Tijdschrift voor Boek- en Bibliotheekwezen. Jaargang 1
(1903)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Boek- en Bibliotheekwezen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 69]
| |||||||||||||||||
[Nummer 2]Het Zapon
| |||||||||||||||||
[pagina 70]
| |||||||||||||||||
ten die verbrand zijn door ze roekeloos te bestrijken met reagentia, en in elke bibliotheek kan men een of meer papieren handschriften vinden uit de allerlaatste jaren der 15de eeuw en uit de geheele 16de eeuw, geschreven met pikzwarten, met ijzervitriol gemaakten inkt die het papier opvreet, zoodat het beschreven gedeelte van het blad bij de minste aanraking stuk valt.Ga naar voetnoot(1) Reeds allerlei middelen heeft men beproefd om het kwaad te stuiten, maar alle zijn ten slotte lapmiddelen geblekenGa naar voetnoot(2), het eene wel wat beter dan het andere, maar toch lapmiddelen, zooals duidelijk blijkt uit het bovengenoemd opstel van P. Franz Ehrle, den opperbestuurder van de Vaticana. Intusschen is dit stuk, een ware wanhoopskreet, de onrechtstreeksche aanleiding geweest tot het bekend worden van een nieuw praeparaat, dat, zooal niet het ideaal, toch verreweg boven alle andere te verkiezen is. Dit nieuw middel is reeds sedert verscheidene jaren in Duitschland en Holland algemeen bekend. In België is dit nog op verre na niet het geval. Behalve op het rijksarchief te Brussel, schijnt het nog in geen enkel openbare bibliotheek of archief in gebruik te zijn, en 't is dan ook in 't buitenland dat schrijver dezes het praeparaat voor het eerst van nabij heeft gezien en zich van zijn uitwerking heeft kunnen vergewissen. Toen ik in 't voorjaar van 1902 te Leeuwarden kwam, om de daar gevestigde archieven en bibliotheken ten behoeve mijner Bibliotheca Neerlandica Manuscripta te onderzoeken, werd het mij getoond door Dr. M. Schoengen, wiens grenzelooze hulpvaardigheid en hartelijke gastvrijheid mij steeds zullen heugen. Dr. Schoengen liet mij ook zijn proefnemingen zien, en sedert heb ik het op nog andere Hollandsche bibliotheken en archieven in gebruik gezien. De samenstelling en het gebruik van het praeparaat worden medegedeeld en besproken in de twee volgende brochures:
| |||||||||||||||||
[pagina 71]
| |||||||||||||||||
Zooals reeds uit den titel van het eerste boekje blijkt, is er sprake van een chemisch praeparaat genoemd zapon, dat, naar de mededeelingen van Dr. Schill, een oplossing is van nitro-cellulose met of zonder toevoeging van kamfer in geschikte oplosmiddelen, waaronder het amylacetaat het voornaamste is en aan het praeparaat die eigenschappen geeft waarop het aankomt. Het zapon werd uitgevonden door den Amerikaanschen scheikundige Frederik Crane te Short Hills (New-Jersey) en door de Fred. Crane Chemical Co. voor het eerst gefabriceerd. De naam zapon blijkt willekeurig bedacht te zijn en verder niets te beteekenen: hij diende tot 1898 alleen als wettig gedeponeerd handelsmerk. Dit praeparaat heeft Dr. Schill reeds sedert 1890 gebruikt om er militaire kaarten mede te laten doortrekken, nadat hij gedurende verschillende jaren andere middelen geprobeerd had zonder bevredigenden uitslag. Toen nu Dr. Posse, directeur van het Koninklijk Rijksarchief te Dresden, in 't begin van 1898 tot Dr. Schill kwam met het verzoek, te willen onderzoeken of het bederven van oude handschriften, die op vochtige, dompige plaatsen bewaard werden, soms veroorzaakt werd door bacterien of door schimmelplanten, waarvan de kennis de pogingen om die handschriften te redden kon bevorderen, deelde Dr. Schill aan dien archivaris mede, op welke wijze de kaarten van den generalen staf reeds sedert jaren tegen vocht en slijtage werden gevrijwaard. Zoo kwam het zapon in de archiefwereld, vanwaar het ongetwijfeld tot de boekerijen zal doordringen. Om goed te zijn, moet het praeparaat aan de volgende eischen voldoen:
| |||||||||||||||||
[pagina 72]
| |||||||||||||||||
In Europa wordt het zapon gefabriceerd in Duitschland, het best, naar het schijnt, in de chemische fabriek van Dr. J. Perl & Co te Berlijn. Van de verschillende merken was merk C aanvankelijk het beste; daarvan kostte een liter drie Mark, 10 liter 25 Mark. Sedert heeft de firma echter een speciaal merk gepraepareerd dat zij ‘archiefzapon 863’ noemt, en meer elasticiteit dan merk C heet te bezitten. Een bijbehoorend verdunningsmiddel kost 1.80 Mark den liter, 16 Mark de 10 liters. Dr. Schill geeft verder in bizonderheden aan, hoe het zapon te gebruiken is. Dat komt in 't algemeen hier op neer, dat men het te behandelen papier of perkament in het zapon doopt, zoolang, tot wanneer het goed, geheel en al doortrokken is. Is dit het geval, dan neemt men het uit het vocht, laat het goed afdruipen, en legt of hangt het te droogen, waartoe ongeveer een uur noodig is. Het zapon moet men verder zoo goed mogelijk gekurkt houden en bij 't gebruik niet langer dan strikt noodig aan de lucht blootstellen, opdat het niet vervliege. Hoe poreuzer het papier is, des te geconcentreerder moet het zapon zijn, en omgekeerd. Vochtig, rottend papier moet vooraf goed gedroogd en zoo mogelijk van aanklevend stof en schimmel gereinigd worden. Wil men goed gelijmd papier of in 't algemeen iets dat nog in goeden staat verkeert, zaponneeren, dan is het raadzaam het praeparaat te verdunnen tot op de helft. | |||||||||||||||||
[pagina 73]
| |||||||||||||||||
Heeft men met zeer beschadigde stukken te doen, dan is het raadzaam het zapon er op te laten druipen of het er met een penseel op te strijken. Minder of meer gescheurde gedeelten, die echter nog met een vezeltje aaneenhangen, hoeven niet overplakt worden. Dit is alleen dan noodig als het stuk wezenlijk in verschillende stukken gescheurd is. Daartoe behoort dan doorschijnend plantenpapier gebezigd te worden. Is een der zijden van het behandelde schriftstuk onbeschreven, dan zal men dit natuurlijk aan dien onbeschreven kant beplakken. Het zapon doet dienst als lijm, maar daarbij dienen én het stuk, dat gerestaureerd wordt, én het papier waarmede men het wil restaureeren, beide vooraf gezaponneerd te worden of tegelijkertijd zóó met zapon doortrokken te zijn, dat een zaponlaagje tusschen beide aanwezig is. Door het zaponneeren wordt het plantenpapier zóó doorschijnend, dat men zelfs zeer bleek schrift er onder lezen kan. Dr. Schill zet verder in den breede uiteen welke voordeelen het zaponneeren oplevert. Deze zijn, in 't kort samengevat, de volgende:
Toen nu in October 1898 de bekende internationale conferencie, om middelen tot het bewaren en herstellen van oude handschriften te beramen, te St.-Gallen bijeenkwam, betoogde de afgevaardigde der Saksische Regeering, Dr. Posse, de eenige | |||||||||||||||||
[pagina 74]
| |||||||||||||||||
archivaris die aanwezig was, dat de aan de orde staande vraag van niet minder belang was voor de archivarissen dan voor de bibliothecarissen, daar de archieven meestal rijk zijn aan perkamenten en papieren oorkonden, die door de vocht zeer geleden hebben. Op grond van onderzoekingen, die hij met de hulp van bekwame technici had ingesteld, verklaarde hij minder ingenomen te zijn met het gelatine-formol procédé (dat op de conferencie den meesten bijval ondervond), daar de met formol bewerkte gelatinebladen weldra rimpels en blazen vertoonen; maar betere verwachtingen te hebben van een nieuw praeparaat, het zapon, waarvan hij de samenstelling en de voordeelen uiteenzette. Daar de conferencie te St.-Gallen verdere proefnemingen noodzakelijk achtte, vóór het gebruik van zapon tot het restaureeren van handschriften haar aanbevelenswaardig scheen, noodigde het Ministerie van Oorlog in Saksen de Duitsche archivarissen tot een vergadering te Dresden uit, om hen met de uitvinding van Dr. Schill praktisch bekend te maken, in de hoop, dat bedoelde archivarissen er toe zouden besluiten het zapon te gebruiken en de gevolgen van dat gebruik nauwlettend na te gaan, indien namelijk ook de uitgenoodigde scheikundigen de deugdelijkheid van het praeparaat konden erkennen. De vergadering heeft plaats gehad 19 en 20 Sept. 1899. Er waren 48 archivarissen en 10 scheikundigen aanwezig. Het onderwerp werd ingeleid door Dr. Otto Posse, en het is de daar gehouden rede welke onder den bovenmedegedeelden titel is uitgegeven. Dr. Posse gaf eerst een kort overzicht van de verschillende oorzaken waardoor de oude handschriften te niet gaan, zelfs al worden zij zorgvuldig