| |
| |
| |
Tijdschriften
Biekorf, tk 6. Lentemaand
Geboektheid over Guido Gezelle. Hierover in Dietsche Warande en Belfort, 1903, nr 5, blz. 570: ‘L.D.J. geest een overzicht van al wat er sedert Gezelle's afsterven over dien grooten Westvlaamschen dichter geboekt werd. Met een onjuist woord noemt L.D.J. dat geboektheid. Onjuist zeg ik, want met dat woord bedoelt hij eene verzameling van “zaken” (beoordeelingen, mededeelingen, enz.) terwijl volgens het Nederderlandsch taalgebruik, door het achtervoegsel heid enkel namen van zelfstandig gedachte “eigenschappen” kunnen gevormd worden.’
Tk 8. Grasmaand.
Verslag over ‘La Reliure Flamande au XVe siècle’ par le Vicomte de Ghellinck Vaernewijck.
| |
Bulletijn der maatschappij van geschied- en oudheidkunde te Gent. XI, 4. (Juni 1903).
Blz. 178-204. G. Hulin. Les Très riches Heures de Jean de France, duc de Berry, par Pol de Limbourc et ses frères. Een zeer belangrijke lezing over het beroemde en toch nog zeer onvoldoende bekende handschrift in het Musée Coudé te Chantilly, dat vroeger door den hertog van Aumale in Italië gekocht werd, en dat Hulin terecht ‘le roi des manuscrits enluminés’ betitelt.
Vooreerst blijkt dat de kalender van het Breviarium Grimani een tastbare navolging is van dien der Heures van Chantilly, dat sommige miniaturen van gene kortweg gecopieerd zijn naar deze. Verder, dat de in de landschappen voorkomende gezichten van kasteden zeer nauwkeurig naar de natuur geteekend zijn. Men heeft er reeds een aantal geidentificeerd, en terecht zegt Prof. Hulin:
‘Voor de geschiedenis van de schilderkunst, in 't bijzonder van het landschap, is het werk der gebroeders de Limbourc van 't allerhoogste belang: immers hier zien wij voor de eerste maal de gelijkende, juist in perspectief geteekende voorstelling van wezenlijk bestaande gebouwen. Aan deze die nog bestaan, of waarvan men latere afbeeldingen kent, kan men zien hoe waar, hoe stipt alles tot in de bijzonderheden nagebeeld is. Dit merkt een tijdvak in de kunstgeschiedenis van Europa, en deze realistische trek herinnert ons, indien wij 't vergeten konden, dat de gebroeders de Limbourc tijdgenooten, ja vermoedelijk landgenooten der gebroeders van Eyck waren.’
Nauwkeurig worden daarna de verschillende miniaturen ontleed, waardoor Prof. Hulin tot de volgende uitslagen komt. Het blijkt dat de verschillende gedeelten van een bladzijde lang niet altijd van dezelfde hand zijn. Vier, of ten minste drie, handen erkent Hulin in het werk, waarbij hij veronderstelt dat C en D wellicht tot éen te brengen zijn. Die drie verluchters zijn: Pol, Jehannequin en Herman. Onder de Heures is apart te zetten de Bekroning der Heilige Maagd, die, zegt spr., sinds lang wereldberoemd moest zijn, ‘étant digne de prendre place parmi les plus belles oeuvres d'art de tous les temps.’ Voor de oorspronkelijkheid der vinding stelt hij het werk der Dietsche verluchters hooger dan dat van Fra Angelico, en daar die Bekroning van vóor 1416 dagteekent, is zij ook vroeger dan dergelijke onderwerpen van den Toscaanschen meester tot stand gekomen. ‘C'est, je pense, pour l'art des Pays-Bas, le chef d'oeuvre de la peinture idéaliste.’
