Tijdschrift voor Boek- en Bibliotheekwezen. Jaargang 1
(1903)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Boek- en Bibliotheekwezen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 83]
| |||||||||||
Typographische opmerkingen over eenige Nederlandsche incunabelenOnder de handschriften der Universiteitsbibliotheek van Amsterdam berust een manuscript, geschreven door G.W. van Oosten de Bruyn, dat terecht gecatalogiseerd is als Beschrijving van merkwaardige oude boeken in het bezit van J. Enschedé te Haarlem (Catal. der hss., nr 20). Zelfs na de voortreffelijke standaardwerken van Holtrop (Monuments typographiques des Pays-Bas au quinzième -siècle, La Haye, Mart. Nijhoff, 1868, in-fol.) en Campbell (Annales de la typographie néerlandaise au XVe siècle, La Haye, Mart. Nijhoff, 1874-1890, in-8o), blijft dit handschrift nog van belang voor de kennis onzer Nederlandsche wiegedrukken. Ik licht zulks nader toe. Holtrop en Campbell geven de uitwendige beschrijving, Van Oosten de Bruyn geeft enkele inlichtingen over de technische samenstelling van het boek, over het zetten en drukken daarvan. Hij deed dat op gezag van den eigenaar dier boeken, van mijn voorvader Johannes Enschedé. Ik mag als bekend veronderstellen, wie deze Johannes Enschedé was. In weerwil daarvan, als ter orientatie, een paar woorden over hem. In 1672 vestigde zich een Jan Enscheda als horlogemaker te Haarlem, komende uit Groningen. Diens vijfde zoon Izaak werd in 1703 als lid van het Haarlemsche boekdrukkers-, boekbinders- en boekverkoopersgild aangenomen en op zijn beurt werd diens zoon Johannes in 1726 in hetzelfde gild geadmitteerd. Johannes overleed in 1780. Den vrijen tijd, die het drijven van een typographische inrichting hem overliet, besteedde hij aan het bijeenbrengen van een boekverzameling, welke hem de gegevens moest verschaffen tot het schrijven van een werk over de uitvinding der boekdrukkunst. Zoover kwam het niet; het boek bleef ongeschreven, maar zijn aanteekeningen daarvoor gingen in afschrift gedeeltelijk over in het handschrift van Van Oosten de Bruyn. Mr G.W. van Oosten de Bruyn, geboren te Amersfoort in 1726, vestigde zich na zijn rechtsgeleerde promotie in 1748, te Haarlem, en leefde daar als ambteloos burger voor de beoefening der wetenschappen en letteren, in den zomer op zijn landgoed Ran- | |||||||||||
[pagina 84]
| |||||||||||
denbroek bij Amersfoort. Met moeite liet hij zich bewegen, na de regeeringsverandering in 1787, deel uit te maken van de Haarlemsche Vroedschap en bekleedde slechts gedurende twee jaren, in 1789 en 1790, den burgemeesterszetel. Spoedig trok hij zich weer terug uit het openbaar leven en overleed in 1797. Van Oosten de Bruyn leefde in een wetenschappelijk milieu. Met den sterrekundige Jer. de la Lande, die meermalen zijn gastvrijheid genoot, stond hij in briefwisseling. Als directeur van Teyler's fundatie was hij daar in de eerste tien jaar de wetenschappelijk stuwende kracht. Na het overlijden van Langendijk door de stadsregeering aangezocht tot het voortzetten van diens werk, kwam in 1765 het eerste deel van De stad Haarlem en haare geschiedenissen in het licht. Misschien ten onrechte zie ik hierin de aanleiding, die hem in verdere aanraking bracht met Johannes Enschedé, omdat hij diens technische voorlichting noodig had gehad bij het behandelen van het vraagstuk van de uitvinding der boekdrukkunst. Enschedé toch zette zich meer ernstig aan het opschrijven zijner conclusies dienaangaande, toen hem uit zijn briefwisseling met den Rotterdamschen pensionaris Meerman bleek welk een verkeerd inzicht deze zijns inziens had in het geschilstuk. Het ten geschenke ontvangen van een exemplaar van zijn Origines typographicae gaf aanleiding tot het hiernaast gefacsimileerde briefjeGa naar voetnoot(1). Uit den aard der zaak moet de briefwisseling tusschen Enschedé en Van Oosten de Bruyn schaarsch geweest zijn, daar beiden in dezelfde stad woonden. Ons is daardoor geen gelegenheid gegeven hun relatie te boek te stellen. Gereedelijk kan aangenomen worden, dat zich een wederzijdsche achting en vriendschap ontwikkelde; immers hun aanraking leidde eensdeels tot een huwelijk van één van Van Oosten de Bruyn's dochters met | |||||||||||
[pagina 85]
| |||||||||||
| |||||||||||
[pagina 86]
| |||||||||||
één van Enschedé's zoons, anderdeels tot het samenstellen van het hier te behandelen handschrift. In deze boekbeschrijving zijn twee elementen opgenomen: een historische en een technische. Het historische element verdient geene hernieuwde uitgaaf; de behandeling der stof is geheel verouderd. Het technische deel is daarentegen het publiceeren waard, omdat over deze materie tot heden weinig of niets verschenen is. Ik geef dus uittreksels uit het handschrift, waarbij ik, om het zinsverband te bewaren, wel eens iets heb moeten opnemen, dat ik feitelijk het herdrukken niet waard acht. Ik bepaal me uitsluitend tot de Nederlandsche drukken, waaromtrent iets verteld wordt en sla die boeken over, waarvan alleen de titels en meer niet medegedeeld worden. Zoodoende meen ik het materiaal in dit handschrift neergelegd, voor heden bruikbaar te kunnen maken. Het verdient de aandacht, dat Van Oosten de Bruyn bijna overal letterlijk de woorden van Enschedé aanhaalt, ook daar waar hij zulks niet uitdrukkelijk zegt, hetgeen ik meen te kunnen verzekeren op grond van mijne nadere bekendheid met beide personen. Ook geeft het handschrift zelf daarvan blijk, omdat Van Oosten de Bruyn op eene enkele plaats, bij de beschrijving van de Spieghel onser behoudenisse van 1483, in een weerlegging van Enschedé's gevoelen treedt. Het handschrift is geschreven vóór Enschedé's overlijden (21 November 1780) en ná den 10 Augustus 1768, omdat vermeld wordt op blz. 18 dat Enschedé op dien datum de Fasciculus temporum (Venetië 1481) ten geschenke ontvangen heeft van Charles, graaf Bentinck. Vóór elk uittreksel geef ik een verkorten titel, het nummer waaronder Campbell het boek beschrijft in zijn Annales, het nummer waaronder het beschreven exemplaar vermeld wordt in den veiling-catalogus Enschedé van 1867, en den prijs waarvoor en den naam van den kooper aan wien het werd toegeslagen. Critiek kan ik niet oefenen, omdat geen der behandelde wiegedrukken onder mijn bereik is. Ik moet afgaan op de geloofwaardigheid van het handschrift, die het verdient. | |||||||||||
Augustinus (B. Aurelius). De consensu sanctorum IV Evangelistarum. Campbell 210; Enschedé 462; Boone ƒ 20.-Dit boek is uit de drukkerij van Dirk Martens en Joannes | |||||||||||
[pagina 87]
| |||||||||||
van Westfalen. ... De gedaante der letter is zoo kenlijk, dat de geenen, die gelegenheid hebben d'eerste drukken van Loven en Aalst van 1474, en 1476, te zien, er niet aan behoeven te twijfelen, of dit boek is van deezen winkel. De P, J, B, A, M en alle de capitaale letteren zijn van zulk een bijzonder character, dat ieder oplettend mensch z' aanstonds kenne, die de letters van deeze twee drukkers maar gezien heeft. ...Men kan zien dat de letter nieuw is, alzoo de letters redelijk zuiver en scherp zijn uitgedrukt. 't Werkje is groot elf quaternen, ieder van 4 vellen papiers, hoewel de laatste maar is van 3 vellen, bevattende 172 blad-zijden letter-druk. Dat dit een eersteling van de Lovense druk-konst zij, blijkt uit d'eerste blad-zijden. Alle de regels derzelven zijn, op 't einde met blind-goed of spatien, gevuld en geslooten... Nadat de drukker die twee eerste blad-zijden gezet had, ...heeft [hij] voorts ..alle de regels, zoo wel voor als achter beginnen op te sluiten met spatien, tusschen de woorden. | |||||||||||
Boethius. De consolatione philosophiae. Ghend. Arend de Keysere. 1485. Campbell 322; Enschedé 2383; Boone ƒ 95.-De letter, waarmede de prosa gedrukt is, heeft veel overeenkomst met de letters, die Matthijs van der Goes in 1482 en 1483, gebruikte.... De Latijnse versen zijn met eene Nederlandse text-fractuur-letter, gelijk ook de vertaaling derzelven in Vlaamsch Nederlandse dicht-maat. Zij zijn van geene fraaie sneede. De letters van dien tijd, in Holland gesneeden, zijn veel beter gedaan. | |||||||||||
Ludovicus de Roma. Singularia in causis criminalibus. Campbell 1186; Enschedé 6; Asher en Cie ƒ 600.-Deeze druk is een van de seldzaamste Nederlandse oudste drukken.... Het bestaat uit drie cahieren alleen waarvan de middelste van veertien vellen papier is. Deeze schikking en order is d'aandacht en nadere overdenking van eenen letter-gieter en boek-drukker wel waardig. Alle letter-gieters en boek-drukkers weeten dat als een cahier uit 14 vellen papier in fo bestaat, dezelve dan bevat 56 blad-zijden, en dat d'eerste blad-zijde staat naast de 56ste weer-druk, en de tweede naast de 55ste schoon-druk. Het is niet denkelijk, dat de drukker tot dit werk zoo veel letter zouwde gegooten hebben, dat hij 56 blad-zijden vol uit daar mede zouwde hebben kunnen zetten, want dewijl op elke bladzijde 26 regels | |||||||||||
[pagina 88]
| |||||||||||
staan, en elke zijde bijna breed 5, en hoog 7½ duimen zijn, zal elke gezette zijde genoegzaam tien ponden gewogen hebben, en hij dus noodig gehad hebben 560 ponden letter. Dit is niet te gelooven. Zeker hij, bestek genomen hebbende tot een cahier van 14 vellen, heeft hij eerst d'eerste blad-zijde gedrukt, daarna de tweede van dat zelve vel papier. Vervolgens begon hij aan het tweede vel de derde en vierde blad-zijde, tot hij, op die wijze gevorderd aan het veertiende vel papier, de seven en twintigste en agt en twintigste, de negen twintigste en dertigste blad-zijde op één vel drukte: zoo voorts werkende en drukkende tot hij, aan de ses en vijftigste gevorderd zijnde, die nevens zijn' eerste bladzijde drukte, en zoo zijn cahier besloot. Op die wijze heeft hij, met 20 of 25 ponden van die letteren 't geheele werk kunnen afdrukken, en zoo hebben d'eerste drukkers gewurmd en gevroet... 't Geheele boek is groot 30 vellen dik zwaar papier, bestaande maar uit drie cahieren, d'eerste van 8 vellen, de tweede van 14, en de derde van agt vellen. De letter is paragon corpus, in Duitsland genaamd text fractuur.... De gedaante van de letter is van den Nederlandsen smaak, en van denzelven aart als de letteren van den Donatus van de Nederd. en Latijnse Spiegels der behoudenis, doch zeer ruuw, en niet zoo goed gesneeden, als van de Spiegels, vol verkortingen, en zeer ondiep in de matrijzen geslaagen, zoo dat het corpus van veele letteren gesmet heeft en mede gedrukt [is]. Alles staat zeer slecht in de linie, maar voor 't overige is het wel gedrukt, en d'inkt is zoo onverbeterlijk goed, dat dezelve noch op verscheide blad-zijden glimt, als of de bladen zoo aanstonds eerst van de pers kwamen. Doch de druk-pers en het formaat-hout is zeer slecht geweest, en de bladen hebben in geen ijzer-raam gestaan, maar in een eken-houten plank, even als die van den Spiegel der behoudenis, want men kan in 't papier den blinden indruk van dien eken-plank zien... | |||||||||||
Thomas a Kempis. Sermones. Campbell 1667; Enschedé 516; Stad Haarlem ƒ II.-...Gedrukt zekerlijk na den jaare 1471, alzoo reeds, op d'eerste blad-zijde, van Thomas a Kempis overlijden word gewag gemaakt, welke overleeden is den 25sten Julij 1471, oud 91 jaaren... Dit exemplaar heeft voorheen toegekomen Jo. Alb. BanniusGa naar voetnoot(1)... | |||||||||||
[pagina 89]
| |||||||||||
Ludolphus Carthus. de Saxonia. Een notabel boec vanden leuen ons Heeren Jhesu Christi. Delf. 1488. Campbell 1182; Enschedé 365; Nijhoff ƒ 42.-Daar is geen twijfel aan of Snellaert is de drukker van dit boek. 't Zelve is kostbaar uitgevoerd, want daarin zijn 22 groote hout-sneden van 7 duimen hoogte, en ruim 4½ duimen breedte; en 120 kleinen van 4 duimen hoogte en 5½ duimen breedte, te zaamen 144 hout-sneden, 't welk in dien tijd een verbaazende arbeid is geweest... | |||||||||||
Hieronymus. Vader boeck. Delf. H. Eckert van Homberch. 1498. Campbell 939; Enschedé 789; Boone ƒ 36.-Dit boek is met eene nieuwe verbeterde letter gedrukt... | |||||||||||
Theramo (Jacob de). Der sonderen troest. Haerlem. 1484. Campbell 1656; Enschedé 534; (Olivier ƒ 80.-)...In den jaare 1482 en 1483 [is] wederom het drukken, met veel ijver, te Haarlem, ondernomen, en de letteren daartoe te vooren gesneeden en gegooten: waar toe zekerlijk langer dan een jaar tijd noodig is geweest. Want schoon alle de Haarlemse boeken van 1484 tot 1486 maar met eene soort letter gedrukt zijn, uitgenomen die van Jan Andrieszoon, zoo is aan het gereed maaken van de letteren, en verdere gereedschappen, en druk-pers, veel werks geweest. Als ik mijne gedachten laat gaan over de kortheid des tijds, zegt de heer Enschedé, in welke vijf boeken van belang, in den jaare 1484, alhier zijn gedrukt, staa ik er over versteld. Der sondaren troest is geeindigd den 15den Februarij, groot zijnde 17 quaternen, Somme le Roy geeindigd den 31sten May, groot 22 duernen, Der zielen troest den 11den Augustus, groot 15 quaternen, Den gulden troon den 25sten October, groot 17 quaternen, | |||||||||||
[pagina 90]
| |||||||||||
De vier uitersten, groot 7 duernen, den 22sten NovemberGa naar voetnoot(1). Deeze vijf boeken bevatten te zaamen 240 of 250 vellen papier, waaraan zij 's weeks twintig blad-zijden hebben moeten zetten, en ruim vijf bladen of vellen schoon- en weer-druk moeten afdrukken. Die het boek-drukken verstaan, kunnen ligt begrijpen, dat er vrij wat handen aan het werk zijn geslaagen.... De letter is augustijn corpus, fraai van sneede en gedaante, als de letters van Delft en Gouda.... | |||||||||||
Die wech der syelen salicheyt. Utrecht 1480. Campbell 1775; Enschedé 529; Muller ƒ 29.-
| |||||||||||
Rolevinck (W). Fasciculus temporum. Utrecht, Jan Veldenar. 1480. Campbell 1479; Enschedé 1547; Leidsche Bibliotheek ƒ 30.-Dus denkt en spreekt hier van de heer Enschedé: ‘'t Eerste boek, door Jan Veldener uitgegeeven is de Latijnse druk van den Fasciculus temporum ...te Leuven in .. 1476 ....Kort na den jaare 1476, is hij na Utrecht vertrokken, doch niet met de Leuvense drukkerij, naar de gedachten van den heere Enschedé, maar waarschijnlijk heeft Veldenaar, t' Utrecht zijnde, eenen bekwaamen letter-snijder en drukker gevonden, die met eene nieuwe gesneeden letter de Homiliën van Gregorius aldaar drukte, | |||||||||||
[pagina 91]
| |||||||||||