bewaard. Daarna zette hij de samenstelling van het zapon uiteen, de wijze om het te gebruiken en zijn eigenschappen, welk betoog overeenstemt met dat van Dr. Schill. Tegelijk toonde hij verschillende gezaponneerde stukken, die nog volkomen gaaf waren, terwijl dergelijke, niet gezaponneerde stukken, die in dezelfde omstandigheden verkeerd hadden, te niet waren gegaan. Zoo b.v. twee flesschen met leidingwater, waarin in 1892 in de eene een gezaponneerd stuk van een stafkaart, in de andere een niet gezaponneerd stuk was gedaan. Het water had het gezaponneerde stuk niet in 't minst aangetast, terwijl het niet gezaponneerde stuk geheel kapot was. Een derde flesch bevatte een gezaponneerd stuk perkament, een vierde een niet gezaponneerd dito, een vijfde een gezaponneerd stuk vervuurd papier, een zesde een niet gezaponneerd dito. Men kon duidelijk | |||||||||||||||||
[pagina 75]
| |||||||||||||||||
zien, hoe de niet gezaponneerde stukken aangetast waren, ja gedeeltelijk in 't water opgelost, terwijl de gezaponneerde stukken bewaard gebleven waren en 't schrift nog altijd duidelijk leesbaar was. Verder toonde hij verschillende archiefstukken, die, vóór ze gezaponneerd werden, bijna reeds tot stof vergaan waren, en na de behandeling met zapon weer stevig en bruikbaar bleken geworden te zijn. De cohaesie en de taaiheid van gezaponneerd papier zijn veel grooter dan die van het ongezaponneerde, wel het zekerste bewijs voor de deugdelijkheid van het praeparaat. Dat het zapon ieder vezeltje van de grondstof doordringt, werd door het volgend experiment bewezen. Men legt een stuk papier of perkament in een dunne, 1% oplossing van geel ferrocyancalium, spoelt het in water uit, droogt het en legt het dan in een dunne, 1% oplossing van ijzerchlorid. Een niet gezaponneerd stuk wordt dan blauw; terwijl een gezaponneerd zijn oorspronkelijke kleur behoudt. Op zijn hoogst kleeft aan dit laatste, indien het niet behoorlijk werd uitgespoeld, een geringe hoeveelheid ferrocyancalium, dat, onder de werking van het ijzerchlorid, een geringe, er maar uitwendig opliggende blauwe reactie vertoont. Snijdt men zulke stukken middendoor, dan toont de snede van het gezaponneerde stuk diens oorspronkelijke kleur, terwijl die van het niet gezaponneerde stuk donkerblauw blijkt te zijn. Laat men op niet gezaponneerd vloeipapier water droppelen, dan zal het vocht natuurlijk uitvloeien, maar op gezaponneerd vloeipapier blijven de droppels water staan. Of laat men twee stukken papier of perkament, het eene gezaponneerd, het andere niet, in water koken, dan zal het laatste zich weldra in zijn bestanddeelen oplossen, terwijl het eerste onveranderd blijft. Na betoogd te hebben, dat ook in het gewone leven het zapon groote diensten kan bewijzen, besprak Dr. Posse ten slotte de andere middelen, die tot heden toe gebruikt werden om het bederf der handschriften tegen te gaan, vooral die middelen welke op de conferencie te St.-Gallen onderzocht werden, en kwam telkens tot het besluit dat het zaponneeren boven alle andere de voorkeur verdient. Na de inleiding van Dr. Posse, behandelde Dr. Schill verschillende archiefstukken met zapon en wederlei daarbij verschillende bedenkingen die allicht tegen het gebruik konden rijzen, wat hij trouwens ook in zijn Anleitung heeft medegedeeld. Zoo toonde hij o.a. aan, dat het zapon geen brandgevaar oplevert. Door Dr. Sello, archivaris te Oldenburg, werd daarenboven | |||||||||||||||||
[pagina 76]
| |||||||||||||||||
medegedeeld, dat het zaponneeren hem een uitnemend middel was gebleken om het afspringen der kalklaag waarmede het perkament in de 14de eeuw dikwijls werd bedekt, te verhinderen. Het slot der gevoerde beraadslagingen was, dat de vergadering de verschillende vertegenwoordigde Regeeringen verzocht, door hare archivarissen proeven met het zapon te laten nemen. Verder werd beslist dat niet alleen de handelingen van de conferencie zouden uitgegeven worden, maar ook een korte handleiding voor 't gebruik van het zapon zou geschreven worden en aan alle Duitsche regeeringen toegezonden. Op die wijze kwamen beide geschriftjes, waaraan al het voorafgaande ontleend is, in de wereld en werd de uitvinding algemeen bekend.
Is het zapon nu een probaat middel? Ik zou verplicht zijn op die vraag voorzichtig te antwoorden: ‘de tijd zal leeren’, daar ik zelf geen proefnemingen op groote schaal heb kunnen ondernemen, indien niet juist het verslag verschenen was van de experimenten door Dr. Schoengen gedaan. Het bovenstaand referaat was bestemd voor de eerste aflevering van dit Tijdschrift en zou ter perse gaan, toen ik dit verslag ontving, mij vriendelijk toegezonden door Dr. Schoengen. Ik achtte het plicht, ook van diens bevindingen rekenschap te geven. Door het Bestuur der Vereeniging van Nederlandsche Archivarissen was aan Dr. Schoengen opgedragen, ‘mededeeling en aantooning te doen omtrent ondervindingen opgedaan bij de behandeling van oude documenten met het conserveeringsmiddel zapon’, en op de algemeene vergadering, door deze vereeniging in Juli 1902 te Groningen gehouden, heeft Dr. Schoengen zich van die opdracht gekweten, na gedurende twee volle jaren proeven genomen te hebben. Zijne conclusies luiden als volgt:
1. Wat betreft de eischen waaraan het zapon moet voldoen: ‘Zooals gij u uit de door mij gedemonstreerde proeven hebt kunnen overtuigen, stemmen de verkregen resultaten op één enkele uitzondering na volkomen overeen met de ... conclusies van Dr. Schill. Door mijne onderzoekingen nl. is mij gebleken, dat het zapon aan den eisch, ... dat het ... den aard of het karakter van het gezaponneerde voorwerp niet wezenlijk mag veranderen, niet in alle gevallen, of tenminste maar tot op zekere hoogte voldoet. Zoo heb ik a.o. kunnen constateeren, dat enkele papiersoorten door de behandeling met zapon donkerder gekleurd worden; dat andere papiersoorten daarentegen dit verschijn- | |||||||||||||||||
[pagina 77]
| |||||||||||||||||
sel absoluut niet vertoonen. Wel is ieder gezaponneerd papier van een niet gezaponneerd, behalve door den eigenaardigen aan peardrops herinnerenden reuk, ook voorál daardoor te onderscheiden, dat het meer doorschijnend wordt. Dit laatste is vooral het geval met het Japansch papier; het wordt helder van kleur en veel doorzichtiger door de zaponbewerking. Zekere perkamentsoorten, vooral die van eene normale stevigheid en die dus weinig poreus zijn, vertoonen na de behandeling met onverdund zapon eenen sterken glans. Ditzelfde verschijnsel is eveneens duidelijk waarneembaar bij de behandeling van zegels, die nog hunne oorspronkelijke hechtheid bezitten. Verdunde ik daarentegen het zapon met de door Dr. Perl in den handel gebrachte “Verdünnungsflüssigkeit” dan was er, hoewel ik zeer goede resultaten verkreeg, van een glans op het perkament niets te bespeuren - het perkament behield zijn oorspronkelijk karakter ten volle. De oorzaak van het glanzend worden is daarom niet zoozeer in de slechte eigenschappen van het zapon, als wel in de ongeschikte behandeling der oorkonde te zoeken.’ 2. Met betrekking tot de werking van zapon op perkament en papier: ‘1. Het met zapon geimpregneerde papier of perkament verkrijgt, ook al hangt het nog slechts met dunne vezeltjes aan elkaar, weer een behoorlijke stevigheid. Van de waarheid van deze stelling kan ik u niet beter overtuigen, dan door u een quatern van een Proclamatieboek van Wonseradeel (1630-33) voor te leggen. Zooals gij ziet, is het papier zoo sterk vervuurd, dat het bij het aanraken in stof valt. Verschillende van deze vellen heb ik gezaponneerd, opdat gij de werking van het zapon des te beter zoudt kunnen constateeren. Gij zult mij moeten toegeven, dat de gezaponneerde gedeelten in hooge mate hunne oorspronkelijke stevigheid en veerkracht hebben teruggekregen. | |||||||||||||||||