Prof. Hulin deelt ook een en ander mede over den levensloop der kunstenaars, waarvoor hij de rekeningen en inventarissen van den hertog van Berry raadpleegde. In een dezer, gedagt. 22 Aug. 1415, komen de namen voor: ‘Paulo de Limbourc et Hermando et Jehannequino ...’ Verder onderzoek zal uitmaken of de naam Manuel die in de rekeningen van Filips den Stoute (1402-1403) voorkomt, de familienaam der gebroeders blijven zal. In het werk van Dchaisnes (III, 790-91) wordt een dokument uit de Bourgondische rekeningen medegedeeld dat insgelijks nieuw licht kan verspreiden. Er is daar nl. spraak van Hermant Maleuel en Jacquemin Maleuel, frères, et nepveus de Jehan Maleuel, waarop Prof. H. heel scherpzinnig voortbouwt, dat Jehan Maleuel, in werkelijkheid een gefranciseerde vorm van Joan Maelwael zou kunnen zijn
Verder wijst Prof. H. op een Jacques Coene van Brugge, die in Italië als bouwmeester gewerkt heeft bij de oprichting van den dom te Milaan. Nu zou het wel mogelijk zijn - uitvoeriger wordt het door H. toegelicht - dat Coene, die ook schilder was, de eerste het getrouwe nateekenen van een gebouw invoerde en daarin door de gebroeders de Limbourc (of Maelwael?) en ook door de van Eycks nagevolgd werd.
De geboorte der gebr. d. L. moet naar allen schijn gesteld worden tusschen 1475 en 1485; zij zijn dus jonger dan Hubrecht en ouder dan Johannes van Eyck
Ten slotte deelt Prof. H. mede dat graaf Durrieu, wien wij reeds de uitgave der Heures de Turin danken, ook eerlang de photografische reproductie van het te Chantilly bewaarde meesterstuk zal bezorgen. Hij hoopt dat dan ten minste één plaat in kleuren zal weergegeven wor- | |
| |
den, nl. de hoogergenoemde Bekroning der Heilige Maagd.
| |
Kunst en Leven. I. 10-12.
Blz. 1-4. (In dit tijdschrift heeft, eigenaardig genoeg, elke rubriek haar eigen pagineering). Ben. Linnig. De grote bibliotheken van vroeger. Karel-Jozef-Emmanuel van Hulthem. Met 3 zinco's naar ex-librissen van dien boekenminnaar.
| |
De Nederlandsche Spectator. 1903.
7 Maart nr 10: H. Brugmans. Kernkamps reis naar het Noorden.
14 Maart nr 11 en 21 Maart nr 12:
Dr. N J. Beversen Een monument van Duitsche drukkunst. Besproken wordt: Marksteine aus der Weltliteratur in Original-schriften, door Joh. Baensch-Drugulin, ter herinnering aan Gutenbergs 500jarig geboortefeest, dat wil ‘toonen wat éen enkele drukkerij in het begin der XXste eeuw vermag.’
28 Maart, nr 13:
A.S. Kok Middelnederlandsche Marialegenden. Bespreking van het eerste deel der door Dr. C.G.N. de Vooys' bezorgde uitgave.
11 April, nr 15:
H. Brugmans. Bibliotheca Neerlandica manuscripta. Een zeer vriendelijke, tot belangstelling aansporende, aankondiging van Willem de Vreese's onderneming.
2 Mei. nr 18:
Dr. Schoengen's stuk over zapon in Nederlandsch Archievenblad (XI, 3) besproken.
9 Mei. nr 19:
Het Handboek der Nederlandsche Palaeographie (zie ons tijdschrift, blz. 143) aangekondigd.
In het tijdschrift Taxandria (dl. X, afl. 1) staat een bijdrage van den heer A.C.V. Verreyt over Adriaen Roelofs, een Bosschen boekverkooper uit de eerste helft der 16e eeuw.
Het oudst bekende boekje dat door dezen Bosschenaar is uitgegeven ‘Een devote meditatie op dye passie ons liefs heeren’ is gedrukt door Willem Vorsterman te Antwerpen 12 Oct. 1518. ‘Ende zijn gheprent voer Adriaen Roelofs wonende Tsertoghenbossche, staende voort met boecken voert raethuis.’ Eerst twee jaar later wordt in de stadsrekeningen melding gemaakt van dezen boekhandelaar, die toen voor 4 Rinsguldens de helft van de beschikbare plaats onder het bordes der pui van het Stadhuis in huur kreeg ‘omme syn boecken en de gemaelde brieven te vercoepen’. In 1523 moest hij één gulden meer betalen, en toen hij in 1526 dezelfde plaats weer voor twee jaar inhuurde, moest hij bovendien nog leveren ‘elk jairs een calfsvel tot coffiturien omme die rekening dairinne te bynden’. In 1528 werd deze leverantie van kalfsvellen verdubbeld, tot dat in 1532 een nieuwe regeling werd getroffen, die onzen ‘liberarier’ op een huurprijs van 7 1/2 Carolusguldens te staan kwam. Onder die voorwaarden komt hij nog voor in de rekening van 1533/34.
