Tiecelijn. Jaarboek 2 (jaargang 22)
(2009)– [tijdschrift] Tiecelijn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 290]
| |
ArtikelDe val van een onwaardige priester
| |
[pagina 291]
| |
Hun mening hebben de auteurs herhaald in hun nieuwe Engelse editie van de Reynaert.Ga naar eind4 Het is opmerkelijk dat zij daarbij niet vermeld hebben dat de interpretatie van het slot ter discussie staat. Frits van Oostrom heeft een meer gedempte verklaring voorgesteld. Hij gelooft niet dat de laatste regel van het verhaal, ‘ende maecten pays van allen dinghen’ (A 3469),Ga naar eind5 zwanger zou zijn van onheil. Een dergelijke interpretatie van neutrale regels lijkt hem te modern. De Reynaert eindigt niet in chaos. Firapeel herstelt de orde aan het hof, maar niet de legitimiteit van de macht. ‘Het [verhaal] moet voor de in gezagsgetrouwheid gestaalde middeleeuwers tot de grens zijn gegaan van wat men uit een boek mocht halen’, schrijft Van Oostrom.Ga naar eind6 Die visie was voor een deel gebaseerd op mijn artikel Vrede en pays in Van den vos Reynaerde. Een lezing van het slot tegen de achtergrond van de hoofse opvattingen.Ga naar eind7 Hierin betoogde ik dat er geen dwingende redenen zijn om het einde van de Reynaert te lezen als de ondergang van het rijk van koning Nobel.
Vorig jaar heeft Jef Janssens zich in het debat gemengd over de interpretatie van de laatste tachtig verzen van de Reynaert. Reynaerts historie is óók voor hem het bewijs dat het rijk van koning Nobel niet instort. Aan de vete tussen koning Nobel en zijn baronnen kwam een einde door het maken van pays. Janssens meent dat de literaire fijnproevers onder het geïntendeerde publiek de laatste regel op een ‘moderne’, ironische manier hebben begrepen. Zij interpreteerden dat de afgesloten pays enkel en alleen op het eerste gezicht geruststellend was, maar in werkelijkheid een schijnvrede bleek te zijn. Het hof is er niet beter op geworden. De edelen aan het hof hebben zich laten kennen als beesten, Grimbeert en zijn verwanten zijn gevlucht voor de schande, van Cuwaert is enkel de kop aanwezig en Belijn en de zijnen zijn het slachtoffer geworden van de zoen tussen de koning en zijn baronnen.Ga naar eind8 Grimbeert en Cuwaert spelen geen rol meer in het slot. Cruciaal voor de interpretatie van het slot is het lot van Belijn, de hofkapelaan van koning Nobel. Zijn lot is voor Janssens het ‘bewijs’ dat het slot dubbelzinnig ironisch gelezen werd door het primaire publiek.
Naar mijn mening zijn er te weinig argumenten naar voren gebracht om het slot dubbelzinnig te lezen. Het slot van een literair meesterwerk hoeft niet polyinterpretabel te zijn. De Max Havelaar is een voorbeeld van literair werk waarvan het slot een ondubbelzinnige betekenis heeft. Dat het laatste vers van de Reynaert dubbelzinnig, ironisch gelezen moet worden, bevreemdt me. Het is namelijk de auctoriale verteller die de laatste woorden zegt. De uitspraken van de verteller zijn doorgaans bedoeld om de situatie te doorzien, zo heeft Paul | |
[pagina 292]
| |
Wackers opgemerkt. Janssens is het daar niet mee eens, omdat de dichter al in de proloog zou waarschuwen dat zijn vertellen ‘dubbelzinnig’ is: ‘lees, maar het betekent niet wat er staat’.Ga naar eind9 In mijn opvatting hoeft de proloog niet dubbelzinnig gelezen worden. De dichter bestemt daarin zijn werk voor een publiek dat hoofs wil leven door de eer te betrachten. (A 35-37). Door die uitspraak stuurt de dichter de receptie van het werk. Het thema van de Reynaert is dan ook niet taal, macht of recht, hoewel die zeker belangrijk zijn in het verhaal, maar eer en schande aan het hof.
Fabels en andere dierenverhalen zijn exempla. Ze werden aan het hof gebruikt om een politieke situatie te duiden en bespreekbaar te maken. Bekend is hoe de Ménestrel de Reims een vossenverhaal verbond met de strijd tussen de Avesnes en de Dampierres. Er zijn redenen om aan te nemen dat de Reynaert omstreeks 1250 geschreven is voor het Vlaamse hof. Waarschijnlijk heeft de inhoud van de Reynaert iets te maken met de politieke situatie in Vlaanderen, maar het blijft voor een belangrijk deel speculatie naar welke specifieke gebeurtenissen en situaties de dichter verwijst.Ga naar eind10 Wat dat betreft lijkt het lezen van de Reynaert veel op het luisteren naar een oudejaarsconference van Wim Kan uit de jaren zestig door Vlamingen.
De kracht van de Reynaert school erin dat de inhoud de toenmalige actualiteit oversteeg: het gelegenheidswerk is een echte klassieker geworden. Het verhaal werd bijzonder geschikt gevonden voor het onderwijs, omdat het gelezen kan worden als een fabel die menselijke zwakheden en ondeugden toont. In de vijftiende eeuw zijn aan het verhaal moralisaties toegevoegd, die we overigens alleen kennen uit latere drukken. Ze zijn vaak algemeen geformuleerd, zodat ