Tiecelijn. Jaarboek 11 (jaargang 31)
(2018)– [tijdschrift] Tiecelijn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 89]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De vos en de koningskwestie
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 90]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voor chronisch zieken. Een tijd verbleef hij in een Zwitsers sanatorium. Samen met andere zieken pelgrimeerde hij jaarlijks naar Lourdes. Volgens Het Nationaal biografisch woordenboek beoogde hij ‘meer gezonde lectuur, dan literatuur’.Ga naar eind2 Vooral zijn jeugdboeken hadden een sterk opvoedkundige inslag. Het werkje Grappen van Tijl Uilenspiegel is op de keper beschouwd niet meer dan een aaneenrijging van avonturen en schelmenstreken van een Vlaamse jongen. Zijn peter zag in Tijl een jongen die de waarheid zal zeggen: ‘Hij | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 91]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zal de luiaards wakker schudden, de stijfkoppen van leer geven, en de moeials en pochers beschaamd maken. Hij zal door heel het land gekend en geliefd worden.’Ga naar eind3 Het boekje eindigt met het verhaal van zijn peter die vertelt hoe Tijl eens een klein prinsesje bevrijdde van een draak. De draak had zich met het prinsesje verschanst in een kasteel. Tijl beukte de poort open en ging met de draak een verschrikkelijk gevecht aan, dat hij uiteindelijk won. Het prinsesje bracht hij veilig terug naar haar vader. De toehoorders wilden het verhaal niet geloven. Het verhaal moet verzonnen zijn, zeiden de toehoorders. De peter van Tijl lachte hen uit en zei dat het toch een mooi verhaal was; het hoefde toch niet echt gebeurd te zijn. In de peter is natuurlijk de schrijver, meester Wies te herkennen, die vervolgens de kinderschaar voorhield: ‘Dat ge allemaal moet worden zoals Tijl Uilenspiegel: een echte, flinke Vlaamse kerel, die voor alle mensen een grap en een plezierig woord gereed heeft, die voor de armen en de misdeelden bergen verzet en poorten open beukt en die nooit verlegen is om aan iedereen het goede en het ware te zeggen.’Ga naar eind4 Er is een nauwe relatie tussen Uilenspiegel en Reynaert. Allebei zijn bij uitstek Vlaamse figuren en ze hebben allebei streken. (Tijl zou zijn streken in het verhaal van Blommaert trouwens geleerd hebben van een vos.Ga naar eind5) De figuren van Tijl Uilenspiegel en Reynaert maakten mede een constructie van de Vlaamse identiteit mogelijk, ook al omdat zij de contradicties van het Vlaamse discours konden overstijgen. Zij behoorden tot de literaire figuren die een gesprek mogelijk maakten over wat het betekende om Vlaming te zijn.Ga naar eind6 Blommaert voerde Tijl Uilenspiegel op als een voorbeeld voor de Vlaamse jeugd. Blommaerts jeugdboek Grappen van Tijl Uilenspiegel stond in het teken van karaktervorming. Zijn Reinaart de vos is echter heel anders. Dit boek laat de verdorvenheid van de (menselijke) wereld zien. Reinaart leerde zijn kinderen dat het bij de dieren bijna even slecht toegaat als bij de mensen. ‘Diegenen die het meest roven, stelen, vechten en moorden, beweren dat zij de besten en de rechtvaardigsten zijn’ (p. 27). In Reynaertkringen heeft Blommaerts kinderboek nog nauwelijks aandacht gekregen.Ga naar eind7 Die geringe aandacht is niet terecht. Blommaert wist in dit boekje op vaardige wijze een groot aantal Reynaertverhalen en dierenfabels zo te combineren dat in 1950 zijn bewerking gelezen kon worden als een allegorie op de ontwrichting van de maatschappij waarin hij leefde. Toen hij het verhaal schreef, stond België door de Koningskwestie op de rand van een burgeroorlog en zijn bewerking reflecteert die crisis in hoge mate. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 92]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Reinaarts verhaalEen samenvatting geven van het verhaal van Blommaert is niet eenvoudig. Blommaert schreef in een zeer beknopte stijl en vertelde veel in nog geen 64 pagina's. De schrijver spelde de naam Reynaert op de toen gebruikelijke wijze met ‘ei’ en ‘aa’ en noemde hem soms liefkozend Reintje en een enkele maal ook Rein of Reineke. In de samenvatting zal ik me conformeren aan de schrijfwijze van Blommaert. Ooit leefden de wilde dieren in harmonie en stonden zij voor elkaar klaar. Zo beschermden de bewoners van bos en hei elkaar tegen jagers die het op ze gemunt hadden. Ze konden praten en denken, al was het ene dier wat slimmer dan het andere. Reinaart besefte echter dat deze gouden tijd van vrede en geluk voorbij was. Hij was van plan te verhuizen. Het was hem namelijk opgevallen dat de harmonie onder de dieren verstoord was. Sommige dieren hadden de kant van de mensen gekozen en andere namen de slechte gewoontes van de mensen over. Ze leefden niet meer van wat de natuur gaf en waren tot valse rovers en moordenaars verworden. Deze verandering voltrok zich niet op één dag, vertelde Reinaart aan zijn vrouw. In een lange flashback komen de lezers te weten hoe het paradijselijke dierenrijk veranderd was in een jungle waar het recht van de sterkste geldt. Langzaam kregen de dieren onaangename trekken. De koning had de dieren bijeengeroepen en hield ze voor te tonen dat zij de beste schepselen van de wereld waren door te leven in vrede en vriendschap. Ze wilden echter niet luisteren. De beren dachten dat ze net zo slim en sterk waren als de koning; de katten beweerden dat zij koning, rechter en politie waren in eigen rijk, wat hun het recht gaf alle ratten en muizen in hun streek op te peuzelen. Toen de oude koning ziek werd, luisterde geen enkel dier meer naar hem. Een aap zette een kroon op en wilde de baas spelen, maar Reinaart zorgde ervoor dat hij door de mensen gevangengenomen werd en zijn dagen moest slijten in het circus. Voor Reinaart was de tijd gekomen de zieke leeuw een bezoekje te brengen. De zieke koning werd verpleegd door zijn oudste zoon. Die wilde echter zijn vader niet opvolgen, want hij had geen lust te regeren over een beestenbende. Zijn vader moest maar koning blijven, want alle dieren hielden immers van hem. Uit de bezoekjes van zijn onderdanen bleek het tegendeel. De beren, wolven en katten kwamen niet om de koning te troosten en te helpen, maar | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 93]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
om hem te sarren en te plagen. ‘Misschien heb ik tijdens mijn koningschap ook wel eens kwaad gedaan en nu krijg ik een straf voor de fouten die ik gedurende mijn regering bedreef’ (p. 14),Ga naar eind8 overwoog de leeuw, maar hij zei niets tegen zijn zonen. Reinaart vertrouwde vanaf dat moment de ‘grote heren’, die zich niets gelegen laten liggen aan recht en orde, niet meer. Zij proberen altijd het gezag te ondermijnen en de kleine dieren zijn er de dupe van. ‘Eerst en vooral breken ze het echt gezag af; ze zouden willen dat ze zelf baas werden, om te kunnen doen en laten waar ze lust of geen lust toe hebben’ (p. 18). De vos herstelde weer de orde door de koning te genezen met het vet van de katers, een poot van Brom de beer, en het vel van de wolf Grijn. Zo werden de dieren die de koning gemarteld hadden op hun beurt verminkt. Daarna raadde Reinaart de koning aan om deze dieren maar op te eten. De gemartelde dieren waren toch nog maar enkel geschikt als voedsel voor de koning. Brom, Grijn en de katten werden in stukken gehakt. De andere dieren zagen het en besloten dat ze beter braaf en gehoorzaam aan de koning konden zijn, maar ze beloofden elkaar wel om Reinaart te pakken te nemen. Reinaart vertelde ‘zijn vossenvrouwtje en zijn jongskes hoe fijn hij de grove Brom, de nijdige Grijn en de valse katten had beetgenomen’ (p. 18). Het ging van kwaad tot erger in het dierenrijk, de dieren hadden niets meer voor elkaar over. De wolf Isegrim weigerde met Reinaart de buit te delen die hij bij een jager vond, maar trapte per ongeluk op een geweer dat afging, zodat de buit hem toch nog ontging. Een ezel werd gedood door een wolf omdat de hond die bij hem was het vertikte het lastdier te bewaken. De dieren roofden en moordden uit vraatzucht, en al snel werden dan ook de grootste veelvraten ziek. De koning riep de zieke dieren bij elkaar en vroeg ‘dokter’ Reinaart om raad. Die zei onomwonden dat de maagkrampen het gevolg waren van het onmatig schrokken. ‘Vroeger leefden al de dieren in vrede en vriendschap bij elkaar; nu vreet de ene de andere op’ (p. 28). De dieren schaamden zich voor hun bandeloze gedrag. Besloten werd om iedereen zijn misdaden te laten opbiechten