Daarna schijnt hij een boekwinkel geopend te hebben ‘in die corte kerckstraet in den Vos’, want de door Simon Cock te Antwerpen in 1536 gedrukte ‘Margaretha Evangelica. Een devoot boecscken geheeten die Evangelisce Peerle’ toont zijn naam als uitgever met dat adres Meer boekjes dan de twee bovengenoemde, die zich bevonden in de rijke verzameling van den Bogaerde op het kasteel Heeswijk zijn den heer Verreyt niet bekend geworden.
Aanvullingen zullen hem dus zeker zeer welkom wezen.
E.W.M.
| |
Theologisch Tijdschrift, XXXVI, bl. 111 vlgg.
Beoordeeling van H. van Druten's Geschiedenis der Nederlandsche Bijbelvertaling (Rotterdam, D.A. Damen), door Dr. C.G.N. de Vooys. Van dit werk was in den N ederlandschen Spectator 1902, 18 Oct., een prijzende aankondiging verschenen, blijkbaar van onbevoegde hand. Uit de critiek van Dr. De Vooys blijkt dat dit verward en verwarrend, omslachtig en onnauwkeurig boek alles te wenschen overlaat en de wetenschap geen stap verder brengt. Het komt nog eens duidelijk aan het licht, waar men belandt zonder voldoende kennis onzer middeleeuwsche handschriftkunde. Door deze op nauwkeurige bronnenstudie berustende beoordeeling, heeft Dr. De Vooys de wetenschap zeer aan zich verplicht, te meer daar hij ook opbouwende critiek levert: in een tweede hoofdstuk wordt allerlei materiaal medegedeeld en aangewezen dat voor de geschiedenis der Nederlandsche bijbelvertaling van belang is, en verder in groote trekken aangeduid hoe een dergelijk werk zou moeten ineenzitten.
| |
De Tijdspiegel, 1903. Juni. nr 6.
Blz. 161-172: J.H. Scheltema. Het Liedboek van Jan Jacobs.
In de ‘Naemlyst van gedrukte liederenverzamelingen, zynde veelal zoogenaemde Volks- of Blauwboekjes’ dat F.A. Snellacrt aan J.F. Willems' Oude
| |
| |
Vlaemsche Liederen liet voorafgaan, treft men onder nr 196 aan: ‘J. Jacobs Harlinghen. Liedekens (Eenige Gheestelijke) Amst. 1512. D. [D ═ Jaarboekje voor de Doopsgez. gemeente in de Nederlanden. 1837.]
‘Van hoeveel belang een nauwkeurige titelbeschrijving kan zijn,’ zegt schrijver terecht, ‘werd door bovenstaande titelopgave wel zoo klaar als de dag bewezen, want het is niet mogelijk, er anders uit te lezen, dan dat de dichter-auteur “Harlinghen” zou heeten. en te vergeefs zal men dien poëet in de biographische woordenboeken trachten op te sporen.’
Immers, het eenige ex. dat schr. bekend is, en dat berust in de bibliotheek der Doopsgezinde Gemeente Amsterdam, is getiteld:
Eenighe Gheestelijke Liedekens, ghemaeckt aen verscheyden persoonen, door Ian Iacobs zoon van Harlinghen, Welcke Liedekens meestendeel by een vergadert ende gestelt op d' ordonnantic van den A.B.C. mei de aenwijsinghen opde canten. Ende ten Druck bestelt door P.W. Ghedruckt t' Amsterdam, By Nicolaes Biestkens, inde Lelye onder de Doornen. Anno 1612. Ende men vintse te coop by Jan Jansz. achter de nieuwe Kerck, inde Laken-man.
