Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 11
(1892)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 33]
| |
Verstek.In zijn werk Het Nederlandsche Burgerlijke ProcesrechtGa naar voetnoot1) geeft Prof. Van Boneval Faure de volgende verklaring van verstek: ‘Verstek verleenen is verklaren en alzoo constateeren dat de eischerGa naar voetnoot2) wegblijft of zich versteekt.’ Versteking dus, in den zin van ‘verschuiling’ of ‘verberging’, schijnt de beteekenis te zijn, die onze hedendaagsche rechtsgeleerden aan het woord verstek hechten. Ik wil trachten in dit opstel voor die meening eene andere in de plaats te stellen.
Men zal moeten toegeven dat ‘verschuiling’ slechts een van de vele wijzen is, waarop gedaagde of eischer zich aan zijne verplichting om voor den rechter te verschijnen kan onttrekken; wat alreeds dadelijk tegen de vermelde opvatting van verstek moet pleiten; en bovendien onderstelt ‘verschuiling’ altijd een opzettelijk wegblijven, terwijl er toch tal van gevallen mogelijk zijn, waarbij geen opzet hoegenaamd in 't spel is. De term is dus, zóó verstaan, op zijn zachtst gebrekkig, zoo niet onjuist, en althans veel minder ruim dan het voorheen ook hier te lande gebruikelijke défaut, waarvan het in onze Wetboeken schijnbaar, maar niet in werkelijkheid, de vertaling is. Gebrek, ontbrek, of mangelGa naar voetnoot3) zou het rechte woord geweest zijn, als men défaut had willen verdietschen. Men kan het trouwens ten overvloede bij Merula in zijne Manier van Procederen lezenGa naar voetnoot4), hoe het ‘zich versteken’ slechts | |
[pagina 34]
| |
een van vijf gevallen was in welke men den gedaagde voor ‘moedwillig halssterk’ (verus contumax) had te houden, alle mogelijkheden van praesumtieve en fictieve weerspannigheid nog daargelaten. Het is dan ook mijne overtuiging dat wij bij den rechtsterm ‘verstek’Ga naar voetnoot1) geeszins moeten denken aan het wederkeekeerige ‘zich versteken’, maar veeleer te doen hebben met een afleidsel van het bedrijvende ww. ‘iemand (van iets) versteken’, dat is: hem (van iets) berooven of uitsluiten, aan hem iets ontzeggen of onthouden. Zoodat ‘verstek’ moet beteekenen: uitsluiting, berooving, ontzegging, onthouding. Om dit te bewijzen behoef ik slechts de oude wijze van procedeeren in geval van niet-verschijnen van den gedaagde (terloops ook van den eischer) na te gaan, zooals die ons door schrijvers als De DamhouderGa naar voetnoot2), MerulaGa naar voetnoot3), Simon van LeeuwenGa naar voetnoot4), wordt medegedeeld of b.v. in de Ordonnantie op 't stuk van de Jus- | |
[pagina 35]
| |
titieGa naar voetnoot1) is vervat. Ik doe dit in hedendaagsche taal, maar natuurlijk met behoud van de oude termen. Wanneer de Gedaagde, behoorlijk driemaal, en bij sommige gerechten nog ‘ten overvloede’ een vierde maal gedagvaard zijnde, op den beteekenden dag niet in persoon of bij gemachtigde verscheen, verzocht de Aanlegger het eerste DéfaultGa naar voetnoot2), en werd dit door den Rechter ‘verleend’ dan was 't gevolg daarvan voor Gedaagde, tevens het ‘profijt’ voor den Aanlegger, dat de eerstgenoemde verstoken werd van alle exceptien déclinatoir, wat Van Leeuwen vertaalt door: verzet tot afwijking van den rechter. Den Aanlegger wordt eene tweede daging van den ‘gebrekige’ vergund en verschijnt deze nu wederom niet dan wordt het tweede Défault verzocht en, indien verleend, de Gedaagde alsnu verstoken van alle exceptiën dilatoir, of van ‘dag-van-beraad-en uitstel-recht’ (v.L.). Eene derde dagvaarding wordt vervolgens toegestaan, en blijft de Gedaagde ook dan nog weg, zoo wordt hij, bij derde Défault, verstoken van alle exceptiën peremtoir of, als Van Leeuwen het gelieft over te zetten: ‘alle uiteindig