en de grootste veelvraat ter dood te brengen. De leeuw biechtte zijn vleesconsumptie op. Echter voor het opeten van maar een halve koe, een kalf en een schaap, twee geiten, drie varkens en een hert verdiende de koning geen straf, waren de dieren van oordeel. De andere, kleinere roofdieren ontliepen daardoor ook hun straf. Alleen een ezel die gedurende het proces een twijgje oppeuzelde, was zich te buiten gegaan en werd bijna ter plekke gelyncht, als | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 94]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Reinaart de roofdieren niet wijsgemaakt had dat er een groep jagers aankwam. Op slag waren de dieren genezen en vluchtten ze weg. Vanaf die dag heerste er achterdocht in het dierenrijk. Ook Reinaart werd gewantrouwd door zijn vroegere vrienden. Zo probeerde de kat hem in een strik te lokken. De dieren gunden elkaar niets meer. Een wolf beschuldigde een lammetje ervan zijn water te bezoedelen door het op te drinken. Voor straf doodde de wolf het lammetje en hij at het daarna zo snel op dat een bot in zijn keel bleef steken. Een reiger haalde het botje uit de keel van de wolf, maar als dank vermoordde de wolf ook dit dier. Reinaart kwam tot het inzicht dat er onder de dieren geen echte vriendschap meer bestond: ‘Elk zal voor zichzelf moeten zorgen, en de zwakken zullen dubbel moeten oppassen voor de sterken’ (p. 39). Reinaart wist wat hem te doen stond. Hij beschermde de zwakke dieren tegen de vraatzucht van de rovers. Zo zorgde hij ervoor dat de wolf door vier rammen werd bestormd en de beer een fikse trap van de hoef van een paard kreeg. Wanneer er voor Reinaart geen voedsel meer te vinden was, was hij het gewoon naar een ander gebied te trekken. Aan de dieren legde hij uit waarom hij veel rondtrok: ‘Ieder moet zorgen dat zijn streek niet vergaat’ (p. 45). De vossen moeten jagen op hazen en konijnen, zodat er niet te veel komen. Als er te veel komen, eten ze al het groen op en verandert de streek in een woestijn. Zo kent iedereen zijn taak in de natuur. Kleine vogels eten insecten, rupsen en andere beestjes die de natuur kaalvreten. Dan zijn er weer grote vogels die deze kleine vogels opeten, zodat er ook niet te veel van deze komen. De dieren waren vol bewondering voor de kennis van de vos, ‘die de orde in de natuur zo fijn wist uit te leggen en te beschrijven.’ (p. 45) Na zijn verhaal vatte een aantal dieren het plan op om samen met Reinaart op reis te gaan om erachter te komen hoe men in andere streken leefde. Met zeven reisgenoten vertrok Reinaart: de ezel, de gans, de haan, de geit, de bok, de ram en het hert. Voor onderweg hadden ze allemaal hun eten meegenomen, maar Reinaart had in een zak nog de koppen van Brom de beer en de Grijn de wolf gedaan, die gevild waren voor de zieke koning. Die zouden gedurende hun tocht nog hun dienst bewijzen. Plots stond een reuzegrote, dreigende wolf voor de stoet dieren. Als tol eiste hij twee reisgenoten te mogen oppeuzelen. De dieren lieten hem op de vlucht slaan door de wolfskop te tonen. Toen deze wolf met twee broers terugkwam, liet Reinaart de berenkop zien en dropen ze af. Na moed verzameld te hebben, vielen de wolven met een hele bende de herberg aan waar de dieren overnachtten. De dieren vluchtten het dak op. Reinaart gaf de ezel een zetje, zodat hij van het dak afgleed en beneden | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 95]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
twee wolven plette. Door het gejammer van de twee geplette broers ‘vlogen’ de wolven ‘met de staart tussen de benen’ (p. 51). Koning Leeuw was zeer onder de indruk van wat hij over Reinaart hoorde. Hij besloot de vos uit te nodigen om samen met Bruin de Beer en Isegrim de Wolf op jacht te gaan. Ze besloten om op tamme dieren in de wei te gaan jagen, wat Reinaart maar laf (nu zouden wij eerder zeggen onsportief - JdP) vond. Zijn opdracht was de zwaarbewapende knecht af te leiden die de dieren bewaakte. Daarin slaagde de vos door een kluitje aarde op het gezicht van de man te gooien, die zich daarna moest gaan wassen. Zo konden de leeuw, de wolf en de beer de dieren in de wei te grazen nemen. De leeuw vroeg aan de wolf en de beer om de buit te verdelen, maar die deden dat niet naar de leeuw