Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 2
(1882)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Auteursrechtvrij
[pagina 118]
| |
Een fragment van Seghers Parlement van Troyen, volgens een Utrechtsch Handschrift.In een zeer fraai handschrift met wapens rijk versierd, toebehoorende aan Prof. B.J. Lintelo Baron de Geer van Jutphaas te Utrecht, vindt men in de eerste plaats de kroniek, door Blommaert in zijne Oud-Vlaemsche Gedichten uitgegeven; deze kroniek wordt ook aangetroffen in het Wapenboeck van den wapenherout Gelre, onlangs door M. Victor Bouton te Parijs uitgegeven. In dit werk wordt echter het slot niet gevonden van Nu hebdi gehoirt ende vernomen ❘ Van wat beghinne dat siin comen ❘ Die edele prinsen van Brabant enz., evenmin als de hier voorkomende tijdsopgave: Dit was ghemaect in die poort
't Antwerpen na ons heren geboort
Dertien hondert ende XXVII mede;
God gheef ons allen sinen vrede.
Bij Blommaert komen deze regels wel voor, tot zelfs de fout in den voorlaatsten regel, waar XXVII voor XXXVII staat. Even te voren toch, en hiermede eindigt de kroniek in het Wapenboeck, staat er te lezen: Dit es die vierde van Lymborch Jan,
Die van Vrancriic tsKueninx dochter nam
Te wive, tsinte Remeis misse over wair,
Doe men screef XIIIc ende XXXII iair.
Na eene recapitulatie over de ‘Kairlinge’ en het geslacht van ‘Godevaert van Bulyoen’ volgt eene geslachtslijst der Trojanen, | |
[pagina 119]
| |
wederom eene der Karolingen, en daarna eene der koningen uit het huis van Capet. De kroniek der Hollandsche graven, hierop volgende, komt overeen met die, welke op blz. 21 in het Wapenboeck is afgedrukt; zij loopt echter verder, want ook Willem en Ruwaerd Albrecht staan nog beschreven. Het laatste jaar dat hierin genoemd wordt is: doe men screef dusent CCCC ende vier. De volgende stukken over de graven van Vlaanderen loopen tot het einde der 13e eeuw; evenmin als de kroniek van Holland geven zij veel nieuws, daar zij dikwijls overeenkomen met de Brabantsche Yeesten en de kroniek over Holland gedeeltelijk met Melis Stoke. Na een Latijnsch opstel over de Trojanen, Brutus en Ulysses in Brittannia en een commentaar op het Paternoster, volgt van dezelfde hand, die het voorgaande schreef, een fragment Dits 't parlement van Troyen. Hoewel het in hoofdzaken overeenkomt met de lezing der fragmenten, door Blommaert (Oud-Vl. Gedichten I, 11) en Verdam (Maerlant's Historie van Troyen) medegedeeld, biedt het op sommige plaatsen zeer merkwaardige afwijkingen, terwijl het slot, of eigenlijk de laatste verzen van dit Hs. (want waarschijnlijk ontbreken hier die vellen, waarop het slot te lezen stond), bij geen van beiden worden aangetroffen. Wellicht hebben wij hier te doen met ingeschoven verzen van een bewerker, die ook de voorgaande kronieken vervaardigde. Voor de critiek van den tekst is dit fragment echter niet zonder belang. De hier geboden lezing toch stemt meermalen met Verdam overeen, waar hij eene andere lezing dan die van het Wissensche handschrift heeft voorgeslagen. Dit blijkt o.a. bij de versregels 3826, 3834, 3838 en de noot op vs. 3900; het woord ontterfenisse in dezen tekst toch bevestigt de meening van Verdam, dat op die plaats in het Wissensche handschrift ontderfenesse de voorkeur verdient boven In strijden enz. Wat de inlassching na vs. 3927 betreft, komt dit hs. met dat van Blommaert overeen; niet echter bij vs. 3898, waar het overeenstemt met het hs. van Wissen; beide hebben hier Nu lies, waar Verdam met Blommaert Du lies voor in plaats stelt. | |
[pagina 120]
| |
Ook in de volgorde der regels van vs. 3879 e.v. stemmen zij overeen. De rangschikking der versregels 3943, 44 wordt hier gevonden, zooals Verdam ze heeft voorgeslagen, terwijl het wederom niet heeft de bij vs. 3789 door Verdam voorgestelde omzetting, die wel in het hs. van Blommaert wordt aangetroffen. Hier en daar heeft de afschrijver niet juist gelezen, b.v. in vs. 4004, waar hij van ‘wine selen se an horen danc’ maakt ‘wi sullen se winnen a.h.d.’, en vs. 4009, waarin ‘tot onsen vromen’ voor ‘tonser onvromen’ staat. De zin van vs. 4002 is hier even onduidelijk als in het hs. van Wissen en zeker bedorven. In grammatische vormen en spelling wijkt dit hs. nog al eens af van de beide andere. Niet al deze kleine afwijkingen zijn in de varianten opgeteekend. Dit is 't Parlement van Troyen.
3695[regelnummer]
Ga naar voetnoot1)Pryams zoon, Hector die goede,
Reed buten Trogen sonder hoede,
Ende methem menich ridder koeneGa naar voetnoot3697
Die harten hadden als lyoene,
Die dapper waren ende groot;Ga naar voetnoot3699
3700[regelnummer]
Die dilste waren kueninx genoot;Ga naar voetnoot3700
Elck was ghereden als een kueninc
Op een ros dat wael ghinc,Ga naar voetnoot3702
Sine grote spronge springende.Ga naar voetnoot3703
Dair reedter veel al zingendeGa naar voetnoot3704
3705[regelnummer]
Harde wel na hoirre wise.Ga naar voetnoot3705
Hector reed een ros van prise,Ga naar voetnoot3706
Dat hi in herde menich lantGa naar voetnoot3707
Proefde ende ghedurich vantGa naar voetnoot3708
Hien const nyet gemaken moede.
3710[regelnummer]
Diere cleder ende goede
| |
[pagina 121]
| |
Had hi an; rock ende surkoot
3712[regelnummer]
Van eenre diere samite root,Ga naar voetnoot3712
3721[regelnummer]
Ende een mantel also mede.
Het soud u duncken onwairhedeGa naar voetnoot3722
Woud ik u algader visierenGa naar voetnoot3723
Van hoe menigher manieren
3725[regelnummer]
Si waren, en hoe wel si hem zaten.
Hi hadde een scoon hooft utermaten,
Blont enten hals wit dair onder;
Een hooftbant opt hooft, die een wonder
Koste, eer hi gemaect was.
3730[regelnummer]
Dair na hadden Eneas,Ga naar voetnoot3730
Ende gaffen Dydo siere amyen,Ga naar voetnoot3731
Die hi hadde bi goeder vryen.Ga naar voetnoot3732
Hector reed op Galenteyen,
Een ros, dat hem wel conste meyen
3735[regelnummer]
In groten persen van oirlogen.
Hi entie sine reden in hogen
Jeghen die Griecken te perlemente.
Optie riviere van Clarente
Bleven si houden all stille;
3740[regelnummer]
Dair zeide elck andren sinen wille.
Ic wilre een deel nomen bi namenGa naar voetnoot3741
Der Griecken, die van buten quamen,Ga naar voetnoot3742
Dat ghi hen entie van binnenGa naar voetnoot3743
Te bat zelt moghen onderkinnen:Ga naar voetnoot3744
3745[regelnummer]
Aetchilles ende Agamemnoen,
Ayax ende Thelamoen,
Thoas ende Menelaus,Ga naar voetnoot3747
Nestor en de Anthilogus,
Calcas ende Pallamedes,
3750[regelnummer]
Ulixes ende Dyomedes.Ga naar voetnoot3750
Dese ende die si hebben wilden,
Dares zeecht dat sie dair hildenGa naar voetnoot3752
| |
[pagina 122]
| |
Die heren een parlementeGa naar voetnoot3753
Optie riviere van Clarente.Ga naar voetnoot3754
3755[regelnummer]
Dair zaghen si herde menigen Trogien.Ga naar voetnoot3755
Aetchilles voer Hector besienGa naar voetnoot3756
Op een Spayns ros van prise.
Hector die huessche entie wiseGa naar voetnoot3758
Reed jeghen hem ghesinnichlike,
3760[regelnummer]
Ende siin heren hueschelike.Ga naar voetnoot3760
Aldair si te gader quamen.Ga naar voetnoot3761
Sien dursten hem niet scamen
Van den ghelate, dat si toochden,
Want si onderlinghe doochdenGa naar voetnoot3764
3765[regelnummer]
Groten haet ende groten nyt,
Sulck als oirloghe ende stryt.Ga naar voetnoot3766
Manlick so was hair ghelaet,Ga naar voetnoot3767
Sonder groeten, dairt so staet,
Dat deen den andren niet en mint.Ga naar voetnoot3769
3770[regelnummer]
Hi wair dommer dan een kint
Groet hine; het wair recht ende zedeGa naar voetnoot3771
3772[regelnummer]
Dat elck siin groeten meinde mede.Ga naar voetnoot3772
3775[regelnummer]
Sulck groet den andren, hi en an hem niet
Die oghen, dair hi mede ziet.Ga naar voetnoot3776
Hi zweghe hondert warven bet.
Hierom priis ic hoir wet,Ga naar voetnoot3778
Der Griecken enter Trogiene
3780[regelnummer]
Die hem met sconen ondersieneGa naar voetnoot3780
Bekondichden al sonder groeten.Ga naar voetnoot3781.
Soude elck nu siin misdaet boeten,Ga naar voetnoot3782
Die werelt had te veel te doene.
Dares seit dat menich Griec koeneGa naar voetnoot3784
| |
[pagina 123]
| |
3785[regelnummer]
Quam om Hector te besiene,
Ende siin ghesellen, die Trogiene,
Die Hectoren zaghen, hem dochteGa naar voetnoot3787
3788[regelnummer]
Dat hi wel keyser wesen mochte.Ga naar voetnoot3788
3801[regelnummer]
Dair ware veel, had 't paerlementGa naar voetnoot3801
Gheduert een maent of al omtrent,
Si haddent ghelooft wel, indien
3804[regelnummer]
Dat si Hector hadden moghen zien.Ga naar voetnoot3804
3789[regelnummer]
Dair en was geen ridder, die hem geleec,Ga naar voetnoot3789
3790[regelnummer]
Sien waren algader bleec.Ga naar voetnoot3790
Bi sinre scoonre ghedane.Ga naar voetnoot3791
Hi hadde ooc zulcke cleder ane,
Diene versierde(n) utermaten.Ga naar voetnoot3793
Die hoogste, die voir Trogen zaten,
3795[regelnummer]
Spraken dicke stillekine,Ga naar voetnoot3795
Si hadden liever Hector te sine,
Dan van al der werelt here,Ga naar voetnoot3797
Ende dair toe te leven ymmermere.Ga naar voetnoot3798
Hi was des daechs dicke ghepriistGa naar voetnoot3799
3800[regelnummer]
Ende met vingheren gewiist.Ga naar voetnoot3800
3805[regelnummer]
So manlic was hi ende so goet,Ga naar voetnoot3805
In siin ghelaet hem niet mestoetGa naar voetnoot3806
Dat men hem mispreken mochte.Ga naar voetnoot3807
'T gheselscap dat hi met hem brochte
Mocht men wel mit eren toghen.Ga naar voetnoot3809
3810[regelnummer]
Dair en was Griec die siin oghen
Van Hector konde ghebringen.Ga naar voetnoot3811
Aetchilles conde hem niet bedwingenGa naar voetnoot3812
Hi en sprack tot Hector fellike.Ga naar voetnoot3813
Hector was siins zins rike,Ga naar voetnoot3814
3815[regelnummer]
Antwoirde hem met sconen woorden,Ga naar voetnoot3815
| |
[pagina 124]
| |
Dairt beide vrunt ende viant hoorden.Ga naar voetnoot3816
Tot Hectoren sprack Aetchilles:Ga naar voetnoot3817
Mi es lief dat hier toe comen es,
Dat ic u onghewapent sie:
3820[regelnummer]
Ic en zach u metten oghen nieGa naar voetnoot3820
Ghi en had helm in 't hooft gebonden:Ga naar voetnoot3821
Tot miwairt heb ic u fel gevondenGa naar voetnoot3822
Ende wreet in allen bataelgen,Ga naar voetnoot3823
Ghi hebt mi wel viifhondert maelgenGa naar voetnoot3824
3825[regelnummer]
Duerhouwen van minen halsbergeGa naar voetnoot3825
Ende zere ghewont, wie ict verberge,Ga naar voetnoot3826
Ic hebs toren in minen zinne.
Ghi toocht mi herde felle minne,Ga naar voetnoot3828
Mindi mi yet, dat is van verren;Ga naar voetnoot3829
3830[regelnummer]
Goede vrunschap sal lange merrenGa naar voetnoot3830
Tusschen mi ende u, ic waen,Ga naar voetnoot3831
Also help mi God, dair leecht aenGa naar voetnoot3832
Int ende miin doot of die uwe,Ga naar voetnoot3833
Miin toren es ymmer even nuweGa naar voetnoot3834
3835[regelnummer]
Tuwairt; ghi hebt duerhouwenGa naar voetnoot3835
Helm ende scilt; in dar hem betrouwenGa naar voetnoot3836
Dat ic se in stride bringhe mee.Ga naar voetnoot3837
Heer Hector! ic bem al te gheveeGa naar voetnoot3838
Jeghen u, dats goet te siene.
3840[regelnummer]
Zeven warf, ja meer dan tiene,Ga naar voetnoot3840
Hebdi mi bestaen op 't velt,
Dat ic nye had die ghewelt,Ga naar voetnoot3842
U te doene een pennincwairt scaden.
Mer mi hebdi dicke verladenGa naar voetnoot3844
3845[regelnummer]
Met groten slagen ende met zuren;
Ic en conste nye voir u gheduren,
| |
[pagina 125]
| |
Ja ic en sciet nye ongewont van u.Ga naar voetnoot3847
Ic zegt hier voir u allen nu.Ga naar voetnoot3848
U herte is tot mi wairt fel,Ga naar voetnoot3849
3850[regelnummer]
Dair om zo en haet ghi niement elGa naar voetnoot3850
So zere van uwen dootslagen vianden,Ga naar voetnoot3851
Sonder mi, dat mach mi anden;
So doet ooc dach ende nacht,
Ten si dat zake, dat ic die crachtGa naar voetnoot3854
3855[regelnummer]
Van uwen armen mach ontstaen.
Ic ben des zeker, sonder waen,Ga naar voetnoot3856
Dat ic moet haesteliken sterven;Ga naar voetnoot3857
Die rouwe die doet mi bedervenGa naar voetnoot3858
Van Pertocluse minen gheselle;Ga naar voetnoot3859
3860[regelnummer]
Als ic pense ende vertelleGa naar voetnoot3860
Hoe hi mi minde ende ic hem,
Die droef heit, dair ic dan in bem,Ga naar voetnoot3862
Die es onmateliken groot.
Heer Hector! dien sloochdi te doot!
3865[regelnummer]
'T goede gheselscap van ons beidenGa naar voetnoot3865
Hebdi yammerliken ghesceiden.Ga naar voetnoot3866
Dat sal u te spade rouwen,Ga naar voetnoot3867
Bi gode ende bi miinre trouwen!
Ic en beghere el ghene zakeGa naar voetnoot3869
3870[regelnummer]
So herde als van hem die wrake.Ga naar voetnoot3870
Ic seg u een dinc over wair:Ga naar voetnoot3871
Mach ic leven noch een jair,Ga naar voetnoot3872
Ende vind ic u in bataelgen,Ga naar voetnoot3873
Ic sal u spelen doen ter faelgenGa naar voetnoot3874
3875[regelnummer]
So duer een spel, dat costen zalGa naar voetnoot3875
Den toeverlaet van Troyen al:
Dat es u liif, dair al an staetGa naar voetnoot3877
Van Troyen al den craft ende raet.Ga naar voetnoot3878
| |
[pagina 126]
| |
Mocht ic u enichsins ghevaen,
3880[regelnummer]
Nemmermeer en had(di) hope noch waen,Ga naar voetnoot3880
Dat ic u levende weder ghave,
Om al die scat, om al die have,Ga naar voetnoot3882
Dair hair die werelt mede genairt;Ga naar voetnoot3883
Dat heeft ghedaen u goede zwairt,Ga naar voetnoot3884
3885[regelnummer]
Ende 't scarp yser van uwen spere,Ga naar voetnoot3885
Dat zeer tonsien es in onsen here.Ga naar voetnoot3886
Ic zegt u wel hier te voren,Ga naar voetnoot3887
Ic wil ooc dat siit alle horen,Ga naar voetnoot3888
Die met mi quamen ende met u:
3890[regelnummer]
Miin hande, die ghi siet hier nu,
Si draghen, ziit wel zeker dies,
U doot enter stat verlies,Ga naar voetnoot3892
Ende dat sal cortelike wesen.
Hector andwoirde met desen,
3895[regelnummer]
Al lachende met zoeten sinne:Ga naar voetnoot3895
Heer Aetchilles! en ghene minneGa naar voetnoot3896
En maect oirloghen, dat weet ghi wel;
Nu lyes selve: al bin ic felGa naar voetnoot3898
Tot uwaert, wat mach ic dies?Ga naar voetnoot3899
3900[regelnummer]
Onterffenisse es groot verlies;Ga naar voetnoot3900
Dies piindi u dach ende nacht
Hoe ghi mi moocht met uwer cracht
Ontterven ende slants verdriven;
Mach ict verweren, het sal bliven,
3905[regelnummer]
Want het es mi utermaten leet,Ga naar voetnoot3905
Dat ic u ende die ander weet
Ghelogeert in miin rike,Ga naar voetnoot3907
Die hem pinen craftelikeGa naar voetnoot3908
Mi tontervene van minen goede.
3910[regelnummer]
Ic en zals niet wesen sonder hoede.Ga naar voetnoot3910
| |
[pagina 127]
| |
Mach ic een jair goorden 'tzwairt,Ga naar voetnoot3911
Hier en es zo stout noch so wairt,Ga naar voetnoot3912
Hem en zaelt leet siin, dat hi er comen es,
Ende u te voren, miin heer Aetchilles!Ga naar voetnoot3914
3915[regelnummer]
Edoch zo heb ic te seer misseit,Ga naar voetnoot3915
Beroemen es grote dorperheit:Ga naar voetnoot3916
Nyement en sal te veel sprekenGa naar voetnoot3917
Noch beroemen; die wil wrekenGa naar voetnoot3918
Sinen lachter, hem behoeft gestadeGa naar voetnoot3919
3920[regelnummer]
Te sine van talen ende van rade,
Ende altoos stout ende onvervairtGa naar voetnoot3921
Op sinen viant als een liebairt.
Duer God, miin heer Aetchilles!
Of u die doot so leet esGa naar voetnoot3924
3925[regelnummer]
Van Pertocluse dair men of seide
3926[regelnummer]
Sulcke felle dorperheide,
Ga naar margenoot+Als van der scoonre Dyomeda,
Ga naar margenoot+Des kueninx dochter van Libia,
Ga naar margenoot+Die ghi dair toe dwonget mede
Ga naar margenoot+Dat si uwer beider wille dede.
3927[regelnummer]
Dit zeit men dat u es ghesciet;Ga naar voetnoot3927
Ic en wouds van uwent halven nietGa naar voetnoot3928
Om dusent marck, also help mi God.
3930[regelnummer]
Nochtan hout ict over spod.
Die toorne van hem ende dat oirloge
Heeft becoft menich hertoge,
Menich kueninc, also waert,Ga naar voetnoot3933
Ende menich ridder onvervaert.Ga naar voetnoot3934
3935[regelnummer]
[Van den scade ende van den torenGa naar voetnoot3935
Die wi leden hebben te voren]
Mer het mach so lange duren,
Het sal harde zere suren,Ga naar voetnoot3938
| |
[pagina 128]
| |
Wi sitten te winnen herde vaste,Ga naar voetnoot3939
3940[regelnummer]
Ende ghi siit herde wrede gasteGa naar voetnoot3940
Te verdrivene aen uwen danc;Ga naar voetnoot3941
Aldus macht wel duren lanc.Ga naar voetnoot3942
Docht u goet wi soudent sceidenGa naar voetnoot3943
Ende becortent tusschen ons beidenGa naar voetnoot3944
3945[regelnummer]
[Ghewapent als een ridder es
Sculdich te sine, heer Aetchilles]Ga naar voetnoot1).
Es dat zake dat ghi mi.
Verwint, hebt quite ende vri
Trogen, ende al dat hoirt ter stat.
Ende mach ic u ghemaken mat,
So wil ic dat dit here kere,
3950[regelnummer]
Ende laet mi ende minen here
Ende onse vrunden met rusten leven.Ga naar voetnoot3951
Dies wil ic dat wi ghisel geven
An beide ziden, ic ende ghi,Ga naar voetnoot3953
Heer Aetchilles! dus muechdi
3955[regelnummer]
Veel bet comen ter wrake
Van uwen gheselle, dan mit sprake
Of mit dreighen; dus sal elc man
Sinen vrunt wreken, so hi best can,Ga naar voetnoot3958
Ende sinen viant zeer scaden.
3960[regelnummer]
Heer Hector! ic bins wel beraden,
Sprack Aetchilles, bi miinre wet,
Ghi hebt wair geseit, ende nyet bet
En moghen wi corten dese pine,
Dair ons langhe in staet te sine,
3965[regelnummer]
Ten si dat wiit becorten aldus.Ga naar voetnoot3965
Siet hier den hantscoe. AntilogusGa naar voetnoot3966
Grepen biden thome doe.Ga naar voetnoot3967
Dair quam er zelcke zeven toe,Ga naar voetnoot3968
| |
[pagina 129]
| |
Elck was wairt kueninc ende riic,
3970[regelnummer]
Diene alle hilden crachteliic.Ga naar voetnoot3970
Here, sprack die kueninc Agamemnoen,Ga naar voetnoot3971
Here, ghi wilt bestaen ende doen.Ga naar voetnoot3972
Sulcke zake, die bliven moet;Ga naar voetnoot3973
God weet, ten ware niet goetGa naar voetnoot3974
3975[regelnummer]
Dat ghi bestont zulcke daetGa naar voetnoot3975
Sonder der hoger lude raet,Ga naar voetnoot3976
Die hier comen siin van verren,
Ende met ons willen lange merren,Ga naar voetnoot3978
Om te wrekene onsen lachter.
3980[regelnummer]
Doen wi so dat men hier achterGa naar voetnoot3980
Nyement en segge, dat wi scadeGa naar voetnoot3981
Voir Trogen hadden bi onrade.Ga naar voetnoot3982
Wat men met onrade doet,Ga naar voetnoot3983
Vergatet wel so hetet goet,
3985[regelnummer]
Ende verghaet anders sonder waleGa naar voetnoot3985
So est ymmer der lude tale:Ga naar voetnoot3986
Met recht so heeft die ghene scade
Die domheit doet bi onrade.Ga naar voetnoot3988
Die hem met vrunden ende mit magen
3990[regelnummer]
Beraet, si helpent hem dragen,Ga naar voetnoot3990
Ghesciet hem evel ofte goet
Van dien, dat men mit rade doet.
Bi gode, miin heer Aetchilles!
Ic weet wel dat u leet es,Ga naar voetnoot3994
3995[regelnummer]
Dat dees dinc nyet en volcoomt,Ga naar voetnoot3995
Mer ic weet wel dat ons vroomt,Ga naar voetnoot3996
Dat si bliift tot desen stonden.