[pagina 78]
| |||||||||||||||||
2. Is het papier nog in goeden toestand, dan wordt het steviger en vaster. | |||||||||||||||||
[pagina 79]
| |||||||||||||||||
Over den uitslag bij het zaponneeren van perkamenten oorkonden met kalklaag, zegt Dr. Schoengen: ‘Vrij machteloos stond tot heden de archivaris tegenover het bederf en het verlies van perkamentoorkonden met kalklaag, daar toch door het afschilferen van deze laag de inhoud van de oorkonde verloren ging. Voor het behoud van deze charters bleek zapon een uitstekend middel te zijn. 3. Met betrekking tot het gebruik van zapon als kleefmiddel: ‘Meestal geeft zapon aan het papier of perkament zoodanigen steun, dat beplakken met een ander middel overbodig is. Alleen wanneer twee stukken volkomen van elkander zijn gescheiden, of wanneer een stuk in flarden hangt of andere defecten het wenschelijk maken, wordt een steun- en verbindingsmiddel vereischt. Zooals de hier tentoongestelde stukken u aantoonen, gebruikte ik in dergelijke gevallen als steun- en verbindingsmiddel zeer fijn Japansch papier en als kleefmiddel onverdund zapon... Zapon is geen kleefmiddel als lijm, stijfsel, enz. Twee ongezaponneerde stukken papier of perkament kunnen alleen dan door middel van zapon aan elkaar bevestigd worden, wanneer overmaat van zapon op deze stukken aanwezig is. In den regel kunnen slechts reeds gezaponneerde stukken door middel van zapon aan elkaar worden gekleefd. | |||||||||||||||||
[pagina 80]
| |||||||||||||||||
Gewoonlijk volgde ik bij het beplakken van een stuk met Japansch papier de door Dr. Schill aangegevene methode. Wanneer echter een dokument zoover was vergaan, dat men het alleen met de grootste voorzichtigheid kon aanraken en het bovendien plooitjes en opgerolde gedeelten vertoonde, die voor het beplakken geëffend moesten worden, zaponneerde ik eerst het stuk om het meerdere stevigheid te geven en het afbrokkelen te voorkomen. Als het zoover was opgedroogd, dat ik het zonder gevaar kon behandelen, maar toch nog zoo vochtig was dat de stukjes nog niet vast aan elkaar waren gekleefd, streek ik de plooitjes en rimpels met een vouwbeen glad, liet het een tijdlang in een boekbinderspers zetten, om het daarna op de gewone boekbindersmanier te beplakken. Het door Dr. Schoengen gebruikte Japaansch papier werd geleverd door de firma von Seeling und Hille, Dresden A., Pragerstr., 32. Hij gebruikte meestal de fijnste qualiteit, No 25266, groot 30 × 45; No 25442, groot 35 × 50, is wel veel steviger, maar minder doorzichtig. 3. Met betrekking tot zegels: ‘Wanneer wij de wetenschap, dat het zapon poreuze voorwerpen geheel doordringt en de losgeraakte deeltjes aan elkander verbindt, op de behandeling van uitgedroogde of verpulverde zegels toepassen, dan komen wij tot zeer gunstige, ja, ik mag zeggen verrassende resultaten. Ik toon u hier eene oorkonde uit het jaar 1498, afkomstig uit het gemeentearchief van Staveren. Het Fransche koningszegel van witte was bleek, nadat ik het bijliggende omhulsel (witte watten ingenaaid in perkament) verwijderd had, in het donzige bed, waarin het misschien jaren lang had gelegen, alle kracht en weerstandsvermogen verloren te hebben. Het was in talrijke stukken gebroken, die geheel bros en gedeeltelijk zelfs tot poeder vervallen waren. Ieder stuk werd nu afzonderlijk door bewerking met zapon verhard en daarna de stukken, die aan elkaar pasten, door middel van zapon aan elkaar gehecht en aan de perkamenten strook bevestigd. Het brokstuk is op deze wijze door een tiental stukjes aan elkaar gezet. De stukjes zijn door de bewerking met zapon harder geworden dan een goed geconserveerd waszegel, want het is bijkans onmogelijk er met den nagel in te krassen. | |||||||||||||||||