en dien druk den 22sten dag van April van 't jaar 1479 ten einde bragt. Ondertusschen waren ook twee van zijne werken, te gelijk, (waarschijnlijk bij twee bijzondere drukkers) op de pers: naamendlijk d'Epistelen en d'Euangelien in-4o, welk boek afgedrukt is den 30sten Julij 1479, en de Nederduitse Fasciculus welke den 14den Februarij 1480 van de pers is gekomen. Nu is het volstrekt onmooglijk dat dit gewichtig en schoon uitgevoerd werk in den tijd van ses maanden zouwde hebben kunnen voltooid worden. Het is groot 660 blad-zijden, zonder signatuuren, d'oneven bladzijden zijn alleen gefolieerd. 't Boek bestaat uit 41 quaternen, waar onder een quintern, zoo dat er in dezen fasciculus 165 geheele bladen of vellen papier zijn. Indien de drukkers en zetters twee bladen sweeks hebben afgedrukt, dan is het werk spoedig voortgezet, maar dan is het ruim anderhalf jaar onder handen geweest, en dus heeft het in geene ses maanden afgedrukt kunnen worden. Met één opslag van 't oog is te zien hoe moeielijk een werk om uit te voeren dit geweest zij, door de menigte van geslacht-rekeningen, zeer veele ronde cirkels, aanwijzende de regeeringen van Keizers, Koningen, Pausen, en de menigte van wapen-schilden van Keizers, Koningen, Hertogen, Graaven, Bisschoppen, enz. voorkomende na bladz. 194. 't Ontwerp van 't werk zelve, hoedaanig het uitgevoerd is, kan niet vallen in de denkbeelden van eenen drukker: de bestuuring van den schrijver zelven ontdekt er zich klaar in. Elke blad-zijde is verdeeld met doorgaande linien, waar in wel eene regel-maatige order is gehouden, maar waar in zomtijds, naar dat de text het vereischte, veranderingen zijn gemaakt. Menigte bladzijden zijn er, waar aan een letter-zetter drie maalen meer werks en moeite gehad heeft, als aan gewoonen letter-druk, en de bestuuring van den schrijver is overal tastelijk. Daar en boven zijn er in de geslacht-lijsten, door de penne met rooden inkt, aanwijzingen gedaan, die moeielijk waren om er in te drukken, en ligter met de penne daarin hebben kunnen gebragt worden. .......In het gansche werk zijn geene signatuuren, doch in plaats van eenen custos of overwijzing, heeft de letter-snijder en gieter verscheide soorten van kruisjes en andere tekenen vervaardigd, en die zijn geplaatst aan het einde van den regel, en een kruisje van het zelve maaksel aan het begin van den regel, die er op volgt. De letter is van maaksel, zooals toen de beste schrijveren en klerken schreeven, is text-corpus. D'eerste blad-zijde is met 4 stukken lof-werk omgeeven’... | |||||||||||
[pagina 92]
| |||||||||||
Ars moriendi. Zwol. P. van Os. 1488. Campbell 1620; Enschedé 489; (Dunk ƒ 10.-)Dit werk is ten hoogste raar, en daarvan schijnen maar zeer weinige exemplaaren van te zijn overgebleeven..... Dit exemplaar heeft de heer Enschedé, van zijnen vriend, den heere Cornelis Elout ten geschenke gekreegen. Het bestaat uit 13 signatuuren van a tot n, elk signatuur van quaternen of vier vellen, dus in 't geheel groot 52 vellen, uitmaakende 208 blad-zijden. De letter is dezelve, als van [Bernardus, Sermonen, somerstuck. Zwolle, P. van Os, 1485, en Thomas Cantipratensis, Der bien boeck. Swolle, P. van Os, 1488], en komt over een met die, welke Gerard Leeuw t' Antwerpen heeft gebruikt. Daar in zijn elf houtsneden, gemaakt naar die van Laurens Janszoon van Haarlem. De heer Enschedé heeft dezelven vergeleeken met die, welken te Haarlem op 't Stadhuis bewaard worden, en zegt, dat zij van dezelve grootte zijn, dat de spreuken in de banderollen allen dezelve zijn, jaa dat men z'in 't geheel voor dezelven zouwde houden, maar echter dat zij, bij nader inzien, blijken getrouwe namaaksels of copien te weezen. 't Exemplaar uit de Wolfenbuttelse bibliotheek, gemeld en beschreven door.... Heinicken.... komt den heer Enschedé niet voor d'eerste uitgaave te weezen, gelijk het die schrijver meent te zijn, maar eer de vierde of vijfde, omdat hij zelve die plaaten voor zeer slecht houd, en zegt niet over een te komen noch met de Biblia pauperum (waarvan de heer Rendorp t'Amsterdam een exemplaar bezit, 't welk eertijds Scriverius heeft toebehoord) noch met d'Apocalypsis, noch met het Canticum; en, derhalven, dat de manier van tekening uit een ander school komt, gelijk ook 't nauwkeurig afbeeldsel daar medegedeeld, aanwijst, waar uit de heer Enschedé meent te mogen vast stellen, dat 't zelve veel gelijkt naar de houtsneden voorkomende in de boeken van Antonij Sorg, en Hans Schonsperger van 1482, 1483, 1487, 1490, om welke redenen hij die tekeningen houd voor stukken van eene hoogduitse geboorte en afkomst..... | |||||||||||
