Tijdschrift voor Boek- en Bibliotheekwezen. Jaargang 1
(1903)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Boek- en Bibliotheekwezen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 178]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van den Branden's Abraham VerhoevenGa naar voetnoot(1)Rob. Fruin en Sautijn Kluit hebben meermaals, in hun studies over het ontstaan der Nederlandsche nieuwsbladen, gewezen op het licht dat ijverige archiefonderzoekingen ook in deze quaestie zouden ontsteken. Het is een gelukkig teeken dat de Antwerpsche archivaris in dien zin gehandeld en de woorden der bekende Noordnederlandsche geleerden waargemaakt heeft. Zijn boekje over Verhoeven brengt inderdaad allerlei wetenswaardigs omtrent het leven en de werkzaamheid van den Antwerpschen courantier, en men mag zeggen dat het een welkome bijdrage tot de geschiedenis onzer Antwerpsche drukkers is. Zooals de dubbele titel het genoegzaam aanduidt, heeft de schrijver zijn onderwerp in tweeën gesplitst: in het eerste stuk behandelt hij de uitgave der Antwerpsche courant; het tweede is uitsluitend biografisch. Het is vooral dit tweede deel dat belangrijk mag heeten, daar het ons geheel nieuwe gegevens brengt, welke de heer v.d. B. uit de hem toevertrouwde schatten heeft weten op te duiken. Het leven van Abraham Verhoeven moet weinig verkwikkelijk geweest zijn, en ik heb haast spijt den man een paar minder zachte uitdrukkingen toegevoegd te hebben, wanneer ik lees wat hij in zijn benarden levensloop te verduren heeft gehad. Het is een doorloopende reeks van rampen en tegenspoeden, en de man heeft aan zijn ijverig streven om zijn medeburgers over al 't gebeurende in te lichten al weinig plezier beleefd. Verhoeven werd geboren in 1575 (en niet, zooals vroeger werd beweerd, naar een doopakte die niet bestaat, den 22 Juni 1580) van een gelijknamigen vader, die zelf printsnijder en broeder der St-Lucasgilde was. Wel aardig is het feit, dat hij eerst 14 jaar later in de hoofdkerk gedoopt of liever ‘geëxorciseerd’ werd, nl. den 29 Augustus 1589, en dat de man die zoo vaak in zijn blad streed voor de Roomsch-Katholieke Kerk, dus aanvankelijk protestant was. Waar hij zijn ambacht leerde, kan niet met zekerheid bepaald worden. ‘In de speelkaart-drukkerij van Antoon Spierincx’, schreef de heer Goovaerts, flink-weg. Louter veronderderstelling, antwoordt de heer v.d. Br. En waarom dan niet eerder bij zijn dooppeter, Hendrik | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 179]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wouters, wiens uithangbord ‘In de gulde Sonne’ hij later ook tot het zijne maakte? Zeker is het althans dat hij tot zijn 29 jaar gast bleef, toen hij op 15 Februari 1604 trouwde met Susanna Spierincx, de dochter van bovengenoemden speelkaartendrukker, die in ‘De Gulde Handt’ woonde (thans Lombaardevest, nr 6). Hetzelfde jaar werd hij vrijmeester en vestigde zich als ‘cunstdrucker’. ‘Als naar gewoonte’, zegt gemoedelijk de schrijver, ‘werden na het sluiten der huwelijksfeesten de familievijandelijkheden gestaakt’, want ingenomen met den armen gast waren de schoonouders niet. Maar andere avonturen wachtten hem: Susanna was niet, als haar patrones of naamgenoote uit de Schrift, een toonbeeld van echtelijke trouw en andere deugden. ‘Nog vóor 1618, onderging Verhoeven de hevigste gemoedsschokken. Zijne vrouw was, na lang eene verkwistster te zijn geweest, ook eene ontrouwe echtgenoote geworden en had zoovele “mesusen” bedreven, dat onder des drukkers dak de storm geweldig was losgebroken. Het samenleven was onmogelijk geworden en de lichtzinnige vrouw maakte van de eerste gelegenheid gebruik, om met hare pronksieraden, schoone kleederen en meubelen te vluchten bij hare ouders.’ Verhoeven vroeg echtscheiding aan en eischte schadeloosstelling voor de ontvreemde meubelen. Intusschen was het gezin met vier kinderen aangegroeid: Abraham in 1605, Izaäk in 1607, Pauwel in 1613 en Jan in 1615, terwijl nog twee andere jong overleden waren. Onder allerlei verwikkelingen leefde Verhoeven voort, druk werkend om zich en de zijnen boven water te houden. Die historie moet men verder lezen in het werkje van den heer v.d. Br., dat inderdaad een levendig kijkje geeft op oud-Antwerpsche toestanden. Geen moeite achtte de schrijver te gering om in den geest van zijn onderwerp te komen, ook zien wij (blz. 43) hoe hij zorgvuldig het nog bestaande huisje van den drukker, dat ‘het huis Turnhout’ heette en thans nog nr 17 op de Lombaardevest gemerkt is, tot in al zijn onderdeelen en met al zijn afmetingen beschrijft. Dit huisje wordt eerlang afgebroken, en indien het waar is dat het geheel het oude gebleven is (althans inwendig) zou het de moeite waard zijn er, als historisch curiosum, een lichtteekening of, zoo dit onmogelijk is, ten minste een schets naar te laten maken.Ga naar voetnoot(1) De bedrijvigheid van Verhoeven in al die bewogen jaren was buitengewoon groot: hij drukte niet alleen oorlogsplans (d.w.z. prenten met gevechten, met aanduiding der plaatsen) maar ook gekleurde godsdienstige beddekens, loterijboekskens in vijf talen, de bekende ‘boecxkens’ met tijdingen, zon- en koningsbrieven, papieren vaantjes voor bedevaarten, almanakkenGa naar voetnoot(2), gelegenheids- en feestdruksels, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 180]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘ja, drukwerken van allen aard’. Verhoeven kreeg den naam een ervaren meester in zijn vak te zijn, zoodat de Delftsche prenter Cornelis Michielsen hem 175 gulden betaalde om bij hem te mogen leeren met kleuren drukken ‘allerhande soorten van bloemen, figuren, en al wat hem believen zou,... op armozijn, satijn, grofdraad, borat, bombazijn en damast’Ga naar voetnoot(1). Buiten zijn huiselijk verdriet, had Verhoeven ook met velerlei kwaadaardige tegenkanting te kampen van zijn verwanten en buren, en de naijver zal daarin wel de eerste rol gespeeld hebben. Intusschen om zijn leven niet langer ondraaglijk te maken, stemde hij er in toe zijn vrouw weer te ontvangen, waarvoor hij ettelijke verzoeningspenningen opstreek. Maar het leven werd er niet vroolijker om, en dag aan dag werd er op de Lombaardevest gekrakeeld. Tot overmaat | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 181]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
