Tiecelijn. Jaarboek 11 (jaargang 31)
(2018)– [tijdschrift] Tiecelijn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 107]
| |
Vrede en vossenstreken
| |
[pagina 108]
| |
Ze zullen hem niet hebben,
de pels van Reintje Vos,
zolang de vos zijn haren
en nog zijn streken heeft. (p. 24)
Op weg naar het hof zegt Reynaert zijn biecht. Dit is het enige berijmde gedeelte van de tekst, verder is de tekst in proza. Het is zeker geen berouwvolle biecht. Reynaert eindigt met de woorden: Ik ben geen kwezel geweest,
ik ben geen ezel geweest,
Maar een vos fel en echt
(...) daar komt ge mee voor het gerecht. (p. 26-27)
Aan het hof wordt Reynaert berecht. Tijdens het uitspreken van de aanklacht blijkt hoe hypocriet koning Nobel wel is. Koning Nobel merkt op dat everzwijn goed smaakt, vraagt of een eekhoorntje niet bitter smaakt en verbaast zich erover dat hij twee raven opgepeuzeld heeft, daar zit bijna geen vlees aan (p. 28-29). Na Reynaerts veroordeling weet de vos te ontsnappen aan de strop door een verhaal op te hangen over de schat van Kriekeputte. Teruggekomen in Malpertuus constateert Reynaert cynisch: Vrede noemen ze dat, wapenstilstand. En omdat er vrede is zou ik niet meer mogen jagen en geen vlees meer eten. Vos is vos. God heeft ons vos geschapen en als vos zullen we leven. (p. 35-36) Reynaert en zijn gezin vertrekken naar een vrij land. Hoe vaak dit poppenspel is opgevoerd, heb ik niet kunnen achterhalen, maar zeker is dat deze Reynaertbewerking van Walschap het nodige succes heeft gekend. In de lente van 1957 werd een opvoering op tv uitgezonden door de voorloper van de BRT, het NIR, die door critici gunstig werd ontvangen. ‘“Reinaart De Vos” van Gerard Walschap betreft niet enkel een schitterend speelstuk maar ook een artistieke aanwinst voor het poppenspelrepertoire’.Ga naar eind2 Het jaar daarop werd het in Brussel driemaal gespeeld tijdens de wereldtentoonstelling en zeker ook nog eenmaal in Luik. In mei 1969 werd het viermaal gespeeld in het Mechelse poppentheater Opsinjoorke. Waarschijnlijk ging het om schooluitvoeringen. Voor de plaatsbespreking moest men zich namelijk wenden tot de Dienst Onderwijs van het Mechelse stadhuis.Ga naar eind3 Een ander marionetten- | |
[pagina 109]
| |
theater, theater Houtekop, heeft het stuk opgevoerd eind jaren zestig, begin jaren zeventig toen het klassieke sprookjes en verhalen bracht. Bij een van de voorstellingen was Gerard Walschap zelf aanwezig.Ga naar eind4 Ook tijdens de Reynaertfeesten van 1971 is het opgevoerd in Sint-Niklaas.Ga naar eind5 Het succes kwam duidelijk voort uit de combinatie van de status van het verhaal als cultureel erfgoed met de literaire kwaliteit van Walschaps bewerking. In het vorige jaarboek stelde de Antwerpse hoogleraar Kris Humbeeck een aantal relevante vragen over het poppenspel Reynaert de Vos van Gerard Walschap. De plaats van dit korte werkje binnen het oeuvre van Walschap is hem niet geheel duidelijk, vooral omdat niet bekend is wanneer het werk precies geschreven is.Ga naar eind6 De uitgave is niet vergezeld van enige uitleg over waar en waarom Walschap deze tekst geschreven heeft, of het spel al eerder opgevoerd is, welke uitgave van het Reynaertverhaal Walschap gebruikte als brontekst en hoe hij die geïnterpreteerd heeft. Op deze vragen valt een antwoord te geven door gebruik te maken van de tekst zelf, een artikel van Walschap over Reynaert en digitaal toegankelijke krantenartikelen. | |
