Tijdschrift voor Boek- en Bibliotheekwezen. Jaargang 1
(1903)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Boek- en Bibliotheekwezen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 272]
| |
Schuilnamen en deviezen uit vroeger tijdXVIIIVOL GHEBRECX. [Spreuk van Joris de Hose, factor van ‘'t Heybloemke’ te Turnhout.] ‘Vol ghebrecx’ is het schuilwoord van een lid der Turn‘houtsche kamer “Het Heybloemken”. Dezelfde dichter onderteekende het Spel van Sinnen, door de Heibloem in het Landjuweel van 1561 uitgevoerd. Een tweede stuk, te zelfder gelegenheid gespeeld, eene “Factie”, is geteekend: Vol ghebrecx. De Hose. Dit laatste woord, echter, mag men niet, denken wij, voor den naam des dichters aannemen; het is, nevens de zinspreuk, een tweede raadsel. Men vindt meermalen dergelijke naamwoorden aan het einde van andere spelen, zooals b.v. Leerze, Poortier, enz.’ Aldus K. Ruelens, in ‘Refereynen en andere gedichten uit de XVIe eeuw’, waar ook (II, 9) een refereyn geteekend ‘Vol ghebrecx’ afgedrukt is. Sedert is gebleken dat De Hose wel degelijk de naam is van hem die ‘Vol ghebrecx’ tot leuze had. Uit een opstel van de Ballaer-de Chaffoy, in ‘Kempisch Museum’ (1), over het ‘Turnhoutsch Heybloemken op het feest der Violieren te Antwerpen, 1561’, leeren wij dat Joris de Hose factor was van de genoemde kamer, dat hij te Turnhout, in de Paterstraat, een boekwinkel hield en den 19n October 1568, wegens lidmaatschap van het Consistorie der Evangelisters en wegens verkoop van kettersche boeken, verbannen werd door den Raad van beroerten. - Ter koninklijke bibliotheek, te Brussel, is eene factice verzameling voorhanden, bevattende enkele liederen door de verschillende kamers ingebracht, bij het Antwerpsch Landjuweel van 1561, maar die niet gedrukt zijn in de bekende uitgave van Silvius. Daar is een lied van het ‘Heybloemken’ nogmaals geteekend: ‘Vol ghebrecks’. En naast die spreuk is met potlood den naam De Hose geschreven. Ook wat Leerze aangaat, is Ruelens' vermoeden ongegrond. Leerze was wel degelijk een geslachtsnaam en werd gevoerd door een Leuvenaar. Van hem staat in de ‘Refereynen ende Liede- | |
[pagina 273]
| |
kens... ghelesen en ghesonghen op de Corenbloeme Camere binnen Bruessele’ (1562), een lied geteekend met zijne spreuk ‘Dwoort gheeft confoort’, en voluit met zijn voornaam en naam: Franchois Leerze. Een lofdichter op ‘Zegenpraal dēr onwinbare Kercke... door Guilliam Baseler’ (Loven, 1674), teekent: P.H. Leerse. En in het voorwerk van Jacob Moons' ‘Sedelycke lustwaerande’ (Antw. 1679), wordt een sonnet gevonden met het onderschrift: Philip. Rudolph. Leerse. De naam is dus niet zoo ongemeen als R. het wil doen voorkomen. | |
XIXLIEF-HEBBER VANDEN SELFDEN HEYLIGHEN (Een). - (Joannes Goossens; spreuk: Leeft in rust.) Devote aendachtighe Meditatie ende Speculatie op het Heyligh Leven ende gheduerigh lijden vanden H. loseph, Bruydegom van de Alder-Heylichste Maghet Maria. Tot wiens eere ghebouwt is een schoone ende magnifieke Capel, in het Clooster der Canonickerssen Regulier, ghenoemt Marien-dael ofte Façons binnen Antwerpen. Ghemaeckt in Rijm-veerssen ende Prosa, door eenen Lief-hebber vanden selfden Heylighen. - t' Antwerpen, By Jacob Mesens, op de Lombaerde Vest, inden gulden Bijbel. Anno 1667. 