van ramp, werd Verhoeven dan nog door de heeren van den gestoelte tot allerlei onkosten veroordeeld. Een zijner buren, aan wien hij een bijzonderen hekel had, gaf hij zulk een houw op het hoofd, dat deze in doodsnood verkeerde; de broeder van denzelfde randde hij even verwoed aan. En zie, alweer was het lot hem ongunstig: Verhoeven kreeg een rapierstoot in de borst, die hem een tijd lang op het ziekbed kluisterde! Dat was zijn laatste avontuur echter niet. Maar voortaan begon men hem ook met wat meer inschikkelijkheid te bejegenen. In 1624 stierven zijn schoonouders aan de pest, waardoor Verhoeven in 't bezit kwam van het huis ‘De gulde Handt’, alwaar den 21 Februari 1625 het eerst weder een Tijding gedrukt werd.Ga naar voetnoot(1) Kort nadat deze verbetering in zijn toestand gekomen was, viel zijn vrouw ziek; zij stierf na zeven jaren lijden, 13 April 1632. Door allerlei wederwaardigheden heen, bereikte Abraham Verhoeven een ouden dag, die - zoo mogelijk - het droefste brok was dat hij te eten kreeg: eerst kwam de ziekte: stramheid der gewrichten, voorbode der jicht; de oudste zoon, die zijn eenige steun was, verliet de stad en het land (en vestigde zich in Holland); daarna bleef hij als weduwnaar over met drie minderjarigen; de tweede zoon die hem had kunnen bijspringen, trouwde; op acht-en-vijftigjarigen leeftijd ging de arme oude een nieuw huwelijk aan, met Margareta van den Bogaerde, ‘die twee huisjes bezat in de Wijngaardstraat.’ De voogd der kinderen Hans Liefrinck ‘kon de armoede niet langer aanzien’, en vroeg ontslagen te worden van zijn post. En toen werd Verhoeven's vijand en concurrent Antoon Spierincx, de hatelijkste zijner verwanten, tot voogd benoemd. Nu lag het al overhoop: de kinderen ontvlogen 't een vóor, 't ander na, het nest; alleen zijn jongste, Jan, bleef hem tot den dood getrouw. De zaken gingen aldoor achteruit; Trognesius, de boekhandelaar, dreigde hem wegens schuld op straat te zetten; toen trok hij naar 't achterhuis, en verhuurde zijn werkhuis en winkel aan zijn zoon Izaak, die de zaak onder den naam zijns vaders voortdreef en de Nieuwe Tijdinghen en Almanakken bleef uitgeven. De oude moest voortaan, tegen een loon van 6 gulden per week, als gast dienen bij zijn zoon. Trognesius voerde zijne bedreiging uit: Verhoeven werd veroordeeld tot het betalen van 1345 gulden, waarvoor een huisje van hem gerechtelijk verkocht werd. Het huis ‘De gulden Handt’ volgde en in 1637 moest Verhoeven het verlaten. Toen vertrok Catharina Hamers, Izaaks weduwe, naar Verhoeven's vroegere woning, waar het weekblad weder ter perse werd gelegd. Zelfs Abrahams naam stond er thans niet meer op, en de courant was getiteld: ‘Extraordinarisse Posttydinghe des jaers 1637, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 182]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
ghedruct den 24 April, t' Antwerpen, bij de weduwe van Isaak Verhoeven. op de Lombaerdevest, in de gulde Son.’ Zoo sukkelde Verhoeven stilaan naar zijn graf. Door de jicht verlamd, kon hij in 1644 een notarieele akte alleen met een krabbeling onderteekenen. Op zijn sterfbed liet hij wat hij nog mocht bezitten aan zijn zoon Johannes over ‘op conditie nochtans van naer sijns comparants afflijvicheyt te doen ende betaelen d'oncosten van sijne begraeffenisse...’ Verhoeven zette daar een kruiske onder: hij kon, zegt het stuk, niet schrijven, ‘als geraect sijnde in sijne rechte hand.’Ga naar voetnoot(1) Daarop stierf hij, den 13 October 1652. Eenvoudig, op een gemoedelijken toon die voor den ouden printer genegenheid inboezemt, wordt dit alles door den heer v.d. Br. beschreven.
