Een lied van Bredero (?)
Ter Koninklijke Boekerij te Brussel berust de tiende uitgave van een door den Brusselschen drukker Jan Mommaert samengelezen liedboekje met den titel:
‘Het Brabandts Nachtegaelken, Met zijn Driederley Gesangh, Te weten / Minne-Liedekens/ herders-sangen/ ende boertigheden. Uyt der muyten in 't licht gebracht tot lust der Juffrouwen, ende in desen thiensten Druck vermeerdert, door J.M. - Tot Brussel, By Jan Mommaert, in de Druckereye, M.D.C.L.’
De laatste bladzijde van het boekje is ingenomen door een ‘Extract uyt de Privilegie’, met de dagteekening: 16 September 1642. Dit laatste jaar zal men dus te aanzien hebben als dat waarin het ‘Nachtegaelken’ voor het eerst werd gedrukt.
In dit bundeltje nu, dat veel middelmatigs bevat, en waarvan de meeste liederen met spreuken van onbekend gebleven rijmelaars voorzien zijn, treft men een stukje aan dat alleszins belangstelling verdient. Het is geteekend met Bredero's devies: ‘'t Kan verkeeren’ en steekt tegen die omgeving zeer gunstig af door gespierdheid en zeggingskracht.
Inmiddels, onder Bredero's liederen, zooals die gedrukt zijn in zijne verzamelde werken, komt het niet voor, en voor zooveel ons gebleken is, is het ook niet gedrukt in een der overige talrijke liedeboekjes uit de 17de eeuw. Hebben wij dus hier te doen met een teloorgegaan gedicht van den begaafden Amsterdammer; - ofwel heeft Mommaert Bredero's devies willekeurig of bij vergissing onder het lied geplaatst; - of nog, gebruikte een tijdgenoot dezelfde spreuk?
Wij zijn geneigd de eerste dier vragen bevestigend te beantwoorden. Wij steunen hierbij voornamelijk, zooals reeds gezegd, op de meerdere verdienste van het gedicht, getoetst aan wat het ‘Nachtegaelken’ verder bevat; en op de omstandigheid dat in het bundeltje, benevens verzen van Jacob Cats, ook nog - maar zonder de spreuk en met gewijzigde spelling, Bredero's geestig lied van ‘Een oud Besjen met een jongman’ is afgedrukt.
Dr. G. Kalff, de bekende uitgever van het Groot Lied-Boek, aan wiens oordeel wij het voorrecht hadden den tekst te mogen onderwerpen, schreef ons: ‘Het lied schijnt wel van B. te zijn. Het is waar dat meer dan eens liederen in onze liedboekjes zijn opgenomen, waaronder een verkeerde naam of een verkeerde zinspreuk staat. Doch voor mij heeft dit lied een “ick-en-weet-niet wat” Breeroosch geluid, waaraan ik het als echt meen te erkennen’.
Hoe nu Mommaert aan een niet in het Groot Lied-Boeck opgenomen lied zou gekomen zijn, blijft vooralsnog een raadsel; misschien weet een onzer lezers de bron aan te duiden waaruit de Brusselsche drukker geput heeft. Ons doel was vooral de aandacht er op te vestigen en aldus nader onderzoek uit te lokken.