zijn zin. Hij ranselde Bruin en Isegrim af wanneer die ook hun deel wilden hebben. Toen de knecht echter terugkeerde met een geladen geweer konden de dieren maar ternauwernood het vege lijf redden en moesten de buit achterlaten. Reinaart stond op een afstandje te kijken en had nog nooit zoveel plezier aan een jachtpartij beleefd. Voor zijn streken wilden de dieren wraak nemen op de vos. Reinaart ‘was zelf een plezierige grappenmaker, daarom kon hij best verdragen dat de anderen hem ook eens een poets bakten’ (p. 53), maar de wolf ging te ver. Isegrim nam de vos beet door hem het vel van zijn grootvader aan te laten trekken, zodat de koning zou denken dat hij zijn raadsheer was. Isegrim bond echter Reinaart zo stevig in het vel, dat deze niet meer kon bewegen. Hij kon alleen maar jammeren en schreeuwen. Op dat lawaai kwamen mensen af die hem op zijn beurt een aframmeling verkochten. Op zijn beurt nam Reinaart ook Isegrim te pakken. Toen de wolf en Reinaart een varkensslager zagen met een groot stuk spek, kon de wolf door de list van Reinaart het spek bemachtigen en het opschrokken. Reinaart stal ondertussen een haan en leidde de dorpelingen die hem achtervolgden naar de wolf. Niet Reinaart maar de wolf kreeg de klappen. De opgezwollen wolf kreeg zo zijn verdiende loon voor het niet delen van de buit. Reinaart nam zich vervolgens voor met al de dieren vrede te sluiten. Hij vroeg de haan aan hem de vredeskus te geven, maar de vogel pikte hem in de snuit. Als wraak wist Reinaart hem te verschalken door te beweren dat de haan zich zijn lied niet goed herinnerde. Toen de haan wilde kraaien, beet hij hem de kop af. Op eenzelfde manier lukte het hem van de kraai een kaas te stelen. Met de beer sloot hij vrede door hem de vissen op een wagen te beloven. Hij hield zich dood zodat de wagenknechten hem opraapten en op de wagen gooiden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 96]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ook nu schrokte de beer weer alles op en toen Reinaart een visje vroeg, kreeg hij een klap op zijn kop. Reinaart zei dat het niet erg was, want hij had nog een kaas liggen als avondeten. Ook die wilde de beer graag opeten en Reintje leidde hem naar een waterput. Hij liet de beer in de waan dat de weerspiegeling van de maan de kaas was. De beer leunde over de rand, Reinaart beet hem in de staart zodat Bruin in de waterput tuimelde. Mensen vingen hem en verkochten hem aan een dierentuin. De dieren hadden genoeg van de ‘plezierige kwajongen’ (p. 61). Ze klaagden hem aan bij het gerecht. Koning Leeuw besloot tot driemaal toe een bode te sturen. De eerste bode, Tiebert de kater, belandde in een strik en kon maar ternauwernood ontkomen aan de mensen. De tweede bode, Isegrim, liet hij te grazen nemen door de jachthonden van een schapenkweker. De laatste bode, Bruin, kwam vast te zitten in een oven waarvan Reinaart beweerde dat er honing in zat. Zwaar mishandeld keerde Bruin naar het hof terug. Hier eindigt de flashback en komt de lezer terug bij het moment dat Reinaart zijn vrouw vertelde van zijn plannen om te vluchten uit het dierenrijk. Aan het hof kende de woede van Koning Leeuw geen grenzen en hij besloot met zijn leger naar het hol van Reinaart op te trekken, maar de vos is al vertrokken. ‘Zo komt het dat Reineke de Vos nog in leven is. Hij woont nu ergens in het land, midden onze Vlaamse mensen. Misschien krijgen we hem wel eens te zien. Als we in de buurt of in de omtrek een plezierige, onverbeterlijke, fijne deugniet kennen, wie weet...is hij niet de verdwenen Reinaart uit ons vertelselboek?’ (p. 63). Die ‘onverbeterlijke, fijne deugniet’ heeft nog het meeste weg van een stroper. Dat maakte hem sympathieker voor plattelandskinderen in de jaren vijftig dan voor een modern publiek. Reinaart is weliswaar slimmer dan de andere dieren, maar ook hij wordt weleens beetgenomen. Onder gelijken is het uitdelen en incasseren, precies zoals op het schoolplein. Tegenover de dieren die de baas wilden spelen, heeft hij echter hard opgetreden. Door Reinaarts toedoen belandde de aap in het circus, kwam de beer in de dierentuin terecht en probeerden de dorpelingen de wolf te vermoorden. Bovendien werden op instigatie van Reinaart de amokmakers Brom de Beer, Grijn de