| |
| |
| |
Mededeelingen over bibliotheken
Amsterdam. - Universiteitsbibliotheek.
Voor de Amsterdamsche bibliotheek is den zevenden October eindelijk de beslissing gevallen, waarnaar reeds jaren lang reikhalzend werd uitgezien, waarvan in der daad haar voortbestaan afhing. De Raad der gemeente besloot het boekenmagazijn door een doelmatigen aanbouw te verdubbelen. Het werd ook eindelijk tijd; bijna volle twee jaren was het voorstel aanhangig geweest - om van de vele jaren van voorbereiding niet te spreken. Wie de bibliotheek vóor een jaar of twaalf kende, toen het magazijn reeds nagenoeg vol was, en sedert waarnam hoe jaar op jaar tal van groote boekerijen van genootschappen en bijzondere personen er nog in opgenomen werden, kan zich dan ook onmogelijk verklaren, waar die boekenmassa geborgen werd. ‘Men vindt er bijna altijd nog wel iets op’, zeide mij eens een ambtgenoot die voor eene dergelijke moeielijkheid stond, en dit is ook hier bewaarheid, in sterkere mate dan misschien ergens anders. Alles heeft intusschen een grens, er was nu wezenlijk niets meer op te vinden, en toch bleef het reddende besluit steeds uit; ja, wat vreemder is, er scheen zelfs eene strooming tegen uitbreiding te zijn.
Hoe is dit te verklaren? Men zou kunnen meenen dat de bibliotheek weinig belangstelling vond bij de burgerij, dat er niet veel gebruik van gemaakt werd. Het tegendeel is echter waar, het korte bestaan van de instelling, die nog slechts een kwart eeuw werkt, is een onbetwistbaar succes. Tal van genootschappen en lichamen, en vele bezitters van grootere en kleinere boekerijen beijverden zich, een boekenschat bijeen te brengen, zooals door aankoop alleen nooit zou verkregen zijn, en het onbeteekenende getal van 4000 bezoekers per jaar rees gestadig, en nadert nu met eene buitengewoon sterke toeneming de 50.000. (Zie beneden).
Natuurlijk zijn onder deze omstandigheden gebouw, middelen en personeel altijd eenigszins ten achteren, uitbreiding en versterking komen wel, maar de verbeteringen, door noodzaak afgedwongen, zijn voor het inmiddels weer toegenomen publiek al dadelijk weer onvoldoende, zoodat het budget gestadig rijst. Nu zijn er ongelukkig juist onder de heeren die de gemeentebegrooting vaststellen, velen die wel de cijfers der uitgaven onder de oogen krijgen, maar de bibliotheek volstrekt niet kennen, Zij weten dat de instelling geld kost, maar twijfelen of zij nut doet. Het is hun niet bekend, dat zich daar gemiddeld een honderd menschen per dag verdringen om den catalogus die in eene wel wat nauwe ruimte is opgesteld, en om de lessenaars van ambtenaren die nauwelijks aan al de aanvragen kunnen voldoen, dat de aangevraagde boeken moeten gehaald worden door een personeel dat met allen ijver en goeden wil toch wel eens wat lang op zich laat wachten, omdat zoo veel tegelijk gevraagd wordt en de verbinding tusschen de lokalen zoo omslachtig is. Hoe ver deze onbekendheid gaat, toonen verschillende uitingen juist van die raadsleden die als voorstanders van de organisatie van boekerijen en leeszalen optreden en het woord voeren. Er wordt in ernst gevraagd of tegenover eene verdubbeling van boekenruimte ook verdubbeling staat van het nut dat de. instelling doet, terwijl de verslagen een vervijfvoudigd bezoek aantoonen. Er wordt bezwaar gemaakt tegen het verstrekken van meer ‘boekenplanken’ in plaats van het gebruik van de boeken te bevorderen, alsof men boeken ten gebruike kan verstrekken die niet behoorlijk op planken geplaatst zijn, maar opgestapeld liggen of op onbereikbare zolders en vlieringen weggezet, onder stof en kalk geraken. De heeren kennen de openbare boekerijen in Kaapstad, Melbourne en Sidney, maar die te Amsterdam is hun absoluut onbekend. De
| |
| |
meening wordt uitgesproken dat de stadsbibliotheek weer hare oude bestemming moet terugkrijgen, en weer eene inrichting moet worden die ‘tot verspreiding van kennis en beschaving’ aan heel Amsterdam diensten bewijst, in plaats van eene Universiteitsbibliotheek die alleen voor studeerenden dient. De feiten zijn echter met deze beschouwing in strijd, de oude stedelijke bibliotheek werd uitsluitend door zeer enkele studeerenden bezocht, terwijl de latere Universiteitsbibliotheek duizenden uit alle lagen der burgerij diensten bewijst.
