Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 11
(1892)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdTijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 11. E.J. Brill, Leiden 1892
-
gebruikt exemplaar
exemplaar universiteitsbibliotheek Leiden, signatuur: S. Ned. 12 8406
algemene opmerkingen
Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van jaargang 11 van Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde uit 1892.
redactionele ingrepen
Op p. 223 bevindt zich na ‘Förster, s. 542’ een nootteken ‘1’ zonder noottekst. Het nootteken is verwijderd.
Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten.
[pagina I]
TIJDSCHRIFT
VOOR
NEDERLANDSCHE TAAL- EN LETTERKUNDE,
UITGEGEVEN VANWEGE DE
MAATSCHAPPIJ DER NEDERLANDSCHE LETTERKUNDE TE LEIDEN.
ELFDE DEEL.
NIEUWE REEKS, DERDE DEEL.
LEIDEN. - E.J. BRILL.
1892.
[pagina II]
REDACTIE:
A. BEETS. |
J. TEN BRINK. |
H. KERN. |
A. KLUYVER. |
H.E. MOLTZER. |
J.W. MULLER. |
J. VERDAM. |
J. TE WINKEL. |
[pagina III]
INHOUD.
Bladz. | |
---|---|
g.j. boekenoogen, Van Als (I, Erenberge, blz. 1; II. Collatie van den Reinaert I, blz. 6; III. Eenige plaatsen uit den Rein. II, blz. 9; IV. Lorr. V, 297, blz. 12; V. Huwelijk, blz. 14; VI. Gevel, blz. 19; VII. Het hazenpad kiezen, blz. 20) | 1. |
a. kluyver, Kokkerd | 24. |
r. fruyn, Alva's bril | 25. |
j.w. muller, Seck (sick)! | 31. |
a. beets, Verstek | 33. |
j. te winkel, Het Vijgeboomken te Amsterdam | 41. |
f.a. stoett, Builen met oorkussens slaan | 45. |
j. verdam, Verklaring van Nederlandsche woorden (V. Kling, blz. 47; VI. Kinnetje, blz. 52; VII. Klakkeloos, blz. 58) | 47. |
willem de vreese, Middelnederlandsche fragmenten | 63. |
a. beets, Verstek=Forclusie | 71. |
a. kluyver, Sjamberloek | 72. |
g. kalff, Lateinsche Litteraturdenkmäler des XV. und XVI. Jahrhunderts | 74. |
a. beets, Een brief van Jacob Grimm aan J.H. Bormans | 78. |
c.c.u., Ansjovis | 81 |
h.j. eymael, Kokerellen | 82. |
e. spanoghe, Seghelijn van Iherusalem, vs. 5844 en vlgg | 92. |
f. van veerdeghem, De Mensch-wordingh. Een Mysteriespel van 1686 | 93. |
w. de vreese, Een nieuw fragment van Valentijn en Nameloos | 140. |
w.l. van helten, Bijdragen tot de Dietsche grammatica (xxvi. Over een eigenaardige woordschikking in het tweede bestanddeel van een tweeledigen voorwaardelijken bijzin, blz. 163; xxvii. Over het gebruik van den infinitief als subject, object of in verbinding met dan, blz. 165; xxviii. Over het gebruik van een infinitief in plaats van 't partic. perf. ter omschrijving van een verleden tijd, blz. 168; xxix. Over de woordschikking in zinnen met zitten enz. en een verbum finitum, blz. 177; xxx. Over 't gebruik van het partic. praes. bij sijn, werden enz., blz. 178; xxxi. Over de praedicaatsdeelwoorden met het karakter van een infinitief, blz. 180; xxxii. Over verbale adjectiva, als dronken, gereden (= rijdende), bedrogen (= bedriegelijk), enz., blz. 187) | 163. |
[pagina IV]
Bladz. | |
---|---|
w.l. van helten, Addendum bij xx (zie Jaarg. 10, blz. 215) | 197. |
h. kern, Germaansche verwanten van Slawisch žrêbŭ | 198. |
p.j. cosijn, Wêttu Irmingot | 200. |
c.c. uhlenbeck, Konijn | 201. |
r. fruin, Over cliven en clawen in onze oude rechtstaal | 202. |
j.w.m., Boeget | 209. |
f.a. stoett, Van Begrijpe | 210. |
j.h. kern, Collatie van de Limburgsche Aiol-fragmenten | 213. |
w.d.v., Bladvulling (Brab. Y. 2, 1039; 3, 392; 5, 1358) | 224. |
c.c. uhlenbeck, Kabeljauw | 225. |
a.k., Bladvulling (Iamberluck: Sjamberloek) | 228. |
j. te winkel, Valentijn en Nameloos | 229. |
e. spanoghe, In den nap liggen | 236. |
j. verdam, Lijfcoop | 237. |
a. beets, Rijmkalenders | 243. |
j.w. muller, Sek, sekgras | 244. |
h.e. moltzer, De Ogier-sage | 245. |
g.a. nauta, Toirt, toert | 256. |
a. beets, Toerewever-tortwevel | 257. |
a. beets, Zetpil | 257. |
c.c. uhlenbeck, Etymologica (1. Gat; 2. Ontberen, blz. 259; 3. Stekan, blz. 260) | 259. |
g. kalff, Een nieuw handschrift van Hooft en een onuitgegeven tooneelstuk van Spieghel | 261. |
f. buitenrust hettema, Fresiska (Effen = iuxta, blz. 277; Gabbat, gabbia, blz. 279; Holla, blz. 282; Tynje, blz. 283) | 277. |
b.h., Treght | 284. |
j. verdam, Kleine Middelnederlandsche overblijfselen (1. Eene onbekende monorime, blz. 285; 2. Niemen en mach twee heeren dienen, blz. 289; 3. Swighen brinct vele rusten in, blz. 293; 4. Van twaalf poenten van eren, blz. 296; 5. Van dingen, die selden gediën, blz. 297; 6. Een onbekend gedicht over de hemelteekenen, blz. 299) | 285. |
h. pirenne, Ham | 306. |
r. fruin, Clawen en clawenden | 308. |
w. van helten, Clawende | 312. |
a.k., Bladvulling (Kitte sol.: sp. quitasol) | 313. |
f. van veerdeghem, Naschrift op ‘De Menschwordingh’ | 314. |
a. kluyver, Boekaankondiging (J.H. Kern, Limb. Sermoenen) | 316. |