Wat het vraagstuk betreffende het ontstaan van het nieuwsblad betreft, de heer v.d. Br. komt geheel tot dezelfde resultaten als Arnold. Ik heb in mijn artikel daarover genoegzaam uitgeweid, en hoef dit dus niet nog eens te resumeeren. Enkele nieuwe bijzonderheden worden door den schrijver aangevoerd. De verklaring van het Antwerpsch magistraat in 1674 vooreerst, waarin door burgemeesters, schepenen en Raad van Antwerpen aan den Landvoogd verklaard werd, dat het voorrecht om bladen te drukken niet kon betwist worden aan onze stad: ‘ou la gazette flamande a continuellement esté imprimee et distribuee sans contradiction depuis plus de cent ans.’Ga naar voetnoot(2) Die verklaring is vrij vaag, en men kan zich makkelijk voorstellen dat de stadsregeerders het niet al te nauw genomen hebben met het ‘wetenschappelijke’ twistpunt van den datum. In dien tijd zal men licht daaroverheen gestapt zijn en vijftig of honderd jaar beteekende voor hen ongetwijfeld zooveel als ‘de nacht der tijden.’ Op zijn best kan men die aanspraak een ‘traditioneele waarde’ toekennen: trouwens de zienswijs was te verdedigen. De heer v.d. Br. haalt de titels aan van 16 Tydinghen, die van 1542 tot 1544 bij Lijnken, de weduwe Christoffel van Remunde in den BeerkensgangGa naar voetnoot(3) verschenen. Maar de Bibliotheca Belgica geeft zelfs een Nieu Tijdinghe... Ghedruct Tantwerpen by Mattheus Crom int huys van Delft, die van (1540) dagteekent. Dat was wel geen reeks, en 't karakter van wat wij onder een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 183]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
nieuwsblad verstaan had dit pamfletje evenmin. 't Is denkelijk op zulke losse stukken dat het magistraat zinspeelde.Ga naar voetnoot(1) Een tweede belangrijk punt door den schrijver aangeroerd is de datum van het oudst bekende drukwerk van Verhoeven, het grondplan van den slag op den Blockersdijck. De opdracht van dit stuk (berustende in de Antw. Stadsbibl.) betitelt Don Inigo de Boria als Castrorum proefecto in Belgio. Nu wordt beweerd, voortgaande op de melding ‘Actum 17 Maij an. 1605’ dat het blad ook in hetzelfde jaar gedrukt werd. Maar, merkt de heer v.d. Br. op, eerst in Juni 1606 werd Inigo de Boria kastelein van het kasteel te Antwerpen, en niet vóor den 22n dier maand ‘werd hij door onzen pensionaris, Joos de Weerdt, namens het Magistraat der Scheldestad, in het Spaansch plechtig welkom geheeten, als nieuwe ‘Castellano de Amberes’Ga naar voetnoot(2). Dus is er alle kans dat het plan eigenlijk maar in 1606 gedrukt werd, vroeger niet. Onder de aardige vondsten van den schrijver in scabinale protocollen, collegiale aktenboeken, requestboeken, notarieele protocollen, certificatieboeken, enz. behooren o.a.: de godsdienstige aanbeveling van den censor Spitholdius en op 1 December 1605, een wereldlijke van de stadsbestuurders, waarna Verhoeven zijn eed als drukker kon afleggen en naar een privilegie dingen. De tijdingen die Arien Leenaerts te Middelburg drukte in 1606 konden Verhoeven als model gediend hebben, zegt schrijver. Niet alleen die van Leenaerts, niet waar? Men zie Tiele, Knuttel, Petit, enz. Een scherpzinnige onderstelling acht ik deze (blz. 30), dat terwijl Abraham Verhoeven gewond was door den ‘rapierstoot’ (21 April 1620), ‘welke hem voor weken op de sponde moet hebben gekluisterd’, de Tydinghen intusschen zeer regelmatig verschenen. Waaruit men zou mogen opmaken dat hijzelf zijn blad niet opstelde. Maar, wat dan, als hij door dien stoot nu niet zoo erg gewond was geworden? Het blijft natuurlijk maar een onderstelling, en, wat mij betreft, ik geloof - naar den algemeenen schrijftrant te oordeelen - dat Verhoeven doorgaans zelf ‘de redacteur van zijn orgaan’ was. Ik vermeld de verschillende kleine bijzonderheden niet die de schrijver verder nog heeft opgediept, als: de vergoedingen die Verhoeven ontving van de Stad (bitter weinig!) en verwijs den belangstellenden lezer naar het werk.
Het is dus een zoo goed als uitgemaakte zaak: de brave Verhoeven vond de krant niet uit, maar wat waar blijft is dat hij een der eerste en voornaamste gazettiers geweest is, en, als men geen verkeerd gebruik verlangt te maken van zijn naam - en geen wetenschappelijken flater | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 184]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
verlangt te begaan, door een verjaring te vieren die niet goed te praten zou zijn - dan moge hij, ook vooral met het oog op 's mans waarlijk tragischen levensloop, dien wij door den Antwerpschen archivaris thans kennen - de eer ontvangen die hem van rechtswege toekomtGa naar voetnoot(1). Nu alle humbug en fantasie uit de baan geruimd is, mag daarover in vrede een woordje gewisseld worden.
4 Juli 1903. Emm. de Bom. |
|