DateringReynaert de vos is in 1954 gepubliceerd in het tijdschrift Het Poppenspel, waar Louis Contryn de drijvende kracht achter was. Walschap schreef in hetzelfde jaar aan de vader van Louis, Jef Contryn, dat hij het werkje vele jaren geleden op zijn verzoek geschreven heeft. Voor een inleiding bij de publicatie zou Walschap het nog eens grondig moeten herlezen.Ga naar eind7 De vraag is wat vele jaren geleden is. Eind januari 1942 meldde de Nederlandse krant Het Vaderland dat het ‘Vlaamsch Instituut ter bevordering van de Volksdans’ (VIVO), een brochure uitgegeven heeft over het poppenspel. Walschap heeft dan al een poppenspel gemaakt van Faust en zijn bewerking van de Reynaert is nog niet voltooid.Ga naar eind8 In 1939 en 1940 waren verschillende luisterspelen van Walschap voor de radio uitgezonden, waarvoor hij samenwerkte met Jozef Contryn en waarschijnlijk was ook de toneelspeler Willem Rombauts erbij betrokken, die eveneens verbonden was aan de radio. Op 9 februari 1940 werd met groot succes een bewerking van de Faust uitgezonden, waarna nog twee luisterspelen uitgezonden zouden worden, maar na juli 1940 moest Walschap noodgedwongen stoppen met deze lucratieve opdrachten. De bezetter verordonneerde dat de radiomedewerkers hun teksten zelf moesten schrijven.Ga naar eind9 | |
[pagina 110]
| |
Zijn vriend Jozef Contryn was toegetreden tot DeVlag, de Deutsch-Vlämische Arbeitsgemeinschaft, een organisatie die de Duitse bezetter meer dan ter wille was.Ga naar eind10 De nazi's waren de volkskunst van het poppenspel welgevallig en Contryn epateerde de bezetter door het poppenspel nieuw leven in te blazen. Walschap ondersteunde die plannen, maar zeker niet vanuit een fascistische ideologie.Ga naar eind11 Op 29 maart 1941 hield Walschap een lezing over ‘Het poppenspel in de kunst’.Ga naar eind12 Later in hetzelfde jaar publiceerde hij een artikel over Reynaert in Dietsche Warande & Belfort. Daarin schreef hij dat hij ‘onlangs’ het verhaal van Reynaert de vos bewerkt heeft tot ‘een hoorspelletje’, let wel geen poppenspel, voor kinderen.Ga naar eind13 Dit geeft de indruk dat zijn hoorspelbewerking toen al voltooid was. In de eerste maanden van 1942 zal dan de tekst bewerkt zijn tot het poppenspel, maar hoeveel hij of iemand anders er nog aan veranderd heeft, is niet duidelijk. Half april 1942 beleefde Walschaps poppenspel Reynaert de Vos zijn premiere in Mechelen. Het wordt tijdens de ‘4de Nationale Kultuurdagen’ uitgevoerd door het ‘Spelleken van Uilenspiegel’ onder leiding van Jozef Contryn. In de Vooruit van 15 april staat een kort verslag, waaruit blijkt dat de eerste opvoering geen onverdeeld succes was. Het Mechelse stadsbestuur had de Stadsschouwburg ter beschikking gesteld voor schoolvoorstellingen. De eerste voorstelling was voor jongens en verliep nogal rumoerig, maar bij de tweede voorstelling die voor meisjes was, was de tekst beter te verstaan. Pas toen werd het de recensent duidelijk dat Walschaps bewerking eerder voor grote mensen dan voor kinderen bedoeld was. Hij was erin geslaagd de geest van Willems tekst, de bespotting van de middeleeuwse maatschappij, buitengewoon goed te transponeren naar de eigen tijd, schreef de krant.Ga naar eind14 Walschap hield niet van actuele toespelingen, schreef hij aan Contryn in 1954, toen hij deze vroeg om een inleiding bij de publicatie van het Reynaertpoppenspel. De tekst van zijn poppenspel Faust werd ontsierd door allusies op de actualiteit, vond hij. In de uitgave van 1949 zouden die door Willem Rombauts zijn toegevoegd en hij vreesde dat Rombauts dat weer ging doen. De brief geeft de indruk dat vele handen zich met de tekst van zijn Reynaert hadden beziggehouden en hij die niet meer beschouwde als zijn eigen tekst.Ga naar eind15 De allusies bevestigen het vermoeden dat het stuk geschreven is begin 1940. De tekst van zijn poppenspel bevat een drietal verwijzingen naar de eerste helft van de twintigste eeuw, die mogelijk niet alle van Walschap zelf afkomstig | |