Ludolphus Carthus. de Saxonia. Dat boeck van den leven ons liefs Heeren Jhesu Christi. Antwerpen, Claes Leeu. 1488. Campbell 1183; Enschedé 366; Dunk ƒ 18.-Hier in zijn omtrent de 50 kleine hout-sneden van 3¼ duim breedte, en 4¼ duimen hoogte. Zij zijn door Gerard Leeuw 't aller eerst gebruikt met Holl. versen onder elke plaat, waar van noch een gedeelte of een getal van 32 stuks bewaard word op de | |||||||||||
[pagina 93]
| |||||||||||
Bibliotheek van AlstorfGa naar voetnoot(1). Die hout-sneden zijn of door de Fraterheeren van Gouda, of door Gerard Leeuw gezonden aan Klaas Leeuw t'Antwerpen, welke dezelven gebruikt heeft in dit boek, hebbende Klaas Leeuw die daarna wederom terug gezonden na Gouda, alwaar de gemelde geestelijken in den jaare 1496 een fraai getijden-boek met dezelven hebben gedrukt. De groote folio en quarto hout-sneden zijn naderhand na Zwolle geraakt in de drukkerij van Pieter van Os, doch, alzoo hij de kleindere in-octavo niet machtig was, heeft hij die laaten nasnijden. Dit zegt de heer Enschedé dat hem gebleeken is uit vergelijking der verscheide drukken. | |||||||||||
Facetie morales Laurentii Vallensis. Campbell 30; Enschedé 5; Stad Haarlem ƒ 400.-...Dit is een eersteling der nieuw gevondene druk-konst in eene der Nederlandse steden, waarin, na Haarlem, die konst is begonnen. De merk-tekenen hier van zijn klaar, 1o omdat de letters in denzelven Hollandsen smaak zijn gesneeden, als die van Laurens Janszoon in het HorariumGa naar voetnoot(2), den Spiegel der behoudenis en den Donatus. 2o uit de gebreklijkheid der letteren. Zij zijn slecht gesneeden, scheef in de matrijzen ingeslaagen, ondiep. De M capitaal is scheef, even als die in den Spiegel der behoudenis. De m onder-kas insgelijks, en voorts alle dezelve gebreken, oorspronkelijk uit de gebreklijkheid van de gereedschappen, waarmede zij vervaardigd zijn. 3o de blad-zijden hebben noch folio's, noch signatuuren, noch custos, noch distinctie tekenen, als alleen een lompe plompe punct in 't midden van het corpus. Verscheide letteren zijn aan elkanderen, veelen twee, zommigen drie aan elkanderen gegooten. De heer Enschedé zegt, dat zulks voor letter-gieters oogen zeer klaar is, maar dat hij nimmer zouwde zijn in staat geweest om t'ontdekken hoe zulke letteren gemaakt en gegooten zijn, indien hij geene matrijzen van Peter Schoiffer | |||||||||||
[pagina 94]
| |||||||||||
van Gernsheim hadde gezienGa naar voetnoot(1) ... Het boek-deeltje bestaat uit twee cahieren, elk van drie vellen papier, dus in het geheel uit ses vellen, en agt-en-veertig blad-zijden. Onder de 34ste blad-zijde is, bij vergissing, een regel uitgelaaten, welken de drukker, of deszelfs corrector, die het bestier over deezen druk had, met de pen is bijgeschreven. ⁍ Solon filii mortem lugens interrogatur. De heer Enschedé is van gedachten, dat dit een eersteling zij van de Deventerse druk-pers, en dat men in die stad, het eerste in de Nederlanden na Haarlem, zich in het boek-drukken geoefend hebbe, gelijk aldaar, in 't jaar 1472 het eerste boek, zonder naam van den drukker is uitgekomen, en dus twee jaaren vroeger, als 't boek van Dirk Maartens in 1472Ga naar voetnoot(2) ... | |||||||||||
