Nederlandsche handschriften in Engeland.
Ik stond juist op het punt mijne lijst der Nederlandsche proza-handschriften, welke in het British Museum berusten, in te zenden, toen ik uit Londen eenen brief ontving van Dr. R. Priebsch. Deze bericht mij dat hij vóór meer dan twee jaar aan een werk over de Duitsche en de Nederlandsche handschriften, in Engeland berustende, arbeidt, dat het eerste deel van zijn boek voor den druk gereed is en het tweede verre gevorderd. ‘I leave it of course now to you, vervolgt hij, whether you will recognize my older rights for doing this work and will only add that it is perhaps not worth your while to do the work over again’.
Van het door Dr. Priebsch op touw gezette werk had ik hoegenaamd geen kennis, toen ik in September 1893 mijne lijsten begon op te maken; slechts nu, door zijn eigen schrijven, kreeg ik er bericht van. Ik acht het nutteloos dat dezelfde arbeid twee maal gedaan worde en, zooals ik Dr. Priebsch ervan verwittigd heb, zal ik de uitgave mijner lijsten staken tot na het verschijnen van zijn aangekondigd werk; kan dit volstaan, en daaraan valt niet te twijfelen, dan zal ik van mijn ondernomen arbeid volkomen afzien.
Luik, 24 Maart, 1895.
f. van veerdeghem.