[pagina 111]
| |
zijn. Het poppenspel zal door Walschap in 1954 niet meer herzien zijn, want anders had hij deze toen obsoleet geworden verwijzingen zeker geschrapt. De eerste verwijzing vormt een integraal deel van het verhaal en is daarom denkelijk wel van Walschap. In de klacht van het hondje Courtois worden de taaltoestanden op de hak genomen. ‘Sire, 't is ik wil kloag over dien renard. Sire, 't is dien activist heeft mij ne weust afgepak’ (p. 3). Koning Nobel begrijpt het hondje niet omdat het geen goed Vlaams spreekt en wil daarom de klacht niet in behandeling nemen. Het Franstalige hondje wordt belachelijk gemaakt door het Nederlands dat hij probeert te spreken. ‘Activist’ wordt hier gebruikt in de betekenis van een Vlaamsgezinde die collaboreert met de bezetter. De vroegst mogelijke datum is 1932, want vanaf dat jaar zou in Vlaanderen alleen Nederlands gebruikt worden bij het bestuur.Ga naar eind16 De omschakeling naar het Nederlands verliep echter moeizaam. De eerste maanden van de bezetting lijken eerder in aanmerking te komen. In ‘de wondere zomer van “40” hoopten veel flaminganten dat het Frans verder werd teruggedrongen in Vlaanderen’.Ga naar eind17 De tweede verwijzing is wanneer Reynaert spreekt over de schat. De vos kan niet zeggen hoeveel die waard is vanwege de devaluaties (p. 32). Dat is een verwijzing naar het verlaten van de gouden standaard in 1935, de koppeling van de frank aan de rijksmark in mei 1940 en de daaropvolgende devaluatie in juli 1940, waardoor de Belgische frank aan waarde verloor.Ga naar eind18 Deze toespeling kan dus niet ouder zijn dan 1940. De laatste verwijzing refereert ondubbelzinnig aan de bezetting. Tibeert, Bruun en Isegrim worden in Schutzhaft genomen (p. 32). Schutzhaft was een term waarmee het zonder gerechtelijke uitspraak arresteren en gevangenzetten van personen werd aangeduid. Het meest waarschijnlijke scenario is dat Walschap zijn Reynaertbewerking schreef in de eerste helft van 1940 als een hoorspel, het werk liet liggen na juli toen zijn radiowerkzaamheden stilvielen en hij (of een ander) het stuk omwerkte tot een poppenspel in de eerste helft van 1942. In 1942 beleefde het hoorspel dan zijn premiere als poppenspel in Mechelen. | |
Walschaps interpretatie van het middeleeuwse begrip ‘vrede’Paul de Mont maakte voor zijn toneelstuk Reinaert de Vos gebruik van de berijmde vertaling van J.F. Willems, waarschijnlijk in de schooluitgave van C. Lindemans.Ga naar eind19 De bewerking van Walschap daarentegen maakt gebruik ‘van | |
[pagina 112]
| |
den ouden tekst’.Ga naar eind20 Dat is tekenend voor zijn pretentie om de middeleeuwse geest van het verhaal weer te geven. Walschap kende de middeleeuwse tekst in de Nederlandse schooluitgave uit de reeks ‘Van alle tijden’. Hij verwees in zijn artikel uit 1941 naar de inleiding van Jan Ligthart die tot in de zesde druk uit 1926 in de uitgave te vinden wasGa naar eind21, maar waarschijnlijk heeft hij de door D.C. Tinbergen bewerkte achtste druk uit 1937 met de uitgebreide woordverklaring als brontekst gebruikt.Ga naar eind22 Deze brontekst vertaalde hij niet slaafs, maar hij bewerkte die op een zeer vrije wijze. Zo plaatste hij het begrip ‘vrede’ op de voorgrond. In de middeleeuwse tekst wordt het afkondigen van ‘sconinx vrede’ terloops genoemd, de bewerking