Letten we intusschen na het gevallen besluit niet meer op wat te voren gezegd is, maar op het resultaat, dan moeten we met waardeering erkennen dat eene zegenrijke beslissing gevallen is. Amsterdam staat voortdurend voor eene moeielijke keuze, men wil graag veel doen voor wetenschap en beschaving, maar alles moet betaald worden. Amsterdam is de eenige Nederlandsche stad, die hare oude Doorluchtige School onder veranderde omstandigheden niet heeft laten te niet gaan, maar ze tot eene gemeentelijke Universiteit heeft verheven, die wedijvert met onze rijks-Universiteiten. In verband daarmede heeft zij de stedelijke bibliotheek nieuw georganiseerd en tot eene levende en leven brengende instelling weten te maken. Maar de kosten van zulke instel lingen klimmen, juist wanneer zij bloeien, en de stedelijke geldmiddelen gaan niet vooruit, maar achteruit. De bevolking neemt sterk toe, de kosten van onderwijs, armenzorg, verkeer, zorg voor openbare gezondheid en tal van andere noodige zaken rijzen onrustbarend; daarentegen verlaten vele gegoeden de stad, en de burgerij wordt steeds zwaarder belast. Zoo komen er natuurlijk oogenblikken van twijfel, of men wel mag voortgaan met het doen van uitgaven die niet verplicht zijn. Voor eenige jaren is in den Raad kort en goed opheffing der Universiteit voorgesteld, maar gelukkig verworpen. Een even gelukkig besluit is nu, ten slotte trouwens met eenstemmigheid genomen; de stad is behoed voor eene instelling die Abdera waardig zou zijn, eene bibliotheek met personeel, bezoekers, en boeken, maar zonder plaats om de boeken te zetten.
Wij zullen nu nog eenigen tijd van behelpen hebben door te komen, maar dan krijgen we het nieuwe boekenmagazijn, en tegelijk eene directe verbinding van het magazijn en het voorgebouw der bibliotheek Dan worden ook tal van andere verbeteringen mogelijk, als uitbreiding van de dienstlokalen, vluggere en rustigere bediening, meer ruimte voor de bezoekers. Als zoo het noodigste is verkregen en het bezoek blijft toenemen, zullen wel weer nieuwe verbeteringen noodig blijken, maar het gevaar van geheel vast te loopen zal toch voor de eerste jaren zijn afgewend.