12o. 220 blz. Dit vrij zeldzaam boekje, waarin het leven van den H. Jozef beurtelings in rijm en onrijm wordt beschreven, is ongetwijfeld van den rederijker Joannes Goossens. De ‘Dedicatie’ aan Gaspar de Roomer is onderteekend I.G.O., en het ‘Slvyt-Riim,’ zijnde een naamdicht voor Anna de Roomer, met zijn vollen naem en zijne kenspreuk ‘Leeft in rust.’ Hij moet alsdan hoogbejaard geweest zijn: immers reeds in de ‘Schadt-kiste der Philosophen ende Poeten’ (1621) vindt men zijn devies onder een paar stukjes door de Antwerpsche Violieren bij het landjuweel der Peocne aangeboden; en in 1634 verscheen van hem, te Gent; een Triumphe van den H. Jozef.’Ga naar voetnoot(1) In de voorrede van het onderhavig boekje zinspeelt dan ook Goossens op zijn gevorderden leeftijd, naar hij zegt dat hij ‘ter bede van sekere seer devote ziele.... (zijn) schier veroude, ende verfloude Musa wederom verweckt (heeft).’ | |
[pagina 274]
| |
Goossens besluit zijn werkje met het relaas van eenige ‘wonderbaere gheschiedenissen die vercreghen sijn door het voorbidden vanden H. Joseph, in sijn capelle staende in de kercke van de Facons’, o.a. hoe ‘eene siecke dochter wesende thien jaren betoovert’ en hebbende ‘ten lesten eene levende spinnecop lanckx haer keele quijdt gheworden, met eenighe cleyne steenkens, die soo hert waren al oft sy uyt de zee ghecomen waren’, eindelijk werd verlost. Dat scheen den boekenkeurder Aub. vanden Eede, Can. ende Archidiaken van Antwerpen, dan toch wat gewaagd: wel geeft hij oorlof om te drukken en uit te geven, maar, voegt hij er uitdrukkelijk aan toe: ‘sonder nochtans daermede te approberen die gheschiedenissen hier inne vermelt voor miraeckelen.’ | |
XXC.W. [Cornelius Jansz. Woons, drukker te Antwerpen, (1621-1673.) | |
[pagina 275]
| |
Het wel-riekende Bloemen - kransken ghelesen, en ghepluckt vyt verscheyde percken tot cieraet van dit Nieuwe-Iaer, door C.W. t' Antwerpen, by Cornelis Woons, anno 1662. 12o. De opgaven van van Doorninck (Vermomde en Naamlooze Schrijvers, I, 114) omtrent dit boekje zijn niet gansch juist: de gedichten, waarmede de beschouwingen van godvruchtigen aard worden afgewisseld, zijn onderteekend: I.V.B.; I.C.; I.V.M. (Isaac van der MyeGa naar voetnoot(1); R.V.S.; G.V.W. (Geeraard van Wolschatten); F.L.M.; I.V.V. (Joost van Vondel)Ga naar voetnoot(2). - De inleidende beschouwing ‘Aen het nieuw-gheboren kindeken Christvs Iesvs op den achtsten dagh besneden tot salicheyt des werelts’, is geteekend: P.F.C. - De naamletters C.W. komen nergens voor dan op den titel. Cornelis Woons was niets meer dan de verzamelaar. | |
[pagina 276]
| |