Wolf en de katten geslacht. In Blommaerts verhaal is de vos een wreker die het recht in eigen handen neemt, wanneer de koning faalt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 97]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Blommaert zag de leeuw als de natuurlijke vorst van de dieren. Aan het begin van het verhaal was hij nog verheven boven zijn omgeving. Later slaagde hij er niet in de vriendschap onder de dieren te bewaren. Toen de koning op tamme dieren ging jagen, bleek zelfs dat hij tot hetzelfde slag dieren was gaan behoren als de wolf en de beer. Bovendien gunde hij zijn medejagers niet eens een deel van de buit. Koning Leeuw is in het verhaal net zo egoïstisch geworden als de andere dieren. Blommaert vermeed dan ook angstvallig de leeuw Nobel te noemen. Hij wees erop dat de koning zijn natuurlijke gezag verliest als hij geen nobel dier meer is. Dan houden zijn onderdanen niet meer van hem en vervalt zijn rijk tot een wildernis. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De compositie van het verhaalIn zijn kinderboek combineerde Blommaert verhalen uit de Reynaerttraditie met fabels. Dat was een ongebruikelijke keus. Mogelijk was deze ongewone compositie ingegeven door het verschijnen in 1949 van het plaatjesalbum Le Roman du Renard/Reinaert de Vos, uitgegeven door de chocoladefabrikant Victoria. Voor deze uitgave was Julius de Geyters bewerking van de middeleeuwse tekst van Van den vos Reynaerde voorzien van een Franse vertaling en rijkelijk geïllustreerd door Oscar Bonnevalle. In het voorwoord is te lezen dat het Vlaamse verhaal deel uitmaakt van een grotere verzameling ‘legenden’ over de vos, die vooral in Frankrijk verspreid was en in Vlaanderen een hoogtepunt bereikte met de tekst van Willem.Ga naar eind9 Blommaerts bewerking van de Reynaertmaterie maakte aan het Vlaamse publiek uit de jaren vijftig duidelijk hoe het beroemde Vlaamse verhaal over Reynaert binnen deze bredere fabel- en Reynaerttraditie paste. Zo zijn in Blommaerts boek de bekende fabels als die van de kikker die zich opblies en de reiger en de kikvorsen te vinden. Ook bevat het de bekende fabel van de gevangen leeuw. Hier is het niet een muis, maar een rat die de koning der dieren bevrijdt. Daar mag uit worden afgeleid dat zijn bron een van de uitgaven van de fabels van La Fontaine is. Welke editie Blommaert gebruikte voor deze fabels is niet duidelijk. De bronnen voor zijn navertelling van de Reynaertverhalen zijn wel precies aan te wijzen. De meeste ontleende hij waarschijnlijk aan de door Paul de Keyser geschreven inleiding tot de Reynaertstudie De avonturen van Ysingrijn en Reinaert, waarin de verhalen uit de Latijnse Ysengrimus kort naverteld worden.Ga naar eind10 Ook L.P. Boon maakte trouwens gebruik van dit boek voor zijn Reynaertbewerking Wapenbroeders.Ga naar eind11 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 98]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het verhaal van het paard en de beer is een variant op het verhaal van de wolf en de merrie. Ook dit verhaal is bij De Keyser te vinden.Ga naar eind12 De versie die Blommaert vertelde, staat echter dichter bij de versie in Reynaerts historie. Dit verhaal was in de eerste helft van de twintigste eeuw vooral bekend uit de bewerking van Stijn Streuvels.Ga naar eind13 Uit deze bewerking zal hij ook gehaald hebben hoe Reynaert voor het gerecht van koning Nobel werd gedaagd, het bekende verhaal dat teruggaat op Van den vos Reynaerde.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 99]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Blommaert heeft dus verschillende, gemakkelijk beschikbare teksten gebruikt als bronnen voor zijn bewerking. In bijgaande tabel heb ik de bronnen van Blommaert aangegeven. Hieruit blijkt dat de beschrijvende passages vooral ontleend zijn aan de het werk van La Fontaine.Ga naar eind14 De passages die het verhaal voortstuwen, ontleende hij aan de korte samenvattingen van de Reynaertverhalen in het boekje van Paul de Keyser. Volwassenen en misschien zelfs kinderen die veel lazen, herkenden bekende fabels in de bewerking van Blommaert, zoals de fabel van de raaf en de vos. Blommaert vertelde de oude verhalen meestal net een beetje anders. Een enkele maal voegde Blommaert