Abraham en Bart, ook nog de variant Batlef voorkomt (Navorscher XXVI, 249 sq.), schijnt toch de gewone lezing vast te staan. Hetzelfde schijnt, in weerwil van de veranderingen mosterd en mussels (mossels), Navorscher l.l., waar te zijn voor most, ten minste wat de drie eerste letters betreft. Het is namelijk niet gezocht om mōst als eene verbastering van het Jodenduitsche moos op te vatten, dat eigenlijk een meervoud is van 't Arameesche woord mô'ô (me'ô). Dit beduidt oorspronkelijk steen of pit, b.v. een pompoenpit, een appelpit, en is van daar de naam geworden eener kleine munt, die de waarde had van een twintigste sikkel, Hebreeuwsch gêra. Het meervoud is het gewone woord voor geld geworden en uit het Jodenduitsch en de dieventaal bekend genoeg. Ik herinner mij het in een Hollandsch opstel in verband met massematten (uit masso umattan, nemen en geven, handel) gelezen te hebben. Schertsend heeft men er Mozes van gemaakt en bezigt het in de uitdrukkingen ‘hij doet het om Mozes’ en, met toespeling op Lucas 16 vs. 29 ‘hij heeft Mozes en de Profeten’ (vgl. Navorscher XII, 280). Waarschijnlijk is deze oneerbiedige verbastering in denzelfden zin geschied, als dien waarin de dieven een hunner voornaamste werktuigen, het groote breekijzer, den zoogenaamden kromkop, Rebmosche d.i. Heer Mozes noemen, daar Mozes als type geldt voor de hoogste macht.
Dat mōst uit dit moos ontstaan is, wordt vooral aanbevolen door het verband met Bartel. Het is n.l. hoogstwaarschijnlijk, dat dit niet anders is dan het Jodenduitsche bartel voor barzel in den zin van ijzer. Het komt aldus voor in den naam van een ander veel gebruikt breekijzer: schoberbarthel (schaberbartle), zie Avé-Lallemant, das Deutsche Gaunerthum, IV, 114, 147, 157, 170, 173, 216, 289, 595, Frain, Chochemon Loschen, p. 110. Het eerste deel van dit woord Schober of Schaber (Schabber) beduidt breker en neemt in de dieventaal eene voorname plaats in met zijne afleidingen: godelschabber, jadschabber, schabern (schabbern) met de composita ausschabbern, einschabbern, gugeschabbern (een gat breken), zer-