Tegelijk is een tweede besluit genomen dat mede, volgens den Wethouder voor het onderwijs, de stad moet behoeden voor een sociaal en intellectueel plantenleven. Het is niet bestemd om dadelijk in werking te treden, maar brengt eene principieele beslissing: Burgemeester en Wethouders worden uitgenoodigd een plan te ontwerpen, om naast de Universiteitsbibliotheek een openbare leeszaal met boekerij te stichten. Dit besluit vond geene algemeene instemming. Sommigen waren er tegen om geldelijke, anderen om maatschappelijke redenen. Er is dan ook geen twijfel dat het eene dure instelling zal worden, en verklaarbaar is ook de vrees, bepaaldelijk bij de mannen van meer behoudende richting, dat socialistische lectuur er eene plaats zal innemen Voor velen komt daar nog bij dat het een open vraag is, of er behoefte aan zoo iets bestaat, of werkelijk het bezoek zal beantwoorden aan de zeker niet geringe kosten. Op deze vraag kan natuurlijk eerst de ondervinding antwoord brengen, en dat niet cens zoo heel spoedig. Het komt mij althans waarschijnlijk voor, dat hen die op een dadelijk groot succes rekenen, teleurstelling wacht. Eer eene stedelijke leeszaal werkelijk vele bezoekers trekt en als een element van beteekenis in de stedelijke samenleving zal kunnen beschouwd worden, zullen misschien jaren moeten verloopen van toewijding, tact en geduld, van groote uitgaven zonder dadelijk evenredig nut. Niet ongerijmd schijnt mij zelfs
| |
| |
de meening toe van hen die, hoewel voorstanders ven volksboekerijen, liever dan eene dure stedelijke leeszaal in het midden der stad, kleinere boekerijen in verschillende wijken zouden opgericht zien, liefst door particulieren, zoo noodig met steun uit de openbare kas, en eerst naar mate de toeloop van bezoekers het noodig maakt, geleidelijk uit te breiden.
Hoe dit zij, zeer juist en gelukkig komt het mij voor, dat de verbinding met de Universiteitsbibliotheek die in het oorspronkelijke plan lag, op den achtergrond geschoven is. De eerste voorstellers meenden dat de Universiteitsbibliotheek de kern voor eene volksbibliotheek reeds bevatte, maar dat is stellig niet het geval. Wat lokalen, publiek, personeel, boeken en organisatie betreft zullen de eischen voor zulk eene instelling geheel anders moeten zijn. Wel is samenwerking tusschen de beide boekerijen aangewezen, zoo dat eenerzijds boeken, andererzijds lezers zich zoo noodig van de eene naar de andere verplaatsen.
Voor de Universiteits-Bibliotheek is het intusschen niet zonder invloed gebleven, dat de voor twee jaren aanhangig gemaakte voorstellen de aandacht van ruimere kringen op haar gevestigd hebben. Het bezoek, vóór de organisatie als Universiteits-bibliotheek zeer gering (ongeveer 4000 bezoeken per jaar) naderde reeds in 1892 de 25000. Eenige jaren handhaafde het zich ongeveer op deze hoogte, maar in 1901 klom het boven de 28000. In verband met de toeneming is in 1902 eene uitbreiding in de openstelling ingevoerd die nu juist een vol jaar in werking is, zoodat we het bezoek onder de nieuwe regeling in jaarcijfers kunnen uitdrukken. Het jaar 1902, nog half onder de oude regeling vallende, telde ruim 35000 bezoeken, het jaar loopende van 1 October 1902 tot einde September 1903 reeds 44000. Afzonderlijke vermelding verdient het avondbezoek, dat vroeger - bij openstelling twee avonden in de week, buiten de vacanties - slechts één jaar boven de duizend kwam, en nu, na uitbreiding tot alle werkdagen met slechts zes weken sluiting in den zomer, het cijfer van 4220 bereikte. Druk loopt het des avonds dus ook nu niet, maar toch is het gemiddelde bezoek per avond ongeveer van 10 tot 15 gestegen, avonden van 20 bezoekers zijn heel gewoon, een enkel maal kwamen er reeds 30 op één avond.
C.P. Burger Jr.
Amsterdam, October 1903.
| |
Amsterdam. - Ons Huis. -
De Hollandsche Revue van Frans Netscher (VIII, 9, 25 Sept. 1903, blz. 621-630) brengt een zaak- en belangrijke schets over de Amsterdamsche instelling Ons Huis (Rozenstraat), waarvan de heer J.A. Tours de uitnemende leider is.