Den Spieghel van Sassen. Delf. Campbell 1594; Enschedé 836; Nijhoff ƒ 80.-...De Heer Enschedé meent dat het een druk is van 1483. | |||||||||||
Ons Heeren passie. Delf. 1487. Campbell 1160; Enschedé 375; Quaritch ƒ 100.-...Volgens de gissing van den heere Enschedé, is de drukker daarvan Christiaan Snellaert.... | |||||||||||
Sint Gregorius. Omelien in duutschen. 1479. Campbell 864; Enschedé 467; Dunk ƒ 25.-Hoewel dit werk, dat 616 blad-zijden groot is en uit 39 duernen bestaat, uitmaakende 78 bladen, gedrukt is met dezelve letter, als de Fasciculus temporum, gelooft de heer Enschedé echter | |||||||||||
[pagina 95]
| |||||||||||
niet, dat dit door, of onder opzicht van Jan Veldener gedrukt zij, omdat er zijn naam niet is bij gevoegd, gelijk geschied is in alles 't welk door hem is gedrukt. | |||||||||||
Spieghel onser menscheliker behoudenisse. Culenburch. Johan Veldener. 1483. Campbell 1573; Enschedé 4; Bachelin ƒ 900.Nadat de Spiegel der behoudenis te Haarlem, door Laurens Janszoon, twee maal in de Nederduitse, en twee maal in de Latijnse taal, gedrukt was, zijn de hout-sneede figuren in handen gekoomen van Jan Veldener... Hier door schijnt die man bewoogen, om deezen Spiegel, op nieuw, ter perse te brengen, en met dezelve letter te drukken, waarmede zijne voorgaande boeken gedrukt zijn. De Heer Jacob Visser in 's Haage heeft, op den 2den Junij 1769 aan den heer Enschedé geschreven, dat hij waargenomen had, dat deze hout-sneede plaaten reeds twee jaaren vroeger, als tot hiertoe bekend was geweest, dat is in 1481, reeds doorgezaagd waren. Van deezen druk van Veldener zijn twee bijzondere uitgaaven, of ten minste bijzondere exemplaaren: in d'eene staat het onderschrift, zoo als hier boven is opgegeeven [= Campbell]: in d'andere aldus [=Enschedé]... De heer Enschedé is van gedachten: 1o dat beide deeze uitgaaven bijzondere zijn en in tijd verschillen, doch dat in de laatste alleen dezelve dag-tekening door den drukker is gehouden van den eersten druk, en gemelde heer zegt, dat hem zulks in d'oude drukken meermaalen is voorgekomen. 2o dat beide deeze drukken niet te Culemborch maar t'Utrecht gedaan zijn, om dat geen' andere drukken dan deeze Spiegel, en noch 64 hout-sneeden, met vier-regelige versjes, van Culemburch, bekend zijn, en derhalven gelooft de heer Enschedé niet, dat voor zulken korten tijd, en zoo weinig werk, Veldenaar zouwde verhuist zijn, en zijne druk-pers, letters, en drukkers gereedschappen, van Utrecht na Culemburch te vervoeren. Hij zegt dat zulks zoo gering een werk en moeite niet is, om dus gemaklijk uitgevoerd en werkstellig gemaakt te worden. Ook heeft de heer Enschedé waargenomen, dat de hout-sneede verbeeldende Moses, die de twee wet-tafelen in zijne handen houd, dezelve is, welke in den Fasciculus van 1480 tegen over fo 25 staat, alsmede het tien-regelig versje, bevattende de tien geboden, 't welk met eene kleinere descendiaan letter op cicero-corpus gegooten in beiden, zoo deezen druk van den Spiegel, als in den gem. Fasciculus met dezelve ongeregeldheid, scheefte, en ongelijkheden, in de hout-sneede ingezet is. Maar | |||||||||||
[pagina 96]
| |||||||||||
dit alles bewijst, naar mijne gedachten noch niet, dat er geene redenen zouwden kunnen geweest zijn, waarom Veldenaar raadzaam geoordeeld heeft Utrecht te verlaaten en zich na Culemburch, al mogte het verhuizen hem noch zoo veel gekost hebben, te begeeven. Ik weet niet, wat anders het Culemburgse wapen-schild bij deezen druk van den Spiegel zouwde gedaan hebben. En wat het woord ‘volmaaken’ aangaat, ik kan niet zien, waarom dit in d'onderschriften van Veldenaar juist iets anders zouwde moeten betekenen als prenten, drukken. (De Heer Enschedé verklaart dit in eenen anderen zin, en houd het voor een' aanduiding niet van 't werk eenes drukkers, maar van eenen schrijver.) | |||||||||||