[pagina 81]
| |||||||||||||||||
vormen tusschen de beide aan elkaar gehechte brokstukken. Hierbij komt, dat zich aan de oppervlakte van de breuk van een met waterglas aan elkaar gehecht zegel een witte uitslag vertoont, die het perkament en het papier aantast. Een duidelijk voorbeeld van dit onaangename verschijnsel kunt gij aan het zegel van een charter (1614 Februari 8), afkomstig uit het archief Schwartzenberg, waarnemen. Maar ook Arabische gom is als kleefstof voor gebroken stukken ongeschikt, daar het vooral in zeer droge atmospheren spoedig bros wordt en zijn kleefvermogen verliest. Ten slotte komt Dr. Schoengen tot dit algemeen besluit. ‘De vraag is nu: is zapon aan te bevelen als conserveeringsmiddel, ja of neen? M.H. Na mijne inleiding en mijne proeven, zult gij er niet aan twijfelen, of ik kan deze vraag slechts beantwoorden met een volmondig ja. Mijne proefnemingen toch hebben mij slechts goede eigenschappen van het zapon getoond, op slechte ben ik niet gestuit, tenzij gij het glanzend worden van het perkament en enkele andere kleine nadeelen, zooals het ongevoelig blijven van gezaponneerd papier of perkament voor een reagentiemiddel of het aantasten van anilinekleuren, als zoodanig mocht willen opvatten, en ook uit de litteratuur is mij niet gebleken, dat eenig proefnemer slechte resultaten heeft verkregen. Evenwel wensch ik nog de aandacht er op te vestigen, dat deze proeven slechts loopen over een betrekkelijk korten tijd; of de resultaten blijvend zullen zijn, moet de tijd leeren. Mijn archivarisgemoed laat mij daarom niet toe U aan te raden alle ... archivalia te zaponneeren, slechts met die, voor welke periculum in mora bestaat, kan ik U aanraden een proef te | |||||||||||||||||
[pagina 82]
| |||||||||||||||||
nemen... Niettegenstaande deze laatste beperking hoop ik te hebben aangetoond en bij U de overtuiging gevestigd, dat zapon eene belangrijke aanwinst is voor de conserveering van onze archivalia. In het belang van deze zou het zeer wenschelijk zijn, dat in onze archieven evenals in de Duitsche, proeven met dit conserveeringsmiddel werden genomen en de uitslag bekend werd gemaakt.’
Ik heb mij veroorloofd aan het verslag van Dr. Schoengen zulke uitvoerige uittreksels te ontleenen, omdat het Nederlandsch Archievenblad, waarin het verscheen, in België weinig of niet bekend is, en vooral in 't belang der zaak zelf. Het is een gewichtig feit, dat de onderzoekingen en proefnemingen door Dr. Schoengen ondernomen, en waardoor hij niet alleen zijn collegas de archivarissen, maar ook alle bibliothecarissen aan zich heeft verplicht, de bevindingen van Dr. Schill, Dr. Posse en Dr. Sello in Duitschland geheel en al bevestigen. Volkomen zekerheid dat het zapon het middel is dat men zoekt, om boeken en handschriften tegen verder of mogelijk te niet gaan te vrijwaren, hebben we nog niet, maar het wil me toch toeschijnen dat wij van die zekerheid niet ver meer af zijn en dat het in de macht der belanghebbenden ligt, die zekerheid binnen korten tijd en met geringe moeite te verkrijgen. Laten onze Belgische archivarissen en bibliothecarissen geen tijd verliezen, en niet wachten het zapon te gebruiken tot wanneer het de reis om de wereld gemaakt heeft en middelerwijl een aantal handschriften en oorkonden meer voor altijd reddeloos verloren zijn.
Gent, Dec. 1902/Jan. 1903 Willem de Vreese |
|