van Walschap opent met de verlenging van de door koning Nobel het jaar ervoor afgekondigde vrede.Ga naar eind23 Walschap vertaalde het begrip ‘vrede’ met ‘wapenstilstand’ (p. 2). Voor die verklaring moet hij een beroep gedaan hebben op wetenschappelijke kennis. In de editie van Ligthart en Kaakebeen is het woord ‘vrede’ nog niet toegelicht. Pas in de door Tinbergen verzorgde achtste druk is als verklaring bij ‘binnen sconinx vrede’ (vers 140) te lezen ‘binnen de tijd waarvoor de koning “vrede (rechtszekerheid) en geleide” (bescherming, veiligheid) heeft afgekondigd; enige dagen voor en na een hofdag moesten veten worden gestaakt, opdat iedereen er zich ongemoeid heen kon begeven.’Ga naar eind24 Het Middelnederlandsch Woordenboek geeft als betekenis voor vrede ‘wapenstilstand’, overigens zonder hier het betreffende citaat uit de Reynaert te vermelden.Ga naar eind25 In het daarop gebaseerde Middelnederlandsche handwoordenboek is afgezien van citaten.Ga naar eind26 Walschap moet dus op de betekenis van dit woord gestudeerd hebben en denkelijk zowel het (hand)woordenboek als de editie Tinbergen geraadpleegd hebben. Wapenstilstand is een redelijk adequate vertaling voor wat in de Reynardus vulpes aangeduid wordt met het Latijnse woord ‘treuga’, waarin het moderne Franse woord ‘trêve’ te herkennen is.Ga naar eind27 Veel later geven Lulofs en ook Bouwman en Besamusca in hun editie kortweg als verklaring ‘wapenstilstand’.Ga naar eind28 De koninklijke weg om vrede te brengen was in de middeleeuwen een verbod op wapengeweld af te kondigen, zodat partijen tot een verzoening konden komen op de hofdag.Ga naar eind29 Grimbeert zegt dat Reynaert gedurende dit nieuwe jaar nog geen vlees gegeten heeft; het nieuwe jaar hoefde niet te beginnen met 1 januari. Het was niet ongebruikelijk om het nieuwe jaar te laten beginnen met Pasen. Grimbeert doet het voorkomen alsof Reynaert voor de hofdag met Pinksteren een periode van berouw en inkeer doormaakt die het hem mogelijk zal maken zich te verzoenen met de andere dieren.Ga naar eind30 | |
[pagina 113]
| |
Vergeleken met de middeleeuwse tekst plaatste Walschap de door koning Nobel afgekondigde ‘vrede’ veel meer in het centrum van het verhaal. Hij interpreteerde deze middeleeuwse vrede echter als een permanent verbod op roven, jagen en doden van mededieren, waarbij de vorst zich het geweldsmonopolie toe-eigende. Koning Nobel werd daardoor een absolutistisch vorst, want als het sterkste dier kon hij de wet voorschrijven. Walschap besefte waarschijnlijk niet dat een middeleeuwse vorst eenvoudigweg de macht ontbrak om eigenrichting en vetevoering uit te bannen. Daarin was hij niet de enige en het staat een juist begrip van de middeleeuwse tekst in de weg. | |
Reynaerts verzet tegen Nobels vredeOver de betekenis van de Reynaertfiguur heeft Walschap zich een aantal malen uitgelaten. Toen Jozef Contryn om een inleiding verzocht bij de publicatie van het poppenspel, vroeg Walschap zich af waarom de tekst een inleiding nodig heeft en waarom een inleiding van hem? Hij begrijpt dat het niet gevraagd kan worden aan Willem, die het verhaal in de middeleeuwen opschreef en ook niet meer aan Paul de Mont, die al overleden is, maar misschien wel aan de toneelspeler Willem Rombauts, die al eerder zijn Faust bedorven had. Spottend noemde hij hem ‘dr’.Ga naar eind31 Mogelijk dacht hij dat Rombauts de geest van het oude gedicht verpest had door het verhaal te actualiseren. Het lijkt erop dat Walschap geen zin had een inleiding te schrijven bij een tekst waar Rombauts zich mee bemoeid had. Opmerkelijk genoeg