dit streven is daarmede nog niet aangegeven het hoe. Daartoe behoort veel zoeken en tasten, waarbij het mistasten als van zelf niet uitgesloten kan blijven. Dat zoeken en tasten naar wat nieuws, naar wat beters, kan niet met goed gevolg ondernomen worden, wanneer er niet vooraf een deugdelijk-historische basis gelegd is, waarin aangetoond wordt hoe en waarom het een op het ander gevolgd, hoe het een uit het ander is voortgekomen. Ik deed in mijn opstel een eerste poging tot een psychologische verklaring van de in Nederland in gebruik geweest zijnde en nog in gebruik zijnde boeklettervormen. Het kan niet missen of bij een eerste poging tot logische verklaring van verschillende verschijnselen, die niet minder dan ruim vier eeuwen omvatten, moeten fouten gemaakt worden. Na het afdrukken van mijn opstel, nog vóor het verschijnen, waren er mij reeds gebleken; veelal zijn het kleinigheden, die aan het algemeen verloop der te boek gestelde geschiedenis niet raken.
Eén onjuistheid echter wil ik hier verbeteren en ik wil dat te liever doen, omdat die rectificatie in nauw verband staat met het aesthetische doel, dat het boekske beoogt. Ik schreef dat de Grasset-letter te danken is aan de lettergieterij van Genzsch & Heyse te Hamburg. Dit is nu onjuist. Evenals deze gieterij een dertig jaar geleden de Engelsche mediaeval op het vasteland van Europa propageerde, doet zij dat ook nu weer met deze nieuwe romein. De Grasset-letter is ongeveer vier jaar geleden ontworpen voor de gieterij G. Peignot & fils te Parijs.
In mijn opstel prees ik de Grasset-letter, omdat ik daarin vind, wat ik mis in de nieuwe Duitsche romeinschriften, dat wat Prof. A.G. van Hamel noemt l'âme française. Het blijkt nu, dat zij is een Fransche letter, in Frankrijk ontworpen door een Zwitserschen Franschman, voor Frankrijk.
Eén en ander verhoogt voor mij aanmerkelijk de waarde van deze letter. Het moge vreemd schijnen, dat, nu naar het eigenaardige Nederlandsche in de drukkunst gezocht wordt, juist een typisch Fransche letter door mij geloofd wordt; het moge vreemd schijnen, dat, waar de goede typographische beginselen gevonden worden in de jaren, die zich schikken om 1500, een moderne letter door mij aangeprezen wordt. Niemand liever dan ik zou wenschen, dat er een echt Nederlandsche letter bestond, die, en daarop druk ik zeer in het bijzonder, van ónzen tijd is. De historische ontwikkeling onzer boeklettervormen heeft medegebracht, dat na een strijd van eenige eeuwen de nationale duitsch overvleugeld is door de romein. Wel wordt deze nog af en toe gebruikt in haar meest gladden vorm, haar in het midden der achttiende eeuw door den stempelgraveur Fleischman gegeven en vond zij b.v. in 1896 gebruik bij den drukker van dit blad in zijn bekende Dat Liedeken van here Halewijn met