of oordeel-uitig verzet’. Het ‘profijt’ van dit derde Défault voor den Aanlegger is, dat deze nu zijn Intendit kan ‘dienen’, dat is den Rechter zijnen eisch tegen Gedaagde met de stukken en bescheiden overleggen, opdat hem daarop naar behooren worde recht gedaan. Waar de vierde daging ‘ex superabundanti’ bestond, was de daarbij beteekende dag bestemd voor dit ‘dienen’ van het intendit.Ga naar voetnoot3) Zoo was de gang van zaken waar Gedaagde in gebreke bleef. Verscheen de Aanlegger ten dienenden dage niet, dan kon de Gedaagde comparuit (de constateering dat hij verschenen was) verzoekenGa naar voetnoot4) en het ‘profijt’ voor hem was, dat hij van de aangevangen zaak werd ont- | |
[pagina 36]
| |
slagen; uit den aard der zaak kon in dit geval van geen ‘versteken’ sprake zijn. Al wat het verhaal van kosten betreft en de mogelijkheid om zich van het eerste en tweede défault te ‘purgeeren’ heb ik, als voor mijn doel geheel zonder belang, achterwege gelaten. Tot dusverre het geding, dat men zeer wel ‘geding bij verstek’ zou kunnen betitelen, maar waarvan de loop voor de uitdrukking ‘vonnis bij verstek’ nog niets bewijst. Maar ook daarvan zou men met volle recht mogen spreken, aangezien bij de uitspraak de herhaalde verstekingen (of verstekken) nog eenmaal werden opgesomd. Een enkel voorbeeld, in den oorspronkelijken vorm, moge dit bewijzen. Het is het slot eener SententieGa naar voetnoot1) van de Weth der Stede van Schoonhoven, jegens eenen Frans van Nes, gebannen, gedateerd den 25en October 1567, en aldus luidende: Alzoe (volgt de omschrijving van de misdrijven) .... | |
[pagina 37]
| |
zyne exceptien declinatoire, dilatoire ende peremtoire, weeren ende deffensien die hy in deese saicke hadde moegen doen ende proponeeren; Ende bannen voorts den voorsz. defaillant (alles als boven). Men zal mij mogelijk tegenwerpen, dat in al het aangehaalde nu wel van ‘versteken’ in den door mij begeerden zin sprake is, maar dat het woord ‘verstek’ er toch eigenlijk niet in voorkomt. Toch behoeft dit mijn beweren nog niet omver te werpen. Want in de wetten en vonnissen moge dat woord al niet letterlijk te lezen staan, zoo vaak de rechtsgeleerden over deze zaak handelen, bezigen zij het wel degelijk. Zoo verwijst Merula, waar hij de défaulten behandelt, ergens naar Paponius, Des Defaults, ‘ubi de differentia inter Versteck et Default’Ga naar voetnoot1), en leest men b.v. bij Van Leeuwen: ‘So den Eisser of Gedaagde ... in gebreke blijft in de sake voort te gaan werd daar jegens verstek versogt, daar by hy werd versteken van het geen daar toe den dag diend’Ga naar voetnoot2). En indien het mijn voor- | |
[pagina 38]
| |
nemen niet was mij tot de juristen te beperken, ik zou uit schrijvers en woordenboeken de voorbeelden kunnen vermeerderen.Ga naar voetnoot1) Indien ik mij dus nu vleien mag met de stukken te hebben aangetoond dat ‘versteking van het recht om exceptiën op te werpen of zich anderszins te verdedigen’ de eigenlijke beteekenis is geweest die verstek onder een oudere rechtspraak heeft gehad, en dat dus ‘vonnis bij verstek’ niet kan beteekenen ‘vonnis in geval van verschuiling of afwezigheid’ maar veeleer: ‘vonnis met uitsluiting van alle exceptiën, weren en defensiën gepaard’ zeggen wil, dan volgt daaruit vanzelf dat - nu onder eene nieuwere rechtsbedeeling dit ‘versteken’ van weren enz. geen plaats meer heeftGa naar voetnoot2) - ook het woord verstek tot eene doode letter is geworden. Ik durf echter verder gaan en beweren dat verstek ook zelfs in de uitdrukking ‘vonnis bij verstek’ nooit in eigenlijken zin gebruikelijk is geweest, omdat ik deze uitdrukking van jongen datum acht en het woord verstek hierin zoo goed als in verstek verzoeken,Ga naar voetnoot3) verstek verleenen, verstek laten gaan, kosten van verstek enz.Ga naar voetnoot4) eenvoudig voor den plaatsvervanger houd van het voormalige défaut. Immers défaut verzoeken, défaut verleenenGa naar voetnoot5) | |
