| |
| |
| |
Moderne bibliotheken
I
De universiteitsbibliotheek te Luik
Deze boekerij dagteekent slechts van 1817, het jaar der stichting van de hoogeschool zelve. Reeds vroeger echter bestond er te Luik eene openbare stadsbibliotheek, welke in zekeren zin als de bakermat der huidige verzameling mag beschouwd worden. Naar men beweert, was deze reeds in 1720 ten stadhuize ingericht en in 1767 telde zij, volgens den destijds gedrukten catalogus, 3362 boekdeelen. Dit getal was hoogstwaarschijnlijk merkelijk gestegen, toen, bij het aanrukken der Fransche legerbenden, de bibliotheek naar Maastricht werd overgevoerd. Na de inneming dezer stad door de Franschen (4 Nov. 1794) werden de boeken naar Frankrijk overgebracht en er wijd en zijd verspreid. Eerst ten jare 1804 klaagde hierover de Luiksche overheid bij het Staatsbestuur en drong aan op vergoeding voor de geleden schade. Dientengevolge schonk de Regeering aan de stad een aantal werken voortkomende uit de boekerijen van opgeheven kloosters te Parijs en uit die der Condé's
| |
| |
te Chantilly. Bij dit eerste fonds werd weldra een ander gevoegd: immers in de Cloîtres de St. Jean, te Luik, die tot een soort van dépôt central dienden, lagen wel 15,000 boekdeelen opeengestapeld, herkomstig uit de afgeschafte kloosters en abdijen van het Luikerland; deze werden aan de stad afgestaan. Doch, daar terzelfder tijd te Luik een Bisschoppelijk Seminarie tot stand kwam (14 Maart 1804) en van eene boekerij moest voorzien worden, werd thans beslist, dat de werken in het dépôt central aanwezig onder stad en seminarie zouden verdeeld worden. Aangaande deze verdeeling leeft nog menige anekdote voort, voor wier gegrondheid ik niet zou durven instaan en die ik het onnoodig acht hier aan te halen. Stellig is het echter dat bij deze gelegenheid de waarde der werken eenvoudigweg naar hunne afmetingen en hun gewicht berekend werd en dat dienvolgens een boekdeel van enkele werken aan de stad bleef en een ander naar het seminarie overging; dit was o.a. het lot van het handschrift van Bertholet's Histoire ecclésiastique des Pays-Bas. Tusschen de jaren 1804 en 1811 schijnt aan de nieuwe stadsbibliotheek weinig aandacht en ook weinig zorg te zijn besteed. Eerst in laatstgemeld jaar werd aan het vervaardigen van een catalogus gedacht; deze verscheen in 1813 en bevatte de titels van 3866 werken; aan het slot is met een enkel woord vermeld, dat de bibliotheek ook meer dan 200 handschriften telde.
In 1817 werd te Luik, evenals te Gent, eene staatshoogeschool gesticht en onmiddellijk stond de stad aan de nieuwe inrichting hare bibliotheek af; zij bevatte alsdan 7000 boekdeelen. Voor de behoeften van het hooger onderwijs was zij echter geenszins berekend; dienvolgens verleende haar de Regeering eene buitengewone toelage van 18,000 gulden om de onmisbaarste werken aan te koopen. Van toen af heeft de bibliotheek zich regelmatig en ras uitgebreid; in 1826 telde zij reeds 20,000 boekdeelen en een zeker aantal handschriften; in 1840, 62,000 boekdeelen en 400 handschriften; in 1868, ongeveer 90,000 boekdeelen, 40,000 brochures en proefschriften, en 1000 handschriften; in 1901 vermeldt de catalogus de titels van 316,659 boekwerken, verhandelingen en proefschriften, en 1315 handschriften. Gedurende het schooljaar 1901-1902 kwamen er 3084 boekdeelen en 4629 verhandelingen of proefschriften bij.
