Tijdschrift voor Boek- en Bibliotheekwezen. Jaargang 1
(1903)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Boek- en Bibliotheekwezen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 55]
| |
Onze middeleeuwsche binders en hun werkOnze oude boekbanden zijn in meer dan één opzicht belangrijk. Zij getuigen niet alleen van den practischen zin onzer vroede vaderen, die zoo uitnemend wisten hoe een boek diende ingebonden te worden om eeuwen lang gaaf te kunnen blijven; zij getuigen evenzeer van hun kunstzin, liefhebbers als zij waren niet slechts van stevig, maar ook van fraai versierd bindwerk, als van de bedrevenheid en den fijnen smaak der boekbinders; maar bovenal getuigen zij er van welke groote kunstenaars ze waren, de mannen die ten behoeve der binders stempels en paneelen sneden in hout of metaal. Met een woord, zij zijn de voortbrengselen eener hoog ontwikkelde kunstnijverheid. Maar niet alleen op zich zelven verdienen onze oude boekbanden nauwkeurige aandacht. Als individuen uit een of andere boekverzameling kunnen ze bij de studie der philologie evenals der handschriftkunde groote diensten bewijzen, daar zij ons in menig geval kunnen leeren wanneer de boeken, die ze bekleeden, vervaardigd werden, waar ze vandaan komen of waar ze zich op een gegeven oogenblik bevonden. Het wordt dan ook hoog tijd, dat de middeleeuwsche bindkunst binnen den kring van het wetenschappelijk onderzoek wordt getrokken, want talrijk en ingewikkeld zijn de vraagstukken, die op te lossen blijven. Tot nog toe waren de overblijfsels dezer kunstnijverheid voor de meesten niet veel meer dan curiositeiten: liefhebbers verzamelden ze wel, maar bestudeerden ze niet; slechts een enkele maal werd de aandacht van het grooter publiek er voor gevraagd. Thans, onder den invloed van James Weale's zorgvuldig bewerkten en voortreffelijk toegelichten catalogus der rijke verzameling boekbanden en wrijfsels die de Art Library te Londen bezitGa naar voetnoot(1), schijnt eindelijk de belangstelling in ons oud Nederlandsch binderswerk een ernstiger wending te nemen. In het Inventaire Archéologique de Gand zijn reeds een aantal banden ter sprake gebracht; burggraaf A. de Ghellinck Vaernewijck heeft in de Koninklijke Academie voor Oudheidkunde te Antwerpen een belangwekkende voordracht gehoudenGa naar voetnoot(2), die vooral doet verlangen naar het beloofde tweede gedeelte; in den oudheidkundigen kring te Gent heeft de heer Paul Bergmans de inleiding medegedeeld tot een door hem ontworpen | |
[pagina 56]
| |
geschiedenis der bindkunst in Vlaanderen in de 15de en in de 16de eeuw; op de tentoonstelling der Vlaamsche primitieven te Brugge, eindelijk, werd ook onze oude Vlaamsche boekbanden een bescheiden plaatsje ingeruimd. Dat alles zijn heuglijke en bemoedigende verschijnselen. Maar er valt nog zooveel te doen, dat men zich mag afvragen of voor een samenvattend werk de tijd wel reeds gekomen is. Het materiaal, dat te verwerken valt, is over haast geheel Europa verspreid, terwijl een systematisch onderzoek naar en van dat materiaal nog door niemand werd ingesteld, wat trouwens voor een enkeling een bezwaarlijke onderneming is. Het is daarom te hopen, dat de ontwaakte belangstelling niet zal verflauwen, maar zich integendeel hoe langer hoe meer zal uiten in het opsporen en nauwkeurig beschrijven der overblijfselen onzer oude bindkunst. In dien geest wensch ik in dit tijdschrift eenige bescheiden bijdragen te leveren tot het vermeerderen der bekende bouwstoffen. | |
I
| |
[pagina *1]
| |
Band van Willem van de Velde
Latijnsch Getijdenboek, bewaard in de Potterie te Brugge | |
[pagina 57]
| |
