlandsche vertaling van den Jason kent men ten huidigen dage slechts het Londensche handschrift en een paar exemplaren van den druk van 1485, het eene in de Bibliothèque nationale te Parijs, het andere, dat vroeger Prof. Serrure toebehoorde, in die van den Hertog van Arenberg te Brussel. Latere uitgaven of omwerkingen van den Jason komen hier niet in aanmerking. Een overzicht van den roman vindt men, zeer beknopt in Dunlop's History of FictionGa naar voetnoot2), wat omvangrijker in de Paulmy's MélangesGa naar voetnoot3).
Luik. f. van veerdeghem. |
|