Boecksken inhoudende drie capitellen roerende of slutende op iij dachnaerden. Haarlem Jan Andrieszoen. 1486. Campbell 300; Enschedé 532; (Nijhoff ƒ 125.-)
| |||||||||||
Albertanus Brixiensis. Dit is een konste om te leren spreken ende swigen alst tijt is. Hartogenbosch. Campbell 72; Enschedé 492; Olivier ƒ 180.-Dit boekje is... groot drie duernen, met een augustijn duitse letter, op een corpus van bijna text, wier gedaante onderscheiden is van de letteren van 1477 tot 1490. Zij zijn niet fraai gesneeden, en zweemen eenigzinds naar de letter van d'Epistelen en Euangeliën van 1477 in fo geeindigd op pinxter-avond, welken den heer Enschedé houd voor eenen eersten Goudsen druk van G. Leeuw. Dezelve heer Enschedé zegt, onder de menigte oude boeken, die hij gezien heeft, dit alleen gevonden te hebben, 't welk met die letter gedrukt is, en dat hem voorts, buiten dit, niet een eenige | |||||||||||
[pagina 97]
| |||||||||||
oude druk van dien tijd uit 's Hertogen-Bosch, bekend is; waarom dit voor zeer raar moet gehouden worden.....
***
Ofschoon niet meer behoorende tot de incunabelen, wil ik hier vermelden, wat Van Oosten de Bruyn aanteekent omtrent een verzamelbandje, in Enschedé's bezit. Op gezag van den catalogus der typographische tentoonstelling te Haarlem in 1856 gehouden, vermeldt Moes in zijn Amsterdamsche drukkers (I, blz. 20, no 16) een getijden-boek, door Hugo Jansz te Amsterdam in 1506 gedrukt. Dit verloren gewaande boekje moet geidentificeerd worden met Een wandelinghe der kersten menschē, door Moes onder no 15 beschreven. Zie hier waarom. Van Oosten de Bruyn beschrijft een bandje, waarin voorkomen:
Dit bundeltje is ongetwijfeld hetzelfde als dat, vermeld in den verkoop-catalogus Enschedé onder no 590, hoewel het daar blijkbaar weer onvolledig gecatalogiseerd is. Immers het Sterfboek en de Litaniën worden niet genoemd en de colophon van dit laatste werk wordt ten onrechte gerekend tot Die bekeringhe der menschen. Toch is er geen twijfel mogelijk, omdat wat hier Getijdenboek heet dezelfde datum van impressum heeft als Een wandelinghe. Die onjuiste benoeming in den catalogus der tentoonstelling, aldus overgenomen uit de boekenlijsten van Enschedé's boekerij, vindt haar verklaring in het feit, dat, blijkens Van Oosten de Bruyn's beschrijving, het werkje den titel miste, hetgeen overeenkomt met de beschrijving in den veiling-catalogus, waar gezegd wordt, dat de Wandelinghe incompleet is en waar de eerste titel beter beschreven is als Wandelinghe der kersten menschen. Onnauwkeurige beschrijving in den tentoonstellings-catalogus van 1856 heeft dus schuld aan het noemen van een boekje, dat | |||||||||||
[pagina 98]
| |||||||||||
nooit heeft bestaan. Ik vermeld dit hier des te liever, omdat ik indertijd eveneens vruchteloos naar dit boekje gezocht heb en dus mede schuld heb aan het feit, dat Moes het citeert. Bij analogie kan nu wel vermoed worden dat het getijdenboek, dat Hugo Jansz in 1505 te Leiden gedrukt zou hebben (Moes blz. 13 nr 12) evenmin bestaan heeft, omdat de bron, waaruit geput is, dezelfde is. Het handschrift van Van Oosten de Bruyn geeft dienaangaande echter geen opheldering, noch voor noch tegen. Trouwens in de catalogus van 1856 zijn de titels zeer slecht beschreven, terwijl ten overvloede een getijdenboek door Hugo Jansz in dat jaar te Leiden gedrukt, niet voorkomt in den veiling-catalogus Enschedé.
Overveen. J.W. Enschedé. |
|