verwees hij in zijn brief niet naar zijn eigen artikel over de Reynaert uit 1941, dat toch als inleiding zou hebben kunnen functioneren. In dit artikel ging Walschap in op de betekenis van het middeleeuwse Reynaertverhaal. Hij keerde zich tegen de interpretaties van Jan Ligthart en Camille Huysmans. Jan Ligthart had Reynaert een schurk genoemd in zijn inleiding van de Reynaerteditie. Walschaps redenering is als volgt: Bij aandachtige lezing begrijpt men gewoon niet hoe de moralisten van het genre Ligthart niet gezien hebben wat eigenlijk het uitgangspunt is van het Reynaertconflict. Dat is eenvoudig de wapenstilstand of algemeene vrede, door Nobel uitgevaardigd voor heel zijn rijk. De dieren mogen elkander dus niet meer bevechten of verslinden.Ga naar eind32 | |
[pagina 114]
| |
Kortom, dat dieren een verbod opgelegd krijgen om te jagen, gaat tegen de natuur in. Vrede ‘is een levensgevaarlijke dwaasheid, een flagrant en tegennatuurlijk onrecht.’ Als roofdieren geen vlees meer eten, sterven ze. Dat geldt zowel voor de vos als voor de leeuw. De vrede die koning Nobel uitgeroepen heeft, is in strijd met het natuurrecht en heeft daarom geen kracht van wet. Reynaert hoeft dan ook geen gehoor te geven aan het bevel van de koning om naar het hof te komen. ‘Reyn blijft thuis. Hij wil niets te maken hebben met de schijnheiligen. Hij komt er dus voor uit dat hij leeft zooals het een vos betaamt. Dat doet hij dapper. Voor de gezanten verbergt hij zich niet. Op eigen kracht verdedigt hij zijn levensrecht energiek: hij wijst ze niet alleen af, maar stuurt ze vernederd terug en hoont in hen den hypocrieten beveler.’Ga naar eind33 Uiteindelijk gaat Reynaert toch naar het hof. Hoe dit gedeelte van het verhaal beoordeeld dient te worden, daar meende Walschap een ander idee over te hebben dan Huysmans. Toen Huysmans tijdens een lezing ter ore kwam dat Nederlandse geleerden Reynaerts gedrag veroordeelden, concludeerde hij dat zij de vos immoreel vonden. Huysmans omschreef de vos als amoreel, iemand die zich niets wenste aan te trekken van wat de wet voorschrijft. Immoreel gedrag is niet onzedelijk wanneer een hoger doel nagestreefd wordt, dan is het zelfs goed te keuren. De middelen die Reynaert gebruikte zijn dan ook beter amoreel te noemen. Hij heeft op zedelijk gebied een ietwat (mijn cursivering) bolsjewistisch-fascistische inslag, aangezien het gedrag van Reynaert in zoverre overeenstemt met deze ideologieën dat ook voor hem het doel de middelen heiligt als het doel niet op een legitieme, democratische wijze te bereiken is.Ga naar eind34 Walschap struikelde erover dat Huysmans van Reynaert een amorele bolsjewist-fascist maakte. Doordat Huysmans' tekst allesbehalve helder is, heeft Walschap zijn redenering verkeerd begrepen. Huysmans zou zich in de lezing van Walschap laten kennen als een christen die de andere wang laat zien en niet als ‘casuïst’ (dat is iemand die zich toelegt op het oplossen van concrete gewetensvragen, een zedenmeester). ‘Hier is de meegaandheid van Kamiel Huysmans, de trouwste vriend, die Reynaert het verst volgt, dus blijven steken. Reynaert mocht volgens hem niet valsch beschuldigen wie hem valsch beschuldigd hadden’.Ga naar eind35 Huysmans zou niet beseffen dat Reynaert zich legitiem gedraagt. Reynaert stond in de opvatting van Walschap in zijn recht, omdat hij zich gedraagt als een vos. Zijn gedrag is niet meer dan zelfverdediging en verzorging van zijn gezin. Voor Walschap was de vos een held die met een joviale lach triomfeerde.Ga naar eind36 Reynaert viel daarom geen amoraliteit te verwijten. | |