Aan dit opstel ontleenen wij gaarne de volgende regelen, die de lezers van dit tijdschrift bijzonder interesseeren:
‘De eerste kamer rechts aan de straat bevat eene volksbibliotheek, die één avond der week geopend is en boeken à 1 cent uitleent voor ééne of twee weken. 't Is eene vereeniging van jonge dames, die in gemeentescholen reeds twee dergelijke bibliotheken heeft opgericht en die hier eene derde heeft geopend.
Eene aangrenzende wachtkamer ontvangt het publiek, dat boeken wil brengen of halen. Een raam dat omhoog geschoven wordt, brengt de boekenvrienden tegenover de dame, die aan de verschillende vragen voldoet. Een katalogus is voor een stuiver te koop.
De vereeniging Ons Huis geeft aan deze dames het vrije gebruik van het lokaal, benevens vuur en licht, en oefent verder geenerlei invloed op haren arbeid.
Zij beschouwt de vereeniging der volksbibliotheek als eene vriendin, wie zij gaarne gastvrijheid verleent, omdat zij overtuigd is, dat zij in haren geest werkt en niet anders dan zegenrijk kan werken voor de bewoners der Jordaan.
... Naast dit vertrek, eveneens aan de straat, ligt de leeszaal, die 12 meters lang en 8 meters breed is en een 50tal bezoekers of bezoeksters gemakkelijk kan opnemen.
Vrouwen en mannen, mits 18 jaren oud, kunnen hier elken avond van 7-10 1/2, des Zondags ook 's morgens van 10-4 uur, komen lezen, op vertoon eener kaart, die voor 3 maanden geldt en 25 cents kost.
| |
| |
Leden van hetzelfde gezin betalen 20 cents. Elk lid der feestzaal kan éénmaal per maand een gast medebrengen.
Hoe gezellig staan aan elke der langste wanden die tafeltjes geschaard, waar groepen van 4 à 6 bezoekers kunnen aanzitten, als zij de lange tafel, in het midden der zaal, niet verkiezen Overal schijnt vroolijk licht.
Dag- en week- en maandbladen zijn voorhanden; elke staatkundige, godsdienstige en wijsgeerige richting moet vertegenwoordigd zijn. Die groote boekenkast, reeds gevuld met allerlei werken van degelijken inhoud, zooals eene gewone volksbibliotheek ze niet bezit, staat ter beschikking der bezoekers. Zij bevat, behalve de aangekochte, menig geschonken werk en zal zeker nog voor elke rubriek uitgebreid worden.
Een katalogus, zooals de bibliotheek der Academie heeft, bestaande uit eene kast met laden, waarin elk bock, én alphabetisch, én volgens den inhoud geordend, wordt vertegenwoordigd door een karton, dat niet alleen den titel maar ook een kort overzicht van den inhoud geeft, is er te vinden.
De leden der kommissie voor de leeszaal, waarvan altijd een of meer aanwezig zijn om inlichtingen te geven, boeken aan te wijzen enz. kunen aan dien katalogus werken, als niemand hen vraagt of wenkt; opdringen doen zij zich niet. Ginds ziet ge een tafeltje, waar de bezoekers een brief kunnen schrijven, eene aanteekening maken uit eene koerant of boek, eene advertentie overschrijven; waar ook geregeld eene dame zit, om een brief te schrijven voor hem of haar, die de schrijfkunst nog niet machtig is. De concierge kan worden gescheld om een glas bier of een kop thee te brengen....’
