Tijdschrift voor Boek- en Bibliotheekwezen. Jaargang 1
(1903)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Boek- en Bibliotheekwezen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 245]
| |
Drukletters en bijziendheidIn De Boekletter in Nederland, verleden jaar door de drukkerij van Ipenbuur & Van Seldam te Amsterdam verspreid, sprak ik over de duidelijkheid der romeinschriften (blz. 24-26) en vermeldde, dat Prof. Cohn te Breslau, de ijverige onderzoeker van drukletters uit oogheelkundig standpunt, zijn onderzoekingen dienaangaande op nieuw ter hand genomen had. Thans is bij Vieweg und Sohn te Brunswijk verschenen zijn Wie sollen Bücher und Zeitungen gedruckt werden? door hem geschreven met Dr. R. Rübencamp, den directeur der drukinktfabriek van Gleitsmann te Dresden. Het gaat niet aan van dit boekje (112 blz. en 10 bijlagen met drukproeven en modellen) een uitvoerig referaat te geven, deels omdat hoofdstukken over de bijziendheid in het algemeen, over den strijd tusschen romein en fractuur, over den hygiënisch al dan niet juisten druk van Duitsche tijdschriften en boeken en de regeeringsvoorschriften over den druk van schoolboeken, zich daartoe niet leenen in een Dietsch boekentijdschrift, deels omdat het refereeren gelijk zou zijn aan het overschrijven van ettelijke bladzijden. Ik wil me daarom bepalen tot het neerschrijven der conclusies en daaraan een paar opmerkingen vastknoopen, daarbij op den voorgrond stellende dat wij hier niet te doen hebben met een geschrift, hetwelk artistiek-technische bedoelingen heeft, maar wel met een dat zich bezig houdt met de vraag hoe boeken gedrukt moeten worden om de oogen der lezers zoo weinig mogelijk te vermoeien. Dat hier een bij uitstek practisch boekenonderwerp ter sprake gebracht wordt, is duidelijk. 'k Wijs op deze publicatie, omdat hier, in Noord-Nederland althans, door uitgevers noch door schoolautoriteiten (zie echter het naschrift) aandacht aan deze drukvraag gegeven wordt en onze drukkerijen, die ten eenemale ontbloot zijn van een echte Nederlandsche drukkersleiding, zich evenmin hierom bekommeren, zoover ik weet. Ziehier Cohn's conclusies. De letter n mag niet kleiner zijn 1,5 mill. (hetgeen ongeveer overeenkomt met dessendiaan); de halen van iedere letter mogen niet dunner zijn dan 0,25 mill., terwijl de onderlinge afstand dier halen in elke letter minstens 0,3 mill. moet bedragen. Er moet flinke interlinie gebruikt worden, minstens 2,5 mill., in welke conclusie Cohn technisch niet dui- | |
[pagina 246]
| |
delijk is, omdat hij hier den afstand bepaalt niet van de corpora maar wel van de bovenkant van een n tot de onderkant van een er boven gezette niet onderuithangende letter. De onderlinge afstand der letters in niet gespatieerd zetsel mag niet minder bedragen dan 0,5 mill., die der woorden ongeveer 3 mill.; de meest gewenschte regelbreedte is 90 mill., m.a.w. 20 Augustijnen (Cicero's); grooter dan 100 mill. m.a.w. 22 Augustijnen (Cicero's) is te verwerpen.Ga naar voetnoot(1) Vervolgens wordt een hoofdstuk gewijd aan de gedaante der letters. Hier citeer ik de voor mij nieuwe opmerking, dat men nog zeer gemakkelijk een regel romein kan lezen, als men de onderste helft met een strookje papier bedekt, maar dat dit zeer moeielijk, veelal onmogelijk is, wanneer de bovenste helft afgedekt is. Ook vernemen we hier, dat de bekende lettergieterij van H. Berthold te Berlijn zich bezig houdt met het vervaardigen van een drukletter overeenkomstig de aanwijzingen van Prof. Cohn. Om lettergrootte en zetwijze hygiënisch te beoordeelen, maakt Cohn gebruik van een plaatje, waarin een opening van 1 vierkante cm. gesneden is. Slechts dan wanneer in deze opening verschijnen niet meer dan twee regels, zonder een spoor van een derde, is de typografische uitvoering overeenkomstig zijn wenschen. Het papier moet ondoorschijnend wit en niet glimmend zijn met zoo weinig mogelijk houtslijp; kunstdrukpapier is beslist te verwerpen; de dikte moet ongeveer 0.075 mill. bedragen. Diep zwarte inkt is een vereischte. Over het papier en den inkt geeft Dr. Rübencamp ten slotte nog eenige technische aanwijzingen. Deze opmerkingen worden gedaan uit een gezicht-heelkundig standpunt. Gesteld, dat drukwerk in dien geest wordt ingericht, zal de boekkunst daarmede dan gebaat of geschaad zijn? In mijn Boekletter deelde ik een proeve mede van het zoogenoemde Danziger-Schrift, dat door de gieterij van Kafemann te Dantzig ongeveer 12 jaar geleden gesneden werd in aansluiting met dergelijke wetenschappelijke grondslagen en ik moet erkennen, dat dit zich inderdaad nog niet zoo ongunstig voordoet. Onwillekeurig denken wij hier, ons bepalende tot de laatste jaren, aan een proefneming, 20 jaar geleden gedaan door den drukker Minkman te Arnhem, om het blanke papier en den zwarten inkt te vervangen door groen papier en blauwen inkt. Die proefneming had eveneens haar basis in de hygiëne. Zij slaagde niet. Om twee redenen. De eene was de niet | |
[pagina 247]
| |
gelukkige kleur-combinatie, de andere en wel de voornaamste, dat de slappe, levenlooze lettervormen destijds op onze drukkerijen en ook nu nog maar al te veel in gebruik, zich allerminst leenden tot een goed succes.
Proeve van Danziger-Schrift.
Dat is het, wat door Prof. Cohn in cijfers gebracht is, wat uitheemsche decoratieve kunstenaars er toe gebracht heeft, steunende op schoonheidsoverwegingen, een ganschen ommekeer in het leven te roepen in de boeklettervormen. Wanneer ik onder de nieuwere letters maar alleen de Eckmann-letter noem van de Rudhard'sche gieterij, dan doe ik dat omdat ik in die letter de historische lijn vastgehouden zie, welke de drukletter aan de schrijfletter verbindt. Ik toch ben van meening, dat als onze drukletter-vormen gewijzigd moeten worden - en dat zij zulks moeten, staat bij mij vast -, het punt van uitgang genomen moet worden omstreeks 1500. Proeve van de Eckmann-letter.
Toen de geschreven letter als het ware gecodificeerd werd in de drukletter, volgde sedertdien ieder haar eigen ontwikkelingsgang. Ontwerpers van nieuwe romeinen, die we thans noemen Elsevier-, Caslon-, Bodoni- en andere letters, hielden geen rekenschap met het schrift. Aan willekeur en bijgevolg aan verwatering stond het letterbeeld dus bloot en de lezende menschheid ondervindt de schadelijke gevolgen daarvan door de myopie. Die willekeur kan paal en perk gesteld worden door het verband met de geschreven letter weer op te zoeken. Aan de Eckmann-letter, zooals zij zich in druk vertoont, is duidelijk te zien, dat | |
[pagina 248]
| |
zij in ontwerp niet geteekend, maar gepenseeld is, met forsche, krachtige vegen. Dat is het wat haar mij welgevallig doet zijn, niet sympathiek, omdat haar karakter als Germaansche letter indruischt tegen de Dietsche eigenschappen van onzen landaard. Die huidige beweging in het Duitsche Buchgewerbe, die zocht naar en gevonden heeft krachtige, sorsche letterbeelden, wortelt in het decoratieve; zij wordt geschraagd door Prof. Cohn's onderzoekingen in het nuchter-practische. De weerslag daarvan zal ons boekwezen ondervinden, zoodra ook hier de begeerte naar goed, deugdelijk, vooral logisch drukwerk is doorgedrongen en haar goed recht erkend is.
Na het stellen van het bovenstaande is verschenen een Rapport over een onderzoek naar de mate, waarin de boeken, welke op de Openbare Lagere Scholen te Amsterdam gebruikt mogen worden, voldoen aan de eischen der hygiëne. In dat rapport toetst de oogarts Dr G.J. Schoute niet minder dan 1035 boeken aan de eischen door Cohn en anderen gesteld; de uitkomsten van dat onderzoek zijn in een uitgebreid tabellarisch overzicht opgenomen. Slechts 41 boeken voldoen aan de gestelde eischen. Ik ontveins mij niet, dat de resultaten van dezen omvangrijken arbeid niet in verhouding staan tot de bestede moeite. Verbetering kan slechts uitgaan van onze uitgevers, die in deze afhankelijk zijn van het materiaal onzer boekdrukkerijen. De typographie heeft een haar eigen vaktaal en het is daarom noodzakelijk, dat de beschouwingen en de eischen geformuleerd worden in die terminologie. Hetzelsde bezwaar dat ik heb tegen de publicatie van Prof. Cohn, heb ik eveneens tegen die van Dr Schoute. Wat door hen b.v. verstaan wordt onder het woord ‘approche’ is niet duidelijk, al kan met waarschijnlijkheid vermoed worden, dat hiermede de opvulling eener regel bedoeld wordt, omdat de afstand der letters in niet gespatieerd zetsel onafhankelijk is van den wil van den letterzetter. Zoo moeten ook de metingen geschieden, niet van het letterbeeld, maar van het lettercorpus uit, niet volgens het metrieke stelsel, wel volgens het typografische puntenstelsel, maar dan ook zoo, dat daaruit blijkt technische kennis van zetwerk. Dan kan bovendien veel duidelijker aangegeven worden hoe het wel, hoe het niet moet zijn. Die min gelukkige formuleering vermindert echter geenszins de inwendige waarde der gepubliceerde resultaten. Integendeel, het feit alleen reeds, dat een Nederlandsch oogarts studie maakt van dit onderwerp, is een verblijdend verschijnsel. De practijk van den boekdruk zal er bij winnen, maar ook zal het aspect der pagina, als een uiting van decoratieve kunst beschouwd, er door kunnen vooruitgaan.
Overveen. J.W. Enschedé. |
|