[pagina 115]
| |
Op de keper beschouwd, verschilde de opvatting van Walschap echter niet zoveel van die van Huysmans. Ook Huysmans keurde het gedrag van Reynaert goed niettegenstaande de middelen die hij gebruikt. Reynaert was ook volgens hem gerechtigd geweld te gebruiken tegen zijn vijanden. Voor Huysmans waren Reynaerts streken niet afkeurenswaardig, maar moreel juist, aangezien Reynaert er de feodaliteit mee bestreed.Ga naar eind37 Walschap zag net als Marnix GijsenGa naar eind38 en later Anton van WilderodeGa naar eind39 de figuur als de belichaming van de gewone Vlaming: Heeft nu dit dierenverhaal in Willem's bedoeling een tweede beteekenis, dan kan deze niet anders zijn dan een satire op de machtigen, die met schijnheilige wetten hun onderdanen het leven onmogelijk maken en een verheerlijking van den minderen man, het volk, dat zich op eigen kracht door alles heen slaat, zijn verdrukkers verneukt en nekt en weet te leven, driest, trotsch, triomfant, vrij.Ga naar eind40 Dit citaat strookt niet met de interpretatie van Humbeeck, die Walschaps Reynaert interpreteert als een individualist die zijn tong uitsteekt naar de altijd volgzame Vlamingen.Ga naar eind41 Reynaert lijkt in Walschaps opvatting veel meer op Houtekiet, het hoofdpersonage uit Walschaps gelijknamige roman uit 1939. Walschap zag Reynaert net als Houtekiet als een figuur die zich verzette tegen de machthebbers. Walschaps biograaf Jos Borré schrijft dat Walschap in de tijd dat hij Houtekiet schreef, droomde van een manifest dissidente gemeenschap, die hecht aaneengesloten en gelijkgestemd was.Ga naar eind42 Beide werken getuigen van eenzelfde soort geest van verzet en vitalisme. | |
Walschap nuIn welke mate Walschaps beeld van de Reynaertfiguur doorgewerkt heeft, is moeilijk na te gaan. In ieder geval vermeldde De Keyser hem en Huysmans in de literatuurlijst van zijn in Vlaanderen veelgebruikte Reynaertuitgave. De Keyser schetst in zijn inleiding een positief beeld van Reynaert als een ‘onverbeterlijke spot- en geluksvogel’, die zich op listige wijze weet te onttrekken ‘aan de verplichtingen en de sancties van de feudale dierenmaatschappij’.Ga naar eind43 Hierin mag men de invloed ontwaren van Walschap en Huysmans, die de Vlaamse visie afbakenden tegenover Nederlandse moraalridders die de vos laakten. Die laatste visie is | |
[pagina 116]
| |
ook in Vlaanderen dominant geworden, getuige de derde plaats die Reynaert in 2007 kreeg bij een verkiezing voor de grootste snoodaard in de letteren.Ga naar eind44 En toch blijft de visie van Walschap zijn aantrekkingskracht behouden. In de onlangs verschenen aflevering van het tijdschrift Nummer 9080, gewijd aan ‘Lochristi en Reynaert de vos’ refereert Ann de Wit aan een lezing waar de spreker werd geïnspireerd door de visie van Walschap. De niet nader genoemde spreker betoogde dat de door koning Nobel uitgevaardigde vrede kunstmatig was. Het verbod op het eten van vlees gaat geheel tegen de aard van de vos in, die dan ook wel de wetten moet overtreden.Ga naar eind45 De Gentse literatuurhistoricus Reynaert heeft zich er eveneens over verwonderd dat Reynaert het eten van kippen verweten wordt.Ga naar eind46 Dat heeft de discussie weer doen oplaaien over het karakter van de vos. Een vraag die ook door moderne theatermakers moet beantwoord worden. Volgend jaar, in 2019, zal Walschaps Reynaert de vos gespeeld worden door het Marionettentheater Kallemoeie in Oostende. Dit marionettentheater ‘bezit een 10-tal marionetten uit de verhalen van Reinaert De Vos’, zo meldde Jan Hostyn het Reynaertgenootschap. |
|