jachthond (?) tegenover een liggenden stier; 4o een liggend konijn (?) tegenover een liggende hinde. De tusschen de vier paneelen vrijgebleven ruimte is aangevuld met een telkens herhaalden stempel, 23 mm. hoog bij 11 ½ breed, die gekruist touwwerk voorstelt. Deze stempel werd eerst geprent in de smalste ruimte tusschen de paneelen, waar hij op een millimetertje na net in paste: van boven naar onderen zevenmaal en een stukje. Daarna vier maal onder het bovenste paneel links en vijf maal onder het bovenste paneel rechts. Toen bleef er tusschen deze stempels en de twee onderste paneelen nog juist ruimte genoeg over, om den stempel viermaal op zijn kant in te prenten. Het geheel vormt een rechthoek, omsloten door een driedubbel fileetje. Van den ganschen band gaat hierbij een met een derde verkleinde, maar overigens goed geslaagde reproductie. Met wiens werk hebben wij nu te doen? Natuurlijk is de naam Wilhelmus de Campo maar een Latijnsche vertaling van den Dietschen naam Willem van de Velde, en ligt het voor de hand aan te nemen, dat deze band het werk is van dien Willem van de Velde, wien het Brugsche Magistraat in 1502 acht schellingen en twee penningen betaalde ‘voor tvermaken van den missaelbouc’ in de schepenkapclGa naar voetnoot(1). Immers James Weale vermeldt (betreurenswaardiger gewoonte zonder eenige nadere aanwijzing zijner bronnen) een Brugschen binder Willem van de Velde, die zou geleefd hebben van 1481 tot 1531Ga naar voetnoot(2), ongetwijfeld één en dezelfde als de bovengenoemde. Zijn de door James Weale opgegeven data juist, wat waarschijnlijk is, dan geven ze meteen eenig nader houvast voor de dateering van het handschrift zelf. Deze band is het eerste werk van Willem van de Velde, dat aan het licht komt. Hij is zeer zeker fraai, maar niet onberispelijk: op het bovenste links na, staan de paneelen vrij goed haaks, maar het inprenten en de schikking der stempels laat te wenschen over. De stempels die onder de twee bovenste paneelen geplaatst zijn, sluiten niet aan met die, welke in de eerste plaats, van boven naar onderen, aangebracht waren; maar vooral de op hun kant geplaatste stempels verbreken de eenheid der versiering. Indien de band niettemin mooi te noemen blijft, dan komt de eer daarvan toe aan den onbekenden graveur van stempel en paneel, die het werk zijn van een waren kunstenaar. Diens werk is intusschen nog elders te vinden. Een handschrift in de bibliotheek der PP. Bollandisten te Brussel, bevattende een afschrift van Die bediedenisse naede synne van sinte | |
[pagina 58]
| |
Augustijns regule in 1517 geschrevenGa naar voetnoot(1), heeft op zijn band viermaal een paneel, dat geheel gelijk is aan dat op den band van Willem van de Velde, behoudens de afmetingen en den boord. Het is namelijk 80 mm. hoog bij 55 mm. breed; en in plaats van een omschrift met den naam van den binder heeft de boord kronkelende wijngaardranken, waardoor dezelfde beestjes loopen die in het middelstuk gesneden zijn. Dit grootere paneel vindt men ook op den band van het op de Gentsche Universiteitsbibliotheek berustend exemplaar van: OLYMPIODORI || doctissima in ecclesiast. || scholia, noua & latinis auribus insueta tralatione in- || serta, Aquilae uidelicet, Theodotionis, & lxx. || Zenobio Acciaiolo Florentino interprete. || ... || basileae || apud Iohannem Bebelium || 1536 || Verder vindt men dit paneel ook op den band van handschrift nr 14 in de bibliotheek van het Franciscanerklooster te Weert; alleen staat hetgeen op al de bovengenoemde paneelen links staat, hier rechts, en omgekeerd. Er is geen redelijke twijfel mogelijk, of het op deze drie banden voorkomende grootere paneel is het werk van denzelfden graveur die het kleinere, ons thans bekend uit den band van Willem van de Velde, sneed. Wat den stempel op dezen laatsten band betreft, een ander voorbeeld kan ik er niet van aanwijzen. Ofschoon hij op 't eerste gezicht weinig schijnt te beteekenen, is het toch duidelijk dat er zeer aardige motieven uit te halen zijn. Hij vertoont een onmiskenbare overeenkomst met sommige oud Engelsche stempelsGa naar voetnoot(2).
Het is me een aangename plicht ten slotte mijn warmen dank te betuigen aan de Zeer Eerwaarde Moeder Overste en aan heeren Regenten van O.L.V. ter Potterie te Brugge, zonder wiens zeer te waardeeren toelating en bemoeiingen het niet mogelijk zou geweest zijn, een afbeelding van Willem van de Velde's werk bij bovenstaande mededeelingen te voegen.
Gent, November 1902. Willem de Vreese. |
|