Een lid der redactie van ons tijdschrift was onlangs in de gelegenheid de Amsterdamsche instelling te bezoeken en kon er zich toen rekenschap van geven, hoezeer de waardeering waarvan de Hollandsche Revue getuigt, gerechtvaardigd is. Er was o.a. een tentoonstelling van photographieën, met bijschriften van den heer L. Simons, die uiterst practisch opgevat was. Inderdaad een zeer geschikt middel tot volksopleiding. De heer P.W. Janssen, een vermogend Amsterdamsch koopman, die edelmoedig de noodige gelden tot de onderneming verstrekte, verdient ruimschoots hulde en niet minder bovengenoemde heer Tours en zijn ijvervolle medewerkers, die zulk uitstekend werk verrichten. Mochten meer zulke arbeiders opdagen, de bibliotheekbeweging, die in den ruimsten zin een democratische beweging heeten mag, zou er wel bij varen.
E. d. B.
| |
Antwerpen. - Volksbibliotheek.
In 1902 werden 708 werken aangekocht, waarvan 242 nieuwe aanwinsten en 468 ter vervanging van versleten exemplaren. De boekerij bestaat thans uit 21.941 boekdeelen.
Het getal uitleeningen bedroeg 85.494, te weten:
a. Aardrijkskunde, plaatsbeschrijving, reizen |
2.827 |
b. Geschiedenis, oudheidhunde, levensbeschrijving |
2 728 |
c. Kunsten, ambachten, landbouw, nijverheid, enz. |
3.008 |
d. Rechtsgeleerdheid, wetgeving, scheepvaart, enz. |
673 |
e Onderwijs, zedeleer, opvoeding, huishoudkunde, gezondheidsleer, turnkunst |
613 |
f. Nederlandsche letterkunde en vertalingen |
45 035 |
g. Fransche |
26.362 |
h. Duitsche |
1 833 |
i. Engelsche |
1.009 |
l Italiaansche |
97 |
m. Spaansche |
110 |
k. Verzamelingen, tijdschriften, mengelingen |
1199 |
|
___ |
|
85.494 |
Buitendien werd de leeszaal des avonds gedurende de wintermaanden (15 Oct.-15 April) bezocht door 1517 personen, raadplegende ter plaatse 2111 werken in 2408 deelen.
(Officieel verslag).
| |
Gent. -
Het bestuur der Universiteitsbibliotheek heeft een uitmuntend werk verricht door de uitgave van een beknopte tijdschriftenlijst, waarin ook de dagbladen en andere periodieke uitgaven opgenomen
| |
| |
zijn. Enkel die uitgaven welke nóg verschijnen worden vermeld.
De ordening is tweeledig: vooraan komen de periodieken, alphabetisch gerangschikt; daarna methodisch, naar het in Duitschland gebruikelijke Realsystem, volgens Stichwörter. Deze opvatting komt ons zeer praktisch voor en volkomen voor het gebruik geschikt.
Uit deze lijst, die een octavoboekje van 55 blz beslaat, blijkt dat de Gentsche Universiteitsbibliotheek over 692 nummers beschikt, een mooi cijfer, dat echter door dat der Koninklijke Bibliotheek te Brussel nog aanzienlijk overtroffen wordt. Immers volgens den Catalogue des ouvrages périodiques, 1902, bezat deze laatste instelling toenmaals reeds niet minder dan 1684 nummers; maar men bedenke dat de Boekerij der Belgische hoofdstad voor het aankoopen van tijdschriften alleen een crediet van 30.000 fr. mag besteden!
Het voorbeeld der Brusselsche en Gentsche bibliotheken verdient allen lof en navolging.
Aanmerkingen betreffende den aard der tijdschriften zelve wenschen wij hier niet niet te maken. Alleen zouden o.d. in ‘Vlaandrens hoofdstad, Gent’ periodieken als De XXe eeuw, De Nieuwe Gids, Vlaanderen en Onze Kunst, e.a. niet mogen ontbreken. Dat het vroeger te Gent verschijnende Nederlandsch Museum (sinds jaren overleden) nog vermeld wordt onder de levenden, is zeker een kleine vergissing. Dat door het bestuur der Gentsche Bibliotheek, in deze en andere mededeelingen aan het publiek, steeds uitsluitend de Fransche taal gebezigd wordt, kunnen wij enkel betreuren.
