Tijdschrift voor Boek- en Bibliotheekwezen. Jaargang 1
(1903)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Boek- en Bibliotheekwezen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 3]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Plantijnsche uitgaven van ‘Emblemata Joannis Sambuci’Ik ken geen man, die in gelijke mate als Plantijn bijdroeg tot het vestigen van Antwerpens goeden naam, niet alleen als hoofdzetel der boekdrukkunst, maar ook als alma mater van allerlei studiën. Sedert het vierde eener eeuw werk ik in zijn huis; ik heb hem in zijn betrekkingen met geleerden, begunstigers, helpers en werklieden kunnen nagaan van dag tot dag en met den dag ook is mijne bewondering voor hetgeen hij verricht heeft gestegen. Hij, de geboren Franschman, was het die aan onze taal haar eerste algemeen woordenboek bezorgde; hij deed onder zijn toezicht, onder zijne leiding de taalgeleerden werken, die den Thesaurus Theutonicae linguae voortbrachten; door zijn initiatief kwam de veeltalige Bijbel tot stand; een heele schaar godgeleerden en beoefenaars van Hebreeuwsch, Chaldeeuwsch, Syrisch, Grieksch, Latijn werkten jaren lang in zijn huis om het reuzenwerk te voltooien door hem opgevat en doorgedreven ondanks alle tegenkanting; de kruidkundigen Dodoens, Clusius, de Lobel; mannen uitmuntende in verschillende vakken: Ortelius, Justus Lipsius, Simon Stevijn, Guicciardini, Hubertus Goltzius, brachten hem hunne geschriften; zijn schoonzoon Raphelengius was een der voornaamste taalgeleerden van zijnen tijd; zijne proevenlezers blonken uit door hunne kennis op velerlei gebied. En zoo werd door zijn toedoen Antwerpen de eerste wetenschappelijke stad van het land en zijn huis een ware Academie, waar geleerden van hier en elders elkander ontmoetten. En niet enkel tot de geleerden wendde hij zich om medewerking tot het welslagen zijner grootsche taak: dichters en kunstenaars riep hij op of leende hij de behulpzame hand om hunne werken in het licht te zenden; teekenaars en plaatsnijders in koper en hout stelde hij aan den arbeid om zijne uitgaven op te luisteren. Reeds toen hij nog als nederige beginneling zijn plaats te veroveren had onder de oude en welbekende Antwerpsche printers, ondernam hij plaatwerken van groot belang en hooge kunst- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 4]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
waarde, zooals zijn Magnifique et Sumptueuse Pompe Funèbre de l'empereur Charles cinquième van 1559. Eerst na zijn terugkeer uit Parijs, in 1563, toen hij met eenige rijke medeburgers een vennootschap had aangegaan, werd het hem voor goed mogelijk zijne uitgaven rijkelijk op te smukken en maakte hij dan ook ruimschoots gebruik van die mogelijkheid. Hij wendde zich in de eerste tijden nog vaak tot een Parijschen illustrateur, Godefroid Ballain, maar al vroeg en ten zelfden tijde als van dezen uitmuntenden kunstenaar riep hij de hulp in van inheemsche teekenaars en graveurs en met hen voltooide hij die schitterende reeks werken met platen, waaronder de Emblemata een eerste plaats bekleeden. Wij hebben gedacht dat een gepaste bijdrage tot dit nieuwgeboren tijdschrift zou zijn het verhaal der wording van het oudste dier verzamelingen van zinnebeelden door Plantijn uitgegeven. Dank zij het Plantijnsch archief, de rijkste verzameling aan oorkonden, die in de wereld bestaat over een man van zijn stand en over een werkhuis als het zijne, bezitten wij inlichtingen over zijne drukken zooals die voor geen andere uitgaven te vinden zijn. De afstammelingen en opvolgers van Plantijn hadden voor hunnen stamvader een onbeperkten eerbied, een wel gewettigde hoogachting, die het hun als vasten regel deed aannemen niets te laten verloren gaan van wat hij geschapen of bijeengebracht had. Wat hij had aangeraakt was hun heilig en dank zij dien eeredienst is zijn huis met al wat het ooit bevatte bewaard gebleven en kennen wij er de geschiedenis van tot in hare minste bijzonderheden. Het boek, waarop wij doelen, is de Emblemata Joannis Sambuci in-8o, 240 bladzijden. Het verscheen met den volgenden titel: EMBLEMATA, || cvm aliqvot || nvmmis antiqvi || operis, ioannis || sambvci tirnavi- || ensis pannonii. Rond den titel tien medaillons, negen met de muzen, éen met den Plantijnschen passer. Bij elke muze leest men Q. Pomponii Musa | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 5]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
of Musa Q. PomponiiGa naar voetnoot(a). Op de achterzijde van den titel, het privilegie gegeven te Brussel den 25en Januari 1563. Blz. 3 tot 7, J. Sambucus de Emblemate, gedagteekend van Gent 1 Januari 1564. Blz. 8, het portret van Joannes Sambucus ‘AEtatis xxxiii Anno m.d.lxiiii’ met het monogram van den graveur Arnold Nicolaï. Blz. 9-12, een stuk verzen, waarbij Sambucus zijn Emblemata opdraagt aan keizer Maximilianus II en waarin hij onder andere zegt: Iam tu magnorum decus, & Rex maxime Regum,
Paucula quae mitto placida simul accipe fronte,
Quoque favore soles minimum cumulato clientem
Sambucum: meritò tanti qui incensus amore
Principis, haec offert domino non digna potenti.
Sed mitem novi, facilem expertusque subinde,
Oro, clementi aspicias munuscula vultu,
Quae lusi nuper, postponens seria nugis:
Gandavi in clara generosis civibus urbe,
Hospitio celebri, secessu & semper amico.
Blz. 13-230, J. Sambuci Emblemata, 166 stuks. Negen ervan dragen het monogram van Arnold Nicolaï, een groote A met een ophaal in vorm van s (Blz. 26, 32, 82, 114, 116, 122, 126, 140 en 145); twee dat van Geeraard Jansen van Kampen, eene G met kleine 1 in de holte (blz. 160 en 218). Al deze Emblemata zijn in 24 verschillende omlijstingen in Vlaamschen Renaissance-stijl. Blz. 231, Errata. Blz. 232, Sambucus aan Joannes Grolierus, schatmeester des Konings te Parijs, gedagteekend: Gent 3 Januari 1564. Blz. 233-240, munten van Romeinsche Keizers: 22 stuks, vóór en achterzijde, en één stuk, de vier jaargetijden. In fine: Excudebat Christophorus Plautinus Antverpiae, viii cal. Sept. Anno m.d.lxiv. Het eerste bericht, dat wij aantreffen over het boek van Sambucus, dagteekent van 4 November 1563. Op dien dag teekende Plantijn in zijn Journal des Afaires aan, dat hij door Gillis Hevele palmenhouten blokken had laten maken om de | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 6]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Emblemata van Sambucus te snijden. Deze leverde er hem 11 groote en 25 kleine voor de Emblemata en 7 voor de omlijstingen, waarin die 25 konden geplaatst wordenGa naar eindnoot(1). Den 10n November daaropvolgende liet hij den tekst van Sambucus afschrijven en betaalde daarvoor 7 ½ stuiversGa naar eindnoot(2). Uit Emblemata J. Sambuci: Cura publica (Blz. 218, met het naamcijfer van Geeraard Jansen van Kampen).
Te beginnen met den 17en November 1563 begonnen de graveurs te werken. Plantijn teekende in zijn Livre des Ouvriers aan, dat hij dien dag van den graveur Arnold Nicolaï 10 figuren van de Romeinsche keizers ontving en hem daarvoor 2 gulden 10 stuivers betaalde. Denzelfden dag kwam hij met Nicolaï overeen, dat deze hem 150 figuren voor de Emblemata zou snijden tegen 7 stuivers het stuk en hem te rekenen van 22 November, 3 stuks per dag zou leveren. Wanneer al de houtsneden zouden geleverd zijn zou hij hem nog 3 gulden betalen en dit wel in twee malen, de helft namelijk bij ontvangst van elke helft. Van den 17en November 1563 tot den 17en Augustus 1564 levert Nicolaï 25 Emblemata, tegen 15 stuivers en 48 afbeeldingen van keizers tegen 4 stuivers het stukGa naar eindnoot(3). Hij sneed dus niet de geheele reeks van 150 stuks, welke hij aangenomen had aan Plantijn te leveren en deze zag zich verplicht | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 7]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nog twee andere houtgraveurs aan te spreken. De eerste was Cornelis Muller. Met hem sloot Plantijn den 1en Januari 1564 de volgende overeenkomst: Cornelis Muller zou elke week 9 Emblemata leveren tegen denzelfden prijs als aan Nicolaï betaald werd; maar indien hij minder sneed dan anderhalve figuur per dag, zou hij 3 stuivers boete per achterstalligen dag betalen. De overeenkomst werd gesloten in het bijzijn van Sambucus. Dien Nieuwjaarsdag leverde Cornelis Muller reeds drie figuren. Uit Emblemata J. Sambuci: Epidemiae potior Caussa (Blz. 82, met het naamcijfer van Arnold Nicolaï).
De tweede houtsnijder, tot wien Plantijn zich nog wendde, was Geeraard Jansen van Kampen. Den 24en Maart 1564, ontving Plantijn 11 figuren van hemGa naar eindnoot(5). In zijn Livre des Ouvriers teekent Plantijn niet duidelijk aan hoeveel Emblemata elke graveur sneed, daar hij velerlei andere hunner werken in hetzelfde tijdperk vermeldt en wat zij hem leverden herhaaldelijk onder den algemeenen naam van figuren boekt; maar van November 1563 tot Augustus 1564, het oogenblik, waarop hij het boek zou drukken, teekende hij in zijn Journal des Afaires aan, dat hij van Arnold Nicolaï 51, van Cornelis Muller 81 en van Geeraard van Kampen 33 Emblemata van Sambucus ontvangen had, te zamen dus 165 van de 166 plaatjes welke hij bezigde. Volgens Plantijns' aanteekeningen in zijn Livre des Afaires | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 8]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vinden wij dat de teekeningen voor deze houtplaten geleverd werden door Lucas de Heere, den Gentschen schilder, die er 168 tegen 10 stuivers het stuk bezorgde en ze opzond aan Abraham Ortelius, en door Peter Huys van Antwerpen, die er 80 herteekende tegen 7 stuivers het stuk en daarbij nog maakte de titelplaat met de negen muzen, het portret van Sambucus, zijn wapen en de staartstukken, die in het boek voorkomen. Geeraard Ballain herteekende ook 8 der Emblemata en hem werden daarvoor 10 stuivers het stuk betaaldGa naar eindnoot(6). Men begon het boek te drukken den 27en Februari 1564 en voltooide het den 26en Augustus daaropvolgende. Het bevat 16 vel, werd gedrukt op 1250 exemplaren op papier van Burgondië, genaamd Grand Bastard, dat ongeveer 40 stuivers den riem kostte. Het geheele boek kostte Plantijn volgens een eerste rekening 515 gulden 5 ½ stuiver, of ongeveer 8 ¼ stuiver het exemplaar. Toen hij echter de berekening hermaakte den 4en Mei 1565 vond hij dat het hem maar 61 pond 19 stuivers