De ontwikkeling der Luiksche bibliotheek, hoe verbazend ook, laat zich licht verklaren. Ofschoon het jaarlijksch subsidie van den Staat niet aanzienlijk is en de abonnementen op tijdschriften evenals het inbinden der boeken heel wat er van opslorpen, worden toch nog de belangrijkste nieuwe werken op elk gebied der wetenschap aangekocht. De bibliotheek ontvangt daarenboven van het Staatsbestuur al de werken, welke het zelf uitgeeft of waarop het inteekent. Verder krijgt zij kosteloos de uitgaven van tal van letterkundige of wetenschappelijke vereenigingen en hoogescholen, zoowel in België als in den vreemde. Nu en dan worden haar doubletten der Koninklijke Bibliotheek te Brussel en der Universiteitsbi- | |
| |
bliotheek te Gent overgemaakt; tusschen de jaren 1849 en 1868 bedroeg hun getal niet minder dan 47,443 boekdeelen en brochures. Daarenboven vielen haar soms ware buitenkansjes ten deele: zoo kreeg zij in 1822 nagenoeg heel de boekerij der voormalige abdij van Averbode, welke bij de 8000 boekdeelen telde, en een paar jaren later ongeveer 150 handschriften uit de abdij van St-Truiden herkomstig. De stad Luik heeft haar 200 boekdeelen in handschrift uit hare archieven afgestaan en verleent haar sedert 1861 een jaarlijksch subsidie voor den aankoop van werken en handschriften de geschiedenis van Luik en het Luikerland betreffende; in 1902 heeft mevrouw Baltus, geboren Fiess, dochter van den bibliothecaris van dien naam (1802-1875), haar eene som van 6000 fr. gelegateerd, waarvan de interesten tot het aankoopen van boekwerken bestemd zijn. In 1890, na de invoering der nieuwe wet op het Hooger Onderwijs en de afschaffing der Hoogere Normaalschool voor Humaniora, ging gansch de degelijke en uitgebreide philologische bibliotheek dezer instelling naar die der hoogeschool over. Eindelijk dienen hier nog aangestipt te worden de aanzienlijke geschenken
of legaten van enkelen, als E. de Laveleye, E. Catalan, A. Le Roy en baron Wittert. Ter bibliotheek berust ook het fonds Ulysse Capitaine, doch volgens de uiterste wilsbeschikking van dezen archaeoloog, moet het afzonderlijk bewaard worden.
Evenals alle universiteitsbibliotheken is die van Luik in de eerste plaats tot het beoefenen, uitbreiden en verspreiden der wetenschap bestemd. Van daar dat bij het verbruiken van haar jaarlijksch subsidie aan aankoop van kostbaarheden of rariteiten niet te denken valt. Zij bezit er echter en zelfs zeer merkwaardige. De belangrijkste zijn herkomstig uit de abdijen van Averbode en St-Truiden of uit eenig ander klooster van het Luikerland. Volgens den catalogus der handschriften (1875) dagteekenen: 1 uit de 9de eeuw, 4 uit de 10de, 3 uit de 11de, 23 uit de 12de, 17 uit de 13de, 42 uit de 14de en 131 uit de 15de. Sedert hebben deze cijfers geen belangrijke wijziging ondergaan. Volgens denzelfden catalogus zijn er 17 van gravures en 19 van lettrines, vignettes en verluchtingen voorzien. Uit artistiek oogpunt komt eerst en vooral in aanmerking het Evangeliarium van Notker, uit de tiende eeuw, om zijn prachtig bewerkten ivooren band. Verder stippen wij terloops aan om hunne miniaturen of andere verluchtingen of om hun sierlijk schrift: Universa Biblia, circa 1118; Evangelia, 12de eeuw; Psalterium, 13de eeuw; Liber Passionalis sive Historia Sanctorum, 14de eeuw; Decretum Gratiani cum Glossa, 14de eeuw; Vincentii Bellovacensis Speculum Historiale, 14de eeuw.