ook een verhaal van eigen vinding toe. De vos in wolfsvel lijkt een eigen variatie op het verhaal van de zieke leeuw uit de Ysengrimus, waar Reynaert de koning in een wolfsvel wikkelt. Ook het verhaal over de wolf die de man met een zeis wilde aanvallen, was eigen vinding en rechtstreeks uit het plattelandsleven gegrepen. Voor de opgroeiende plattelandsjeugd moet het een waarschuwing geweest zijn op te passen wanneer iemand met een zeis aan het maaien is. Blommaerts bewerking is rauw van karakter. Fysiek geweld wordt niet per se afgekeurd en wanneer het door Reinaart aangewend wordt, zelfs toegejuicht. De verwondingen die de wolven door toedoen van Reinaart en zijn reisgezellen opliepen, waren niet meer dan een terechte straf voor hun gulzigheid. Soms overtrof Blommaert zijn voorbeeld zelfs in wreedheid, zoals in zijn versie van de zieke leeuw en de wolf. Reinaart streed voor sociale rechtvaardigheid. Hij kon volgens Blommaert ‘niet verdragen dat aan de groten en de sterken en de rijken meer toegelaten was dan aan de kleinen en de zwakken’ (p. 2). Blommaert waakte er echter wel voor onfatsoenlijk te worden. Als in zijn bron staat dat de vos stront naar een boerenknecht gooide, werd dat bij hem een kluitje aarde. Spot op de geestelijkheid heeft hij - dat is welhaast vanzelfsprekend voor de jaren vijftig - niet overgenomen in zijn bewerking. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 100]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Voorafgaand aan Blommaerts bewerking staat een hele korte historische situering die de waarde van de Reynaertverhalen aan de lezer duidelijk maakt. Deze paratekst, zoals de technische term luidt, is gebaseerd op zijn lezing van zijn belangrijkste bron, het boek van De Keyser.Ga naar eind15 Omstreeks 1200 zouden de verhalen over Reynaert de vos al te boek gesteld zijn in Frankrijk. Blommaert verwees hier naar de Roman de Renart. De Vlaamse vertellers, ging hij verder, luisterden de verhalen af en verkondigden dat zij niet onderdeden voor de Fransen. Zo verscheen Reynaert de Vos in het Vlaams en een van hen heeft er omstreeks 1250 een heel boek over geschreven. Daarna zijn er nog allerlei verhalen, ‘schone en lelijke’, aan toegevoegd ‘tot de mensen niet meer onderscheidden wat nog aan de echte Reinaart toebehoorde en wat er bijverteld was’ (p. 2). Dacht hij hier aan het tweede deel van Reynaerts historie? Ook zijn bron De Keyser beschouwde deze bewerking als inferieur en minder humoristisch.Ga naar eind16 In de ‘echte’ Reynaertverhalen was de vos volgens Blommaert een echte grappenmaker, een deugniet. ‘Reinaart’ had in zijn visie een groot rechtvaardigheidsgevoel en had samenwerking hoog in het vaandel staan. ‘Daarom is Reintje de Vos een bekende held uit onze vertelschat geworden en daarom houden alle Vlaamse mensen heel veel van hem’ (p. 2). In Blommaerts vertelling spande Reinaart zich dan ook in om rechtvaardigheid en orde te bewerkstelligen. Voor Blommaert was Reynaert niet meer dan een grappenmaker, ‘de plezierigste kwapoets’, ‘maar hij was geen lelijke leugenaar en geen gemene bedrieger’ (p. 2). Tegen de door De Keyser vermelde opvatting dat Reynaert een ‘doortrapte’ en, ‘een lage, listige schurk’ die desondanks sympathiek isGa naar eind17, keerde Blommaert zich expliciet in zijn voorwoord: ‘[Reinaart] smulde soms wel haasjes, kippen en konijnen op, of maakte andere dieren buit, maar toch was hij niet bloeddorstig, en nooit werd hij een valse rover of een laffe moordenaar’ (p. 2). Blommaert geeft ook een diepere reden waarom zijn ‘Reinaart’ net als de ‘echte’ Reynaert een jager is. Het is de taak van de vos om de wildstand op peil te houden, om zo te voorkomen dat er te veel konijnen komen die al het gras opeten. Voor De Keyser was Reynaert nog een schurk die desondanks de sympathie opwekt, een schelm dus, doordat hij de spot drijft met de hoofse cultuur. Reynaert gebruikte schone woorden, maar hij was onoprecht. Wat Reynaert sympathiek maakte, was dat hij zich een goed vader en echtgenoot toonde. De vos nam het op tegen zijn leenheer en brak de vrede om voor zijn gezin te zor- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 101]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gen.Ga naar eind18 Blommaert verdisconteerde