Dubbeld'uw = baljuw?
Met belangstelling heb ik in dit Tijdschrift het artikel van Dr. A. Beets gelezen, waarin gehandeld wordt over het woord Dubbeld'uw, voorkomende in vs. 1340 van Bredero's Griane:
‘De Dubbeld'uw noch de Schouwt, en durven hum niet vanghen’.
Met inachtneming van de bescheidenheid, die mij, vooral op dit gebied, betaamt, wensch ik naar aanleiding van dat stukje een paar bedenkingen te opperen, niet zoozeer om de meening van den schrijver te bestrijden als wel om te doen zien, dat er naast de zijne nog plaats is voor andere opvattingen.
Na duidelijk te hebben aangetoond, dat dubbele u de naam was, dien onze voorvaderen - gelijk de Engelschen het nog doen - aan de letter w gaven, wijst Dr. Beets op de mogelijkheid, ‘dat dubbel' uw (later vervangen door dubbeld' uw) in dezen of dergelijken samenhang niet anders zal wezen dan eene volksuitspraak - tevens poging tot etymologiseeren - van de woorden (voor den minderen man immers slechts onverstaanbare klanken) de ball(i)uw’.
Dr. Beets had zich tot steun van zijne meening kunnen beroepen op Oudemans, die in zijn Woordenboek op de gedichten van G. Az. Bredero de zelfde verklaring geeft, als hij, op blz. 508, Dubbeld' uw eene ‘spottende verbastering voor Baljuw’ noemt.
Toch moet er op gewezen worden, dat het volk doorgaans alleen zoodanige woorden verbastert, die het òf vreemd vindt (en het woord baljuw, ofschoon van uitheemschen oorsprong, was in Bredero's tijd toch verre van ongewoon), òf om de eene of andere reden liever niet uitspreekt, omdat het b.v. een vloek of scheldwoord is.
Is de meening van Dr. A. Beets juist (en ik ontken het