Wat de schrijver over dezen weinig besproken doopsgezinden predikant-dichter heeft kunnen bijeenbrengen wordt in dit artikel verteld. Geboren werd hij in 1542, waar blijft nog onbekend. Verder staat vast dat zijn vader Jacob en diens broeder Philip, waarschijnlijk omtrent 1563 a 1569 uit Vlaanderen (Gent?) de wijk genomen hebben naar Friesland, waar zij zich te Harlingen als fabrikanten van geweven goederen vestigden. Vijftig jaren lang werkte hij als predikant, en had een grooten invloed op zijn volgelingen, die onder den naam van Jan-Jacobsgezinden, of Jan-Jacobsvolk bekend stonden. Dat hij, in zijn geboorteland, heel wat te lijden had, blijkt uit de bondige mededeeling van zijn levensbericht, nl. dat hij ‘oock aen zijn eighen persoon verscheyden reysen voor desen onder dat bloedigh vervolch des Pausdoms gheleden heeft’. Intusschen, in 't Noorden waren hem ook donkere uren voorbehouden; zoo o.a. moest hij Groningen in 't geheim ontvluchten, wilde hij zijn leven, dat door andersdenkenden in gevaar gebracht was, redden. Jan Jacobs overleed te Leeuwarden den 17 Juli 1612 o. st., oud 70 jaren, 7 weken en 4 dagen, en werd te Harlingen begraven.
't Liedboekje zelf, zegt schr., is van nog iets kleiner - vierkant, niet langwerpig - formaat dan de liederboekjes, de zoogenaamde ‘mopsjes’, die onze voorvaders der 17de eeuw in hunne ruime vestzakjes bij zich konden steken. Wel worden bij de liederen de zangwijzen aangegeven, maar, wat jammer is, de muzieknoten ontbreken. Die liederen, zooals verder betoogd word, klinken tamelijk stroef en ‘verloopen doorgaans in godsdienstige beschouwingen op Bijbelteksten’.
Tot de beste regelen rekent schrijver:
‘Dat ick een slot voor mijnen mont
Hing, en een zeghel drucken cont
Opdat ick gheen val en verworf
En my mijn eigen tong verdorf’?
Welluidender schijnt ons:
‘Die lelyen siet hoe schoon
Zy staen in 't veldt ten toon
Sonder arbeyden, spinnen oock niet om loon,
Die voghelkens hebben niet
Kelders noch schueren yet
Ons Hemelsche Vader die voetse sonder verdriet,
| |
Académie royale de Belgique. Bulletins de la Classe des sciences morales et politiques et de la classe des beaux-arts, 1903, no1.
Blz. 93-139. Henri Hymans. L'Estampe de 1418 et la validité de sa date. De geleerde conservator van het Prentenkabinet te Brussel, bepleit uitvoerig de echtheid van het jaartal. Het geldt hier de oudste bekende houtsnede, welke in 1845 door de Reiffenberg te Mechelen gekocht werd. Een herhaling op kleiner schaal wordt bewaard in de bibliotheek te St. Gallen; een mooie reproductie van laatstvermelde prent wordt meegedeeld.
| |
Académie Royale de Belgique. Compte rendu des séances de la Commission royale d'histoire ou recueil de ses bulletins. LXI, 4.
Blz. 283-400: Le P. Jacquin. Élude sur l'Abbaye de Lessies (1095-1147).
| |
Annales de la Société d'Emulation pour l'étude de l'histoire et des antiquités de la Flandre. LH. 2-3-4. 1902. Bruges, L. de Plancke, 1903.
Blz. 135-302. A.C. de Schrevel, Statuts de la gilde des libraires, imprimeurs, maîtres et maitresses d'école à Bruges, 29 Janvier 1612.
De gehomologeerde Keure ende ordonancie omme de Librariers, Prenters, Scoolmeesters ende Scoolvrauwen der stede van Brugge vernieut ende uitghegheven den XIXen Janwary 1612, berustende op het rijksarchief te Brugge, was tot heden alleen gedeeltelijk bekend uit het werk van den heer Gilliodts-van Severen, L'OEuvre de Jean ‘Brito, waar de artikelen die betrekking hebben op de librariers en de prenters ontleed en gecommenteerd zijn. Kan. De Schrevel schenkt ons thans een uitgave van de geheele keure, en commenteert ze hoofdzakelijk met het oog op de geschiedenis
| |
| |
van het schoolwezen te Brugge, waarmede hij zeker een goed werk heeft gedaan.