[pagina 39]
| |
enz. waren de formulen die onder eene vroegere bedeeling golden, maar omdat ieder défaut telkens een verstek met zich bracht kon het licht gebeuren dat oorzaak en gevolg verwisseld werden en dat verstek gebezigd werd voor défaut. Uit vroeger tijden bestaan daarvan reeds voorbeelden, maar in de vertaling der Napoléontische Wetboeken heeft de vervanging van défaut door verstek blijkbaar stelselmatig plaats gehad.Ga naar voetnoot1) En dewijl nu juist de uitdrukking vonnis bij verstek niet eerder dan in die wetboeken en de daarop gegronde rechtspraak gebezigd wordt, houd ik haar wel terecht voor eene navolging van 't Fr. jugement par défaut.Ga naar voetnoot2) Deze opvatting heeft tevens het voordeel dat men de altijd eenigszins gewrongen verklaring van bij als ‘gepaard gaande met’ mag laten varen en dat eveneens: vonnis op verstek en: geding bij verstek geen bijzonderen uitleg meer behoeven, zoodra men ook deze beschouwt als min of meer goed geslaagde navolgingen van het Fransch.
Zal ik dus mijn gevoelen kortelijk samenvatten, dan luidt het aldus. Het woord verstek heeft in den tijd, toen er metterdaad nog ‘verstoken’ werd, beteekend: beneming van het recht om zich te verdedigen; het werd echter door onze oude rechtsgeleerden, in allerlei verbindingen, gesubstitueerd voor den officieelen term défaut, hoewel dit eigenlijk iets anders beteekent; om ten slotte, onder eene geheel nieuwe wetgeving in de ten behoeve daarvan vertaalde wetboeken, overal voor dat uitheemsche woord te worden in de plaats gesteld, óók in uitdrukkingen die te voren niet bekend of gebruikelijk waren geweest, als met name: vonnis bij, op, van verstek, enz. Maar is dit werkelijk de gang van zaken geweest, en heeft verstek reeds betrekkelijk vroeg; en sedert de invoering der vertaalde Fransche Codes voorgoed; zijn eigen etymologische beteekenis moeten laten varen om de zuiver formeele functiën | |
[pagina 40]
| |
over te nemen van het uitheemsche défaut, dan mag men ook niet trachten het woord door uitleg of omschrijving in onze hedendaagsche rechtstaal nog eenigermate met zijnen oorsprong in verband te brengen. Men beschouwe het als een vorm, een klank, die, al naar het verband, verschillend moet verstaan worden, maar waaraan in hoofdzaak het begrip: afwezigheid, of: non-comparitie moet worden gehecht, gelijk trouwens défaut eigenlijk ‘het wegblijven’ van eene partij te kennen geeft, maar voorkomt in allerlei combinaties (boven opgesomd) waarin het niet altijd meer eene logische gedachte uitdrukt.Ga naar voetnoot1) In rechtsgeleerde handboeken, en - mettertijd - in het Woordenboek is de plaats waar al die beteekenissen en verbindingen historisch behooren te worden uiteengezet. Genoeg zoo hier de oorsprong, de eigenlijke beteekenis, het aanvankelijk gebruik en de latere ‘versteening’ van het woord niet geheel onduidelijk zijn behandeld. Misschien treft mij van de zijde der juristen het verwijt dat ik het burgerlijk en het strafrecht niet streng heb uiteen gehouden; dat ik te veel van het défault in civiele en niet dan terloops van de contumacia in crimineele zaken heb gesprokenGa naar voetnoot2). Ik ben mij daarvan wèl bewust, maar geloof dat het aan de strekking van mijn betoog niet heeft kunnen schaden. Van 't een zoowel als van het ander, van défault zoowel als van contumacia, was verstek het gevolg, en ik heb niet anders willen doen dan dáárover het een en ander mededeelen.
Leiden, 24 November, 1891. a. beets. |
|