en 7 deniers grooten (tegen 6 gulden het pond) en dus maar ongeveer 6 stuivers het stuk kostte. Hij rekende dat zijn profijt bestond in de platen, die zijn eigendom bleven. Het boek werd verkocht tegen 7 stuiversGa naar eindnoot(7). In 1566 liet Plantijn een tweede uitgaaf van de Emblemata J. Sambuci in het Latijn verschijnen. Hij teekende ze aan in zijn Catalogus: Emblemata Sambuci 2a editio in 8o c.f. 18 s. 7. Het boek bevatte dus 18 vel druks en werd 7 stuivers verkocht. In zijn Grand livre des Afaires lezen wij, dat het op 800 exemplaren gedrukt werd en hem op 1 ½ stuiver te staan kwamGa naar eindnoot(8). Hij had intusschen door Peter vander Borcht 55 figuren laten teekenen voor het tweede deel van Sambucus en het portret van den schrijver en had daarvoor 17 gulden 8 stuivers betaald. Wij troffen nooit een exemplaar dezer uitgave aan. Vermoedelijk bevatte zij niet meer platen dan de eerste, namelijk 166, vermits de Nederlandsche uitgaaf, die naderhand verscheen er ook niet meer bevatGa naar eindnoot(9). In 1565 liet hij door Jacques Grevin eene Fransche vertaling van het werk maken, welke in 1567 verscheen en gedrukt werd op 1000 exemplarenGa naar eindnoot(10). Deze zooals alle andere hier volgende uitgaven is in 16o formaat. In 1565 liet hij ook eene Vlaamsche vertaling maken door Marcus-Antonius Gillis van Diest en betaalde hem daarvoor 24 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 9]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gulden. Deze vertaling was voltooid den 5en Februari 1566. Den 25en October daaropvolgende was zij afgedrukt. Zij bevatte 7 vel en werd gedrukt op 1000 exemplaren. Plantijn verkocht ze 3 stuiversGa naar eindnoot(11). Hij droeg ze op: ‘Aenden Edelen ende Wijsen H. Heyndrick, Heere van Berchem, Ridder, Borgemeester der Stadt van Antwerpen.’ De aanvang der opdracht luidde aldus: ‘Aenmerckende E.H. dat de Emblemata des edelen H. Io. Sambuci, de welcke mij d'Autheur selve te drucken op goeder trouwen over langen tijdt heeft gedaen, int' Latijn den geleerden lieden seer aengenaem zijn gheweest, mits de lustighe materie ende fraeyheyt die in de figuren ende in den sin begrepen wort: soo heeft my goet ghedocht, na dat ickse nu anderwerf in Latijn hadde ghedruct, de selve te doen oversetten op mijnen cost in de Nederduytsche sprake, op dat de gemeyne man van desen lande alsulcken genoechte daer wt oock soude mogen rapen, als de gheleerde Latinisten tot noch toe door het lezen van dien gheniet hebben.’ Na deze opdracht volgt een woord van den vertaler M.A.G. (Marcus-Antonius Gillis), waarin hij een uitlegging geeft van het Emblema. Na nog een verklaring geleverd te hebben van Problema, Dialogismus, Apostrophe, Apodixis en Prosapeia gaat hij voort: Deze dingen ‘sullen oock lichtelijck van den welgheoeffenden Lesers ghemerct ende verstaen worden, overmits wij de solve daghelijcs bij onse Rhetorisiens vinden, al ist dat wij die niet en connen ghenoemen, noch oock haer cracht ende eygendom soo wel niet en kennen: ende dat coemt daer by eensdeels, soo my dunct, om dat wij noch ionck zijn in het scrijven, maer principalick wanter noch niemant in onse tale van de Const van welspreken (welcke soo wel in Prose als in Rijme ghelegen is) met sekere wetten ende reghels gescreven en heeft. D'welck sonder twijfel waert eens van yemanden wel begost, grooten voortganck tot verbeteringhe en de verrijckinghe van onser Nederlandscher talen hebben soude, aenghesien dattet soo rijckelijck begaeft is van cloecke verstanden, ghelijck het wt den wercken ghenoech blijct, die se in alderhande consten ende scientien, daerse hen toe ghegheven ende in gheoeffent hebben daghelijcs wtbrenghen, met groote verwonderinghe van alle andere Natien.’ | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 10]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Daarop volgt een vers van ‘De Oversetter tot sijnen vrient.’ Wie die vriend was blijkt uit de aanvangletters der dertien verzen: Abraham Ortels. De vertaler teekent het stuk met zijne spreuk Patiens terit omnia virtus. Eindelijk komen de Emblemata. In 1569 drukte Plantijn de derde Latijnsche uitgave der Emblemata Sambuci. Zij bevatte 4 ½ vel en kostte 1 ½ stuiver. Het voorwoord was hetzelfde als dat der eerste uitgaaf. De groote wijziging bestond hierin dat het boek nu 221 Emblemata en 352 bladzijden bevatte. De 55 figuren, aan Pieter van der Borcht den 10en Januari 1566 betaald, waren er in opgenomen. Uit de aanteekeningen in zijn Livre des Ouvriers maken wij op dat in 1565-1566 Nicolaï er 24, Muller 20 en van Kampen 10 sneden. De 166 oude werden in veranderde orde vooraan, de 55 nieuwe achteraan in het boek geplaatst. Van deze laatste draagt er een (blz. 277) het naamcijfer van Arnold Nicolaï en vier (blz. 279, 280, 285, 286) dat van Cornelis Muller, eene C. Het boek bevat 45 medaillons van Romeinsche keizers met eene nieuwe opdracht aan Joannes Grolierus, gedagteekend: Weenen 13 Maart 1565. Verder een reeks Epigrammata (blz. 335-352). Eene vierde uitgave verscheen bij Plantijn in 1576, eene vijfde in 1584, beide met hetzelfde getal bladzijden als die van 1569. De uitgave van 1584 draagt verkeerdelijk op den titel de aanduiding Quarta editio. Terzelfder tijd als Sambucus zijne Emblemata bij Plantijn liet drukken had deze zijne Ars poetica Horatii onder handen, die hij in 1564 liet verschijnen. Later drukte hij nog van den Hongaarschen geleerde Petronii fragmenta (1565), Aristaeneti epistolae, Plauti Comoediae en Laertii Diogenis de Vita et Moribus Philosophorum libri X (alle drie in 1566), Gregorii Nazianseni Sententiae et Regulae vitae en Eunapius Sardianus (beide in 1568), Nonni Panopolitae Dionysiaca (1569), Icones medicorum, Cornelius Tacitus en Julius Caesar (alle drie in 1574), Stobaei Eclogae (1575). Onder de teekenaars der Emblemata is de schilder Lucas de Heere van Gent ook van elders genoeg bekend; Peter Huys is een Antwerpsche graveur, die zooals blijkt uit het door ons aangehaalde ook oorspronkelijke teekeningen leverde. Geoffroy Ballain was een Parijsche kunstenaar, die veel modellen van gravuren aan Plantijn leverde. Hij, zoowel als Peter van der Borcht, de teeke- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 11]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
naar en graveur, en de houtsnijders Arnold Nicolaï, Cornelis Muller en Geeraard Jansen van Kampen (of van Kempen) werkten veel voor Plantijn en werden ons voor het eerst bekend gemaakt door zijne rekeningboeken. Wie meer over hen verlangt te weten verwijzen wij naar onzen Christophe Plantin imprimeur Anversois. De vertaler van de Emblemata in het Fransch is Jacques Grevin, een bekend Fransch geneesheer en schrijver, die toen te Antwerpen verbleef. De Vlaamsche vertaling werd geleverd door Marcus-Antonius Gillis, zoon van den Antwerpschen drukker van Diest. Al de houtsneden, welke vervaardigd werden voor de Emblemata Joannis Sambuci, worden nog bewaard in het Museum Plantin-Moretus. Wij deelen er een paar met hunne inlijstingen mede.
Max Rooses.Ga naar eindnoot(4) |
|