| |
's-Gravenhage. -
Men weet dat in het begin van dit jaar de Amerikaansche Maecenas Andrew Carnegie een som van anderhalf millioen dollars ter beschikking van de Nederlandsche regeering heeft gesteld voor bouw, inrichting en onderhoud van een gebouw (met bureelen, zittingzalen, bibliotheek, enz.) voor het Hof van Arbitrage. Thans is door den minister van Buitenlandsche Zaken een commissie ingesteld ten einde van advies te dienen en voorbereidende maatregelen te treffen in zaken den bouw en de inrichting van een gebouw voor het Permanente Hof van Arbitrage met een bibliotheek te 's-Gravenhage.
| |
Leuven. -
Uit het officieele stadsverslag (in het Fransch alleen!) over 1902-1903:
De bibliotheek der Hallen strekt tevens tot gemeente- en tot academische bibliotheek. Zij bestaat uit drie fondsen: 1o het fonds toehoorende aan de stad (Keizerlijk decreet van 21 Frimaire jaar XIV - 21 Dec. 1805); 2o het fonds van boeken door den Staat aangekocht van 1817 tot 1835; 3o het fonds der stad en der katholieke Universiteit (aanwinsten door de hooge-school gedaan sinds 1835 tot heden en geschenken van den Staat aan de Stadsregeering en aan de Universiteit).
Dit jaar werden van wege de regeering wederom verschillende werken toegezonden.
De volksbibliotheek werd insgelijks door haar begiftigd. Van 1 Oct. 1902 tot 15 Aug. 1903. werden door de laatste 21.453 deelen in lezing gegeven.
De Volksboekerij van het Willems-Fonds gaf 10.067 deelen, de bibliotheek in de Barbarastraat gaf 11.834 deelen in lezing.
| |
Londen. - British Museum. -
Het beroemde British Museum kan in 1903 zijn 150-jarig bestaan vieren, want in 1753 werd de grondslag voor het museum gelegd, doordat de regeering van Sir Hans Sloane eene verzameling kunstschatten, boeken, manuscripten en voorwerpen, betrekking hebbende op de nationale historie, kocht voor 20.000 p. st., tweevijfde van de waarde.
't Is weinig bekend, dat die som door een loterij opgebracht werd. Evenals tegenwoordig, was ook vroeger de toestemming van het Parlement voor eene loterij noodig. Bij Parlementsbesluit van het jaar 1753 werd de loterij toegelaten en nadat de drie eerste burgers des lands: de aartsbisschop van Canterbury, de Lord Chancellor en de Speaker van het Lagerhuis, zich aan het hoofd van die onderneming geplaatst hadden, was haar succes
| |
| |
verzekerd. De prijs van elk lot was 3 p. st., maar werd door den handel in de hoogte gedreven en het bleek, dat een zekere Peter Leheup ongeveer 6000 loten had gekocht, die hem niet minder dan 40.000 p. st., hebben opgebracht. Voor deze onwettige handeling werd Leheup aangeklaagd, maar hij kwam er af met een straf van 1000 p. st., zoodat hij zijn winst grootendeels behield. De regeering stelde nu het geld ter beschikking voor den aankoop der Sloane-verzameling. Zij verwierf tegelijkertijd ook de Harleian en de Cottonian-bibliotheken en bracht al die schatten in het ‘Montaguehuis’ over, dat zij voor dit doel gekocht had. Onder den naam ‘British Museum’ werd de verzameling in 1759 voor het publiek geopend. Sedert dien tijd is zij door geschenken en aankoopen steeds gegroeid en tegenwoordig is zij (na de Parijsche Bibliothèque nationale) de rijkste en kostbaarste verzameling der wereld. Al spoedig bleek het ‘Montague-huis’ te klein en dat er verscheidene keeren was bijgebouwd, stond het Parlement in 1854 de eerste bijdrage toe voor een geheel nieuw gebouw - het tegenwoordige museum - dat opgericht werd voor een som van 150.000 p. st. Daarbij kwam later nog het bedrag van 400.000 p. st., de kosten voor het nat. hist. museum, dat in 1880-1890 afgescheiden en in een afzonderlijk gebouw in Kensington overgebracht werd. Niettegenstaande dat is het gebouw voor het ‘British Museum’ nu alweer te klein geworden en de directie heeft kort geleden besloten een deel der courantenverzameling over te brengen naar Hendon, een voorstad in het N.W. van Londen, een plan, dat niet zonder heftige tegenwerpingen tot uitvoering gekomen is.