Op het bisschoppelijke archief te Brugge berust een andere tekst, getiteld Cueren ofte statuten voor de scholen van ‘Brugge, dat een voorloopige bewerking der gehomologeerde Keure schijnt te zijn. In deze bewerking komt als artikel 27 een lijst voor van Boecken verboden ende toegelaten in de scholen, welke wij hier afschrijven:
Den Scoolmeesters ende Scoolvrauwen is verboden eenighe vande naerscreven Bouchen te leeren in wat talen dat zy gheprent zyn.
te weten:
1. | Amadis de Gaule |
2. | Malegys |
3. | De vier Hems kynderen |
4. | Margriete van Lymborch |
5. | Clamides en Claermonde |
6. | Florent en Lyon |
7. | Sandryn en Lansloot |
8. | Den jonghen Jacke |
9. | Lernella |
10. | Jan van Parys |
11. | Huyghe van Bourdens |
12. | Valentyn en Oursson |
13. | Teurdanck |
14. | Robert den duyvel |
15. | Den Sack der Consten |
16. | Hercules en Jason |
17. | Reynaert de Vos |
18. | Der zielen troost |
(Boucken toeghelaten).
(1) | De cleen ghebeden int latyn ende vlaems. |
(2) | Maniere om de misse te leeren dienen, ghezeyt den Confiteor. |
(3) | Die 7 psalmen int latyn ende vlaems. |
(4) | Den cleenen cathecismus / De wysheyt der simpel christenen. |
(5) | Den grooten cathecismus gheordineert by zyn Eerw. ende geen andere. |
(6) | Die 9 oeffenynghen. |
(7) | Thobias, Judith, Ester en Susanna, walsch ende vlaems. |
(8) | Die historie van Joseph, walsch ende vlaems. |
(9) | Die historie vanden Coninc David, walsch ende vlaems. |
(10) | Loys Porquin. Antverpiae apud Pauwels Stroobant, 1605. |
(11) | - Spieghel der Joncheyt. 'T Antwerpen by Pauwels Stroobant, 1606. |
(12) | Manierlicke zeden. |
(13) | Die huere van der doot. |
(14) | Catharina van Seynen, walsch ende vlaems. |
(15) | + Die legende van Ste Godelieve martelaeresse van Vlaenderen. |
(16) | + Tleven van Ste Anna. |
(17) | La fontaine d'honneur, walsch ende vlaems. |
(18) | Den vocabulaire, int walsch ende vlaems. |
(19) | De conjugatien, int walsch ende vlaems. |
(20) | Comenchement de Sagesse. |
(21) | La vie de Jesu Christ. |
(22) | Lart et Science de bien vivre et de bien mourier. |
(23) | Cronycke vanden Keiser Maximiliaen. |
(24) | Die cronycke van Vlaenderen. |
(25) | Die historie van Helena. |
(26) | Den troost der zielen int vaghevier, dat is maniere om heur daer uut te helpen, door Heer Corn. Columbanus ao 1601. |
(27) | Den geestelicken schadt van devotien. |
(28) | Gheestelick refereyn bouck ghemaect door Anna Byns. |
(29) | Evangelien ende Epistelen alzo men die inder H. Kercke houdt. |
(30) | Ondersouckinghe der Jongers oft zy kerstelic onderwesen zijn / gemaect by Franciscum Sonnium. |
(31) | + Ordonnantiën en decreten vanhet h. Concilie generael ghehouden tot Trenten. |
(32) | Les vies, faictz et gestes des sainctz pères, papes, empereurs et roys de France, etc. |
(33) | - Het loff der duechten / ghedruckt 't Amsteldam by Hendrick Barens 1603. |
Kan. De Schrevel deelt verder nog talrijke uittreksels mede uit rekeningen, reglementen en andere oorkonden, waaronder vooral belangrijk is de Rekening ‘vanden broederschepe ... vanden schoolhouders, liberariers, boucscryvers, verlichters ende prenters’ over 't jaar 1548.
Daarin worden genoemd als Boucscryvers: Mr Guilliame de Sueu, 1541; Mr Jan Filoeul, 1547; Mr Jan de Yeghem, 1547; Antheunis van Damme, 1495; Raphael Roost, 1511; - als Verlichters: Mr Simon Benynghe. 1517 (Z. Weale, Le Beffroi, II, 206-219); Thomas de Raet, 1527; Pieter Clayssins [de oude], 1544; - als Liberariers: Symon van der Meulen, 1513; Pauwels van Vaerdebeke, 1521; Jan Verbure, 1531; Stacen Wycke, 1537; Antheunis Tollenare, 1545; Lowys van der Muelen; Joos Boorne, 1542: - en als Prenters: Mr Jan van Dale, 1512; Hubrecht de Croock, 1520: Erasmus van der Eecke; Jan van Nieuburch, 1517; Corryn van Belle, 1545.
De schrijver besluit zijn studie (blz. 266-302) met een vrij goed geslaagde poging tot identificeering der boven aangehaalde verboden en toegelaten boeken.
Een litographische teekening naar den band van het register der gilde, 1524-1555, is aan het artikel toegevoegd, daar het onmogelijk bleek er een photographie van te nemen. De hr. James Weale schrijft den band toe aan Pauwels van Vaerdebeke, die van de gilde der Librariers deel uitmaakte.
| |
Bulletin du Cercle Archéologique, littéraire et artistique de Malines. XII, 1902.
| |
| |
Blz. 101-184. Zech-Du Biez. Les Almanachs malinois et leurs auteurs. (Conférence du 20 décembre 1901).
Blz. 185-316. V. Hermans. Bibliothèque Malinoise. Catalogue spécial. De titels der afdeelingen luiden: I. Imprimeurs et libraires. II. Auteurs. III. Biographies et généalogies. IV. Sociétés locales. V. Solennités et fêtes diverses. VI. Histoire et archéologie. VII. Cartes, plans, dessins et gravures. VIII. Magistrat. IX. Grand conseil. X. Clergé.
De oudste drukker is Jacop Heyndrix, van wien twee werkjes in 1582 aangehaald worden. Op hem volgen: Gielis van Cranenbroeck (1582-1585), Godefroy Huet (1620-1633), Hendrick Jaey (of Jaye) (1610-1643), de eerste belangrijke drukker, wiens bedrijf door zijn familie werd voortgezet; Wwe H. Jaye (1643-1650), Robert Jaye (1646-1672), Jan Jaye (1648-1690), Andreas Jaye (1691-1715), Jan-Frans Jaye (1690-1735); Gijsbrecht Lints (1666-1708), Laurentius van der Elst (1681-1754), opgevolgd door Joannes Franciscus van der Elst (1754-1788), Franciscus-Josephus van der Elst (1788-1811), eindelijk: P.J. Hanicq (1878-1828) en zijn zoon: Frans-Pieter-Jan (1828-1855).
De boekhandelaars heeten: Aert Peeters (1551), Peeteren Draeck (1563), Cornelis de Vos (1622), Jac. Le Plat (1744), Wwe Laur. van der Elst (1755), J.A. Cnick (1756), Romanus Verelst (1763), Pieter Jeghers (1775) en Ch.-Ls Alkett (1813).
Een reeks catalogi van de 17e tot de 19e eeuw volgen. Er zijn er 11 uit de 17e, 18 uit de 18e en 46 uit de 19de eeuw.
Allerlei belangrijke bijzonderheden worden over de schrijvers meegedeeld. Het werk van den verdienstelijken Mechelschen archivaris en bibliothecaris verdient overgedrukt te worden; het zal in de bibliotheken genoegzaam aftrek vinden.
| |
Echo religieux de Belgique. 1903, 16 Avril.
Abbé Nève. Les bibliothêques au commencement du christianisme.
| |
Revue Bénédictine. XX, no 2, Avril 1903.
Dom Ursmer Berlière. Aux Archives Vaticanes.
De bespreking van enkele tijdschriften moet, wegens plaatsgebrek, tot het volgend nummer uitgesteld worden.
|
|