XXILIVINUS VANDER MINNEN (Joncker) - Den eerelycken Pluck-Voghel ghepluckt in diversche Pluymkens van Ninne-Liedekens (sic) ende andere Vrolyckheden. Uyt-ghebroeyt door Joncker Livinus vander Minnen. Op-ghedraghen aen alle Neder-landtsche Vryers ende Vrysters. Den IV. Druck, vermeerdert ende verbetert door den Autheur. - Tot Brussel, By Jacob vande Velde, achter het Stadt huys in S. Augutinus. 1684. Met Previlegie van den Koningh. Langw. 12o. Leefde er werkelijk in de XVIIe eeuw te Brussel een jonker Livinus vander Minnen, zooals de schrijvers van het ‘Biographisch Woordenboek’ meenen te mogen verzekeren? De ‘Catalogus van de Bibliotheken der maatschappij tot bevordering der toonkunst en der vereeniging voor Noordnederlandsche geschiedenis’ haalt een 2e druk aan: Antwerpen Fr. van Gaesbeeck (1680), en vermeldt als zijnde de schrijver..... Adriaan Poirters, de eerzame pater jezuiet, wat dan toch, voor wie het werkje en zijn wel eens lossen inhoud kent, op zijn minst genomen vrij onwaarschijnlijk is. Ook de geleerde Arnold, in een zijner magazijncatalogi, blijkt die meening te zijn toegedaan. Wellicht kwam men daartoe wijl in het boekje eene omwerking voorkomt - tusschen haakjes, eene uitstekende omwerking, - van Poirters bekend rijmpje uit het ‘Masker van de wereldt,’ dat aldus begint: ‘Truyt ons bruynnetje
Wist eens een vetje,’ enz...Ga naar voetnoot(1)
Maar een bewijs kan daarin niet gezocht worden; immers zegt de jonker zelf van zijn boek: ‘'k Heb hier en daer wat uytgheruckt
('k beken de waerheyt geiren)
'k heb hier en daer een pluym ghepluckt
uyt anders voghels veiren....’
De vraag of ‘Joncker Livinus vander Minnen’ al dan niet een schuilnaam is, moet voorloopig onopgelost blijven. In verband | |
[pagina 277]
| |
met den titel van zijn liedboekje, schijnt de naam evenwel gefingeerd te zijn. Van den ‘Eerlyken Pluck-Voghel’ bezitten wij nog: ‘Den eersten Druck, naer dat het vermeerdert ende verbetert is van veele, ende groote druck-fouten: door I.H.F.V.B. t' Antwerpen, Bij Joannes van Soest, Boeck-drucker ende Boeck-vercooper, op de Groote-merckt, in den Bonten Mantel. 1700.’ Langw. 12o. | |
XXIIREMMERUS VALERIUS. - Remigius Wouters, pastoor te Muysen bij Mechelen, geboren te Berchem (Noord-Brabant), overl. te Muysen den 30n Augustus 1687, op 80jarigen leeftijd. - Chronyke van Mechelen door Remmerus Valerius, pastoor in Muijsen. Vermeerdert met een kort verhael van het Leeen en Schriften van den Aucteur als oock met eene achtervolgende Tafel &c. makende een korte generale Chronyke van den Jaere 355, tot den Jaere 1680. - Tot Mechelen, Bij J.F. Vander Elst Boeck-drucker, z.j. 8o. De Chronyke verscheen vroeger in den ‘Mechelschen Almanak’, gedrukt te Mechelen by Gysbrecht Lints, van 1675 tot 1687. ‘De oorsaeke’, heet het in den nieuwen door kanonik Azevedo bezorgden druk, ‘waerom Remmerus Valerius synen naem verandert ofte gelatinizeert heeft, schynt geweest te zyn de gewoonte van dien ende voorgaenden tyde, want veele geleerde mannen ende wel besonderlyk die geboortich waren uyt de Kempen (welck Landt ons menichte van de Geleerste Mannen voortsgebracht heeft) hunnen eygen naem veranderden, als synde meest personen van kleyne en onbekende afkomste, zigh willende door de deught ende studien eenen particulieren naem achterlaeten, hunnen eygen Toenaem ende sommige oock den Voornaem verkeerende ende Latinizerende op verscheyde manieren, als onder andere den vermaerden Valerius Andreas geboortich van Tesschel een dorp onder de Landtdecanye van Geel... wiens eygen Voornaem was Wouter ofte Wauter ende Toenaem Driessens,’ enz. V.A. Dela Montagne |
|