de middeleeuwse context niet en maakte van Reynaert een bordkartonnen figuur, een ‘slimme deugniet’ (p. 2), die zorgde voor zijn familie en streed tegen de machtigen. Niettegenstaande de wreedheden die de vos ook in Blommaerts hervertelling beging, bleef hij daarom voor hem in essentie een positieve figuur die de geest van het volk belichaamde. Stijn Streuvels schreef al dat de afstammelingen van Reynaert in Vlaanderen wonen,Ga naar eind19 en Blommaert sloot zich bij deze traditie aan toen hij in het slot van zijn verhaal vertelde dat Reynaert nu in Vlaanderen woont. De motivatie van Blommaert om de Reynaertverhalen te bewerken voor kinderen ligt in het vaak voorkomende idee dat kinderen kennis moeten maken met de Vlaamse cultuur. Blommaert verbond daaraan ook de overdracht van ‘eeuwenoude’ Vlaamse normen en waarden.Ga naar eind20 Het ging hem er minder om kinderen in aanraking te brengen met een literair meesterwerk, daarvoor is zijn stijl te weinig literair en zijn de karakters niet genoeg uitgewerkt. Zijn bedoeling was het om kinderen in de Vlaamse cultuur te initiëren (die bij nadere beschouwing toch voor een belangrijk deel ook schatplichtig was aan de Franse fabeltraditie van La Fontaine). Blommaert zag zichzelf in de traditie van Vlaamse verhalenvertellers staan. Het ging hem er niet om of wat hij vertelde precies in overeenstemming met het voorbeeld was; wat hij in de eerste plaats wilde, was wat hij als de geest van de verhalen zag, doorgeven aan een volgende generatie. Mogelijk stelde hij zich ook voor dat volwassenen het verhaal op een creatieve manier voorlazen, zouden aanvullen en van uitleg voorzien. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Blommaert en de KoningskwestieIn dierenverhalen kan de aard van de mens verbonden worden met de waan van de dag. Dat gold denkelijk al voor Van den vos Reynaerde - al is niet iedereen het daarmee eens -Ga naar eind21 en zeker voor bewerkingen als die van Felix Timmermans, L.P. Boon en de Suske en Wiske-adapatie van de Reynaert.Ga naar eind22 Blommaerts Reynaertbewerking kreeg een extra betekenis doordat de lezer uit 1950 het verhaal direct kon relateren aan de politieke omstandigheden van zijn eigen tijd. Zoals bekend was de Belgische samenleving na de Tweede Wereldoorlog zeer verdeeld over de vraag of Leopold III het ambt van koning weer kon uit- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 102]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
oefenen. De katholieken waren voorstander van een terugkeer, de socialisten tegen. Als compromis stelden zij voor dat de minderjarige Boudewijn zijn vader zou opvolgen, maar dat was voor de katholieken niet aanvaardbaar. Na een (omstreden) volksraadpleging in maart 1950 bleek dat maar een zeer krappe meerderheid voor de terugkeer van de koning was, maar de katholieke regering verzocht de koning terug te keren. Toen Leopold zijn ambt weer opnam, liepen de gemoederen uiteindelijk zo hoog op dat er stakingen uitbraken en bij een betoging enkele doden vielen. België dreigde af te glijden naar anarchie. Snel werd besloten dat de twintigjarige Boudewijn de koning zou worden, waarna de rust terugkeerde na zijn troonsbestijging op 11 augustus 1950.Ga naar eind23 Hoe hoog de emoties opliepen blijkt wel uit de allusies die in populaire krantenstrips op de kwestie gemaakt werden. In Nero en Suske en Wiske zijn verwijzingen naar de beladen politieke toestand te vinden. Zo is in de originele versie van De Stalen Bloempot (oorspronkelijk verschenen in De Standaard tussen 17 mei 1950 en 22 september 1950) te lezen dat De Stalen Bloempotters niet willen dat de koning terugkeert.Ga naar eind24 Ook Blommaert maakt in zijn Reynaertbewerking toespelingen op de actualiteit van de Koningskwestie. In zijn verhaal wilde de jonge leeuw zijn vader niet opvolgen en de oude leeuw bekende dat hij misschien fouten had gemaakt. Het zijn betekenisvolle toevoegingen aan zijn bron. In de Koningskwestie had Blommaert een duidelijk standpunt. Een koningshuis was volgens hem de beste waarborg voor het handhaven van recht en orde. Leopold was echter niet meer geliefd bij zijn onderdanen en had zijn gezag verloren. Zijn minderjarige zoon Boudewijn kon, wilde of mocht hem niet opvolgen. Zonder koning zou