[Nummer 1]
Ter inleiding
De Nederlandsche bibliographie wordt ijveriger en ernstiger dan ooit beoefend. Des te meer treft het gemis van een tijdschrift, waarin grondbeginselen en werkwijzen kunnen worden besproken en wetenschappelijke onderzoekingen, te gering van omvang om afzonderlijk te worden uitgegeven, een plaats vinden.
Daarbij komt, dat aan de bibliotheconomie uit vroeger en later tijd zoo goed als geen aandacht wordt geschonken, en er in de laatste jaren met klem van redenen op werd aangedrongen, dat ook de Nederlandsche handschriftkunde eindelijk een vak van wetenschap zou worden.
Uit die overwegingen is het plan ontstaan en gerijpt, dit Tijdschrift voor Boek- en Bibliotheekwezen uit te geven, om daardoor de beoefening van bibliographie, palaeographie en bibliotheconomie èn als zelfstandige wetenschappen èn als hulpwetenschappen der Nederlandsche philologie te bevorderen.
Dat het begrip boek in zijn ruimste beteekenis genomen, dus zoowel het geschreven als het gedrukte boek bedoeld wordt, en niet alleen zijn inhoud, maar ook zijn uiterlijke, stoffelijke samenstelling, vloeit uit het bovenstaande van zelf voort. Zoo dikwijls als