Wat de wiegedrukken betreft, zij bezit er slechts 151. Onder de sierlijkste komen voor:
Rayneri de Pisis Theologia, Nürnberg, Joh. Schmid en Hend. Kefer, 2 dln, 1473, fol. |
Juvenalis et Persii Satirae, zonder aanwijzing van plaats of drukker (ergens in Italië, cf. Brunet, II 195), 1473, fol. |
| |
| |
Junianus Maiaus, De Priscorum proprietate verborum, Tarvisiae, Bernardus de Colonia, 1477, fol. |
Dialogi creaturae moralisantis, Gouda, G. Leeu, 1480, kl. fol. |
Ptolemei Cosmographia, Ulm, Leonardos Hol, 1482, fol. |
Ovidy Heroides, Venetië, Bernardinus de Novaria, 1486, fol. |
Marsilii Ficini in Plotinum, Florence, Antonius Miscominus, 1492, fol. |
Uit Nederlandsch oogpunt beschouwd, mag de Luiksche universiteitsbibliotheek niet bijzonder rijk heeten. Hare geschiedenis en hare bestemming laten dit licht bevroeden. Tot aan de invoering der wet van 1890 op het Hooger Onderwijs had het Nederlandsch slechts een heel bescheiden plaatsje op het programma der hoogeschool bekomen en bestond er bijgevolg geen dringende behoefte aan Nederlandsche werken; ook werden er vóór dat jaar betrekkelijk weinig aangekocht. Die toestand veranderde in gemeld jaar tengevolge van de inrichting eener afdeeling voor Germaansche taalwetenschap. De behoefte aan Nederlandsche teksten en Nederlandsche philologische werken in verband met de studie der taal en der letterkunde deed zich thans scherp voelen en van dan af heeft men ook pogingen aangewend om de bestaande leemte aan te vullen. Deze pogingen werden door twee omstandigheden in de hand gewerkt: de afdeeling voor Germaansche taalwetenschap, welke bij de Hoogere Normaalschool voor Humaniora sedert 1874 was ingericht, ging ook, na de afschaffing dezer school (1890), met hare boekerij naar de Luiksche universiteit over. Toen nu Prof. J. Stecher zijn emeritaat genomen had, schonk hij een aanzienlijk getal Nederlandsche boeken, bij de duizend, meen ik, aan de universiteitsbibliotheek. Hoeveel Nederlandsche boekdeelen deze thans telt, zou ik niet kunnen zeggen; het cijfer valt bezwaarlijk na te gaan, daar de werken niet naar de taal waarin ze opgesteld zijn, maar naar de behandelde stof gecatalogiseerd worden. Op ongeveer 600 tijdschriften, welke de boekerij ontvangt, zijn er slechts 15 uitsluitend en 10 gedeeltelijk in het Nederlandsch.
Onder de handschriften komen er niet meer dan 26 Nederlandsche voor. De belangrijkste zijn:
1. | Het Leven van Jezus, perkament, 4o, 13de eeuw. Uitgegeven door G.J. Meijer, Groningen, 1835; op nieuw door J. Bergsma, 1895-1898, Bibl. van Mnl. Letterkunde, afl. 54, 55, 61. |
2. | Het Leven van Sintruijden in rhetorijcxsche dichte, door Christiaen Fastraets, 1562, pap. 16de eeuw. Uitgegeven door G. Kalff in zijn bundel Trou moet Blycken, Groningen, 1889. |
3. | Volumen varia abbatiam Sti. Trudonis spectantia continens. Hier komen voor: a. ff. 45-105 een ander afschrift van het voorgaande Leven van Sintruijden. b. ff. 24-26: Refereijn van S. Truijden, I en II. Een paar refereinen op de belegering der stad in 1489 en hare inneming in 1568 door de troepen van Willem van Oranje. Pap., 4o, 16de eeuw. Deze stukken worden binnenkort uitgegeven. |
4. | Verklaringhe van latynsche en fransosysche woorden, die de Practi- |
| |
| |
| zyns daghelyks gebruycken. Deze woordenlijst is gevolgd door 59 bladen, waar rechtspunten behandeld worden. Pap., 8o, 16de eeuw. |
5. | Volumen alterum varia abbatiam Sti. Trudonis spectantia continens. Hier ook komen (ff. 126 vo - 129 vo) de beide onder nr 3 genoemde refereinen voor. Pap., 4o, 16de eeuw. |
6. | Het Leven en de Gesten der heyliger Bisschoppen van Tongeren ende Luyck int corte hier bennen gescreven. Beknopte kroniek aanvangende met het jaar 48 onzer tijdrekening en loopende tot 1594. Pap., 4o, 16de eeuw. |
7. | Een paar Fragmenten van den Roman van Perchevael, perk., circa 1300. Uitgegeven in Bulletins de l'Académie Royale de Belgique, 3e série, tome xx, no 12, 1890. |
8. | Rijmkalender, perk., 14de eeuw. Uitgegeven in het Tijdschrift voor Nederl. Taal- en Letterkunde, Leiden, 1891, 4e afl. |
9. | Liber qui dicitur Sacrarium Monasterii Sti. Trudonis. Behalve Latijnsche, Fransche en Nederlandsche documenten vindt men hier: a. bl. 11-13: Een referein op St. Trudo. b. bl. 276: Een acrostichon op het Ave Maria. c. bl. 304-305: Het referein op de belegering van Sint Truiden in 1489. d. bl. 307-310: Een nieu Liedeken op die Passie ons Heeren. e. bl. 321-323: Een nieu liedt van nieuwen doctooren. f. bl. 323-326: Een lideken op die wyse • Ic roepe u hemelsche vader aen. g. bl. 329-332: Het referein op de inneming van Sint Truiden in 1568. Pap., 4o, 16de eeuw. Ook deze stukken zullen binnenkort uitgegeven worden. |
De overige, alle minder belangrijk en nagenoeg alle van betrekkelijk onge dagteekening, hebben meest betrekking op eenig geschied- of aardrijkskundig punt of iets, zooals heraldiek, dat er nauw in verband mede staat.
Nog minder talrijk zijn de wiegedrukken met Nederlandschen tekst. Ik vond er slechts drie:
1. | Fasciculus Temporum inhoudende die cronycken van ouden tijden, Utrecht, Veldener, 1480, fol. |
2. | Dits die duytsce Psolter, Zwolle, Peter van Os, 1491, 8o. |
3. | 't Passionael, Delf, 1489, 4o. |
Behalve het register, waar al de werken bij hunne aankomst ingeschreven worden, bezit de bibliotheek twee geschreven catalogussen: een algemeen alphabetischen, catalogue sur fiches, op losse bladen in kartons bewaard, en een systematischen, waar elk vak van wetenschap zijn afzonderlijk register heeft. De materieele inrichting der boekerij berust op die van den systematischen catalogus: de boeken worden gerangschikt volgens de aldaar voorkomende afdeelingen en in elke afdeeling volgens hun nummer en formaat.
De bibliotheek staat onder toezicht eener commissie van vijf professoren, de vijf faculteiten vertegenwoordigende. Haar personeel bestaat uit een bibliothecaris, een onderbibliothecaris, drie hulpbibliothecarissen, twee klerken en eenige ondergeschikte bedienden.
| |
| |
Hiermede kan ik, dunkt mij, deze schets besluiten, er ten slotte het lijstje mijner voornaamste bronnen aan toevoegende: Aug. Voisin, Documents pour servir à l'histoire des Bibliothèques en Belgique et de leurs principales curiosités littéraires, Gand, Annoot-Braeckman, 1840, 8o, pp. 183-190. - P. Namur, Histoire des Bibliothèques publiques de la Belgique. Tome III. Bibliothèque de Liége, Bruxelles et Leipzig, Muquardt, 1842. - A. Le Roy, Liber Memorialis: L'Université de Liége depuis sa Fondation, Liège, Carmanne, 1869. - Bibliothèque de l'Université de Liége: Catalogue des Manuscrits, Liége, Vaillant-Carmanne, 1875. - De reeks der Rapports annuels sur la situation de l'Université, van hare stichting tot 1902.
Luik, Maart, 1903.
F. Van Veerdeghem.
|
|