Al hebwi die ut Trogen vondenGa naar voetnoot3998
Overmoedich ende fel,
4000[regelnummer]
Wi sullen se noch ghematten welGa naar voetnoot4000
Willen wi bi rade varen;
| |
[pagina 130]
| |
Sien sceiden aldus niet en twarenGa naar voetnoot4002
Jeghen ons, ist cort, ist lanc,Ga naar voetnoot4003
Wi sullense winnen an horen danc,Ga naar voetnoot4004
4005[regelnummer]
Matten ende hem tonder doen.Ga naar voetnoot4005
Mer wil van ons hier elck baroen
Doen dat hem voecht, sonder raet,Ga naar voetnoot4007
So hebben wi bestaen hoge daet
Ende grotelic tot onsen vromen;Ga naar voetnoot4009
4010[regelnummer]
Ende sullen wi des te boven comen,Ga naar voetnoot4010
Wi moeten sin van enen rade,
Ende nadien rade gewillich der dade.Ga naar voetnoot4012
Na dese tale siin si ghesceiden,Ga naar voetnoot4013
Ende die camp tusschen hen beidenGa naar voetnoot4014
4015[regelnummer]
Bleef aldus, si keerden weder.Ga naar voetnoot4015
Van den tween en was so wrederGa naar voetnoot4016
Hi en sciet van manlic andren gramGa naar voetnoot4017
Ende elck keerde daen hi quamGa naar voetnoot4018
Met herde groten overmoede,Ga naar voetnoot4019
4020[regelnummer]
Ende elck bleef voirt op siin hoedeGa naar voetnoot1).
Dares schreef hier na, ic waen,
Die heren van buten ende van binnen
Hoe si waren van ghedaen;
Met den scoonsten, zeldi bekinnen,
4025[regelnummer]
Dat was die vroom Hectoor.
Siin duecht siin manheit waren so groot,
Na siin doot, noch nye te voor,
En quam op aerde nye siins genoot.
Die scoonste van buten, dit scriift Dares,
4030[regelnummer]
Dat was Ulixes die felle,
Dair na miinher Aetchilles,
Ende Pertocluse, siin gheselle.
Hier na hoird Aetchilles clage,
| |
[pagina 131]
| |
Die hi om Pertoclusen dreef.
4035[regelnummer]
O wi, sprac hi, dat ic tien dage
Niet en was, ende ic dair bleef
Al stille leggende in miin tent,
Ende ghi te stride voert buten mi.
Hi salre noch om siin ghescent,
4040[regelnummer]
Ist dat ic hem come bi.
Aetchilles was scoon ende wel gedaen,
Noch noit, na dien dat wiit verstaen,
So en was beter ridder gheen.
Fier ende stout hi in die ogen sceen,
4045[regelnummer]
Siin hair was kersp ende geel,
Hien plach nyet te pensen veel,
Blide int aensicht, dat wel steet,
Ende ieghen sinen viand wreet,
Milde was hi, ende van groter tere,
4050[regelnummer]
Ende zeer gemint van al den here,
Ten wapene had hi groten lof,
Men vantter siins geliic niet of,
Sonder enen ende nyement el,
Dien sal ic hier na nomen wel;
4055[regelnummer]
In conde getellen in geenre manieren
Siin huesscher, siin goedertieren;
Stout vant men alle weghe,
Ende zere begheerde hi den zeghe.
Hector, wien mach des vernoyen,
4060[regelnummer]
Was die scoonste van al Troyen;
Van Trogen, ja van der werelt al,
Van al dat es ende wesen sal,
Ende van allen die ooc nu leven.
Nature hadde hem gegheven
4065[regelnummer]
Aldat si al der werelt onste,
An hem leid si hoir conste.
Scoonre mocht sine hebben gemaect,
Mer beter nyet, noch bet gheraect.
Wast ook dat hem yet missat,
4070[regelnummer]
Siin edel duecht decte dat.
Weet dat priis van vromicheden
Belet dat woirt van ledicheden.
| |
[pagina 132]
| |
Hoirt hier van Hector die summe:
Al socht men al die werelt omme,
4075[regelnummer]
Hien mochten nyet verbetert siin,
Mer hi lispte een luttelkiin,
En weynich so was hi ooc scele,
Dat missat hem nyet vele.
j.h. gallée. |
|