België in een chaos terechtkomen en het land vervallen tot een wildernis, waar het recht van de sterkste geldt. Blommaert was een fervent verdediger van het Belgische vorstenhuis. Vergelijkbare opvattingen van Blommaert zijn ook terug te vinden in het schoolboekje waar hij de weldadige invloed van koning Leopold II in Congo loofde. ‘Koning Leopold II was de beste en edelste verdediger van de zwarte volkeren in het verre Afrika. Die slavenhandel aldaar (...) dat vond Leopold II laf en onmenselijk.’Ga naar eind25 Over de menselijkheid van het optreden van de Belgische vorst had (en heeft) niet iedereen dezelfde mening als de schoolmeester, maar belangrijker in dit verband is de maatschappijopvatting die uit de opmerking spreekt. De Reynaertbewerking van Blommaert had voor volwassenen een dubbele bodem. Hij probeerde de Koningskwestie inzichtelijk te maken door | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 103]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het koninkrijk België te vergelijken met het dierenrijk. Het gevaar van een dreigende burgeroorlog viel uitstekend te thematiseren met behulp van een dierenverhaal, waarin de zieke leeuw optrad als de koning van de wildernis. Door gebruik te maken van fabels konden actuele problemen op een niettijdgebonden, meer algemeen moreel niveau besproken worden. Als de datum van publicatie van Blommaerts Reynaertbewerking niet vermeld was op de titelpagina, zou ons een betekenislaag van het werk volledig ontgaan zijn. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ConclusieBlommaert presenteerde zijn Reynaertbewerking als een bundeling van verhalen die al sinds de middeleeuwen de ronde deden over Reynaert. Naar believen combineerde hij elementen uit deze traditie. De verhalen, die hij terugvond bij La Fontaine, Streuvels en De Keyser, plaatste Blommaert binnen een populair, sterk tijdgebonden, Vlaamsgezind perspectief en gaf er zijn eigen didactische draai aan. Blommaert toonde hoe een ideale samenleving teloorgaat door de ongelimiteerde roofzucht van degenen die de meeste macht hebben. Blommaert ging voor zijn boekje te rade bij de wetenschappelijke publicatie van De Keyser, waar hij echter zeer selectief gebruik van maakte. Hij nam niet over van De Keyser dat Reynaert een ambigue figuur is. De slimme vos bleef voor hem onverdeeld positief door de associaties met de Vlaamse zaak. Voor Blommaert was ‘Reinaart’ de verpersoonlijking van de Vlaming: eerlijk, een strijder tegen onrecht, bereid om samen te werken, en altijd in voor een grap. Toen Blommaert zijn Reinaart de Vos schreef, gleed België af naar anarchie. In zijn Reynaertbewerking trok hij een parallel tussen de dierenwereld en het België van 1950. De boodschap voor kinderen was dat de koning niet respectloos bejegend mocht worden. Volwassenen die de parallel met de actuele politieke situatie zagen, konden aan hun kinderen voorhouden, dat het in de echte wereld niet anders toeging dan in Blommaerts dierenverhaal over ‘Reinaart’. De verwijzingen naar de Koningskwestie waren eerder terloops, maar zeker niet mis te verstaan. Blommaert had immers de bewuste keus gemaakt om het verhaal van de zieke leeuw een prominente plaats te geven in zijn Reynaertbewerking. Wat volgde in zijn verhaal is de teloorgang van een paradijselijke samenleving. Of Vlaanderen hetzelfde lot beschoren zou zijn als het dierenrijk viel echter nog te bezien. In Vlaanderen leefde de geest van ‘Reinaart’ voort die weerstand kon bieden aan de desintegrerende krachten die het land bedreigden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 104]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Blommaert staat in een lange, nog nauwelijks onderzochte, literaire traditie waarin fabels ingezet worden om de eigen tijd moreel te duiden. De literaire technieken die Blommaert gebruikt om zijn boodschap over te brengen zijn naar mijn mening niet veel anders dan die van ‘Willem die Madocke maecte’. Het is een uitdagend idee dat Willem net als Blommaert de Reynaertmaterie combineerde met dierenfabels om zo een ‘koningscrisis’ c.q. opvolgingscrisis in het middeleeuwse Vlaanderen te helpen bezweren. Al geloof ik niet dat Reynaert voor Willem een even positief karakter was als ‘Reinaart’ voor Blommaert. |
|