(Eigen Haard).
| |
Parijs. -
In de Bibliothèque Nationale is een mededeeling aangeplakt, waarbij voorgeschreven wordt dat ieder die een boek komt inzien, voortaan op een formulier moet invullen naam, adres, beroep en plaatsnummer in de zaal en dan aan het bureau zijn identiteit moet bewijzen. De Eclair vraagt, wat men wel zou eischen, als deze boekerij niet ‘publiek’ was. Maar in 1902 zijn aan 155.539 bezoekers 540.416 boeken uitgereikt Vermoedelijk zal men dus wel niet zoo nauwlettend zijn in het onderzoek naar de lezers; anders zou nog al wat personeel noodig zijn. Met het oog op de talrijke ontvreemdingen, waaraan sommige gewetenlooze personen zich schuldig maken, schijnt de maatregel echter wel gerechtvaardigd.
| |
Rome -
De dagbladen van 2 November jl. melden dat een brand uitgebersten is in de Bibliotheek van het Vatikaan in het kabinet van den conservator. Belangrijke handschriften en boeken, die aan het gevaar blootgesteld waren, werden echter, naar het schijnt, in veiligheid gebracht Enkel het archief werd eenigszins beschadigd.
- Het Nieuwsbl. v.d. Boekh. meldt: Pater Ehrle, bibliothecaris van het Vatikaan, heeft medegedeeld, dat geen enkel boek of handschrift uit de bibliotheek door het vuur aangetast of door het water beschadigd werd De brand is beperkt gebleven binnen een aangrenzend vertrek van den reperateur Marre, en wat vernield is geworden, was diens persoonlijken eigendom, nl een afschrift van den codex Marcellianus en een oude uit Herculanum opgegraven papyrus, door de Italiaansche Regeering aan Marre geschonken, wegens den zeer defecten en hierom voor de wetenschap onbruikbaren staat, waarin deze rol verkeerde.
| |
Rotterdam -
Uit het officieel verslag: Voor de Bibliotheek der gemeente was 1902 een gedenkwaardig jaar.
Den 28 Januari wendde de bibliotheeks-commissie zich tot het College van Burgemeester en Schepenen met verzoek om in zake hare voorstellen betrekkelijk de bibliotheek een beslissing te nemen, daar deze Commissie zich niet verantwoord achtte den toestand der Bibliotheek langer te laten zooals die was, in welken brief zij in het bijzonder nog eens de aandacht vestigt op de gebrekkige openstelling dezer inrichting.
Gevolg hiervan was dat het College
| |
| |
den 11 Februari aan den Raad deed toekomen een tweeledig voorstel: 1o tot openstelling der Bibliotheek op alle werkdagen en op dezelfde uren als het Museum Boymans geopend is, en 2o tot het toestaan van een crediet van ten hoogste ƒ 1000, - voor de aanschaffing van de dubbelen van boeken, die naar het archievengebouw waren overgebracht en in de Bibliotheek onmisbaar werden geacht.
Dit voorstel werd op 27 Februari door den Raad aangenomen met deze wijziging evenwel, dat de Bibliotheek zou worden opengesteld op alle dagen en uren, waarop het Museum Boymans is geopend, dus ook op de Zondagen en christelijke feestdagen.
Ofschoon, met het oog op het meerdere werk, dat hierdoor van de ambtenaren zou worden gevergd, door de Commissie versterking van personeel wenschelijk werd geacht, besliste het College dat voorshands daartoe miet zou worden overgegaan en den Zondagdienst zou worden waargenomen door de ambtenaren aan het archief en de bibliotheek verbonden, zoo noodig bij toerbeurt, tegen een vergoeding die daartoe ter beschikking van den Archivaris werd gesteld.
Den 20 Mei kwam de nieuwe verordening in werking; sedert dien dag is de Bibliotheek onafgebroken kosteloos open geweest op alle dagen der week, behalve des Maandags, van 10 tot 3 uren gedurende de maanden November tot Februari, van 10 tot 4 uren gedurende de maanden Maart en October en van 10 tot 5 uren gedurende de maanden April tot September.
Dit besluit is van grooten invloed geweest op het gebruik, dat sedertdien van de Bibliotheek gemaakt ts. Terwijl in 1901 in het geheel slechts 842 bezoekers konden geboekt worden, bedroeg dit aantal van 20 Mei tot 3 Januari 1903 11.089, waarvan 2579 op de Zondagen
In den loop van het jaar 1902 werden in de leeszaal geraadpleegd 10709 werken; in bruikleen gegeven 9037
Een gevolg van dit drukker bezoek was allereerst de noodzakelijkheid om het ameublement te vermeerderen Bij besluit van den Raad werd op collegiaal voorstel ƒ 130, - beschikbaar gesteld tot het aanschaffen van een 12 tal eenvoudige stoelen en drie tafels.
Ook een vermeerdering van de aanwezige boeken bleek wenschelijk. Om daartoe over te gaan was het evenwel noodig te weten, welk publiek zich geregeld zou blijven aanmelden, ten einde te kunnen beoordeelen de eischen die gesteld moeten worden aan de boeken, aan deze personen uit te reiken.
Door belangstellenden werden in den loop van het jaar tal van boeken ten geschenke aangeboden Hierdoor was het mogelijk in de allereerste behoefte te voorzien. Ook werden, voor zoover daartoe de middelen aanwezig waren, een aantal werken aangekocht. In verband met de wenschelijkheid om de Bibliotheek geleilijk te versterken met gezonde, eenvoudige, ontwikkelende lectuur, werd door den Raad op de begrooting van 1903 een bedrag van ƒ. 400 voor aankoop in die richting aangewezen.
Door dit besluit werd, zoo meent de Commissie, een eersten stap gedaan in de goede richting. Zoodra het bibliotheek-vraagstuk tot een definitieve oplossing zal zijn gebracht, zal dit weldra zonder twijfel niet onbelangrijk verhoogd moeten worden.
Ten opzichte dezer definitieve regeling heeft het afgeloopen jaar het volgende gebracht.
Naar de meening van het College, uitgesproken in een missive van 29 November, waren aan een fusie met het Leeskabinet voor de gemeente te groote bedenkingen verbonden en werd het wenschelijk geacht naar eene andere localiteit uit te zien. In dienzelfden brief werden aan de Bibliotheekscommissie twee gebouwen voorgesteld, die zouden kunnen ingericht worden tot gemeentebibliotheek. Het eene bleek echter te klein om er den aanwezigen voorraad te bergen. Het andere gebouw leek daarentegen geschikter, doch tegen het voorgestelde ontwerp had de Commissie verschillende bezwaren die de voorstelling van belangrijke wijzigingen noodzakelijk maakten. Met belangstelling wordt nu het gewijzigde ontwerp te gemoet gezien, omdat daardoor gelegenheid zal geopend worden de gemeente-bibliotheek door
| |
| |
ruimere openstelling, ook des avonds, meer nut te doen verspreiden.
Volgt een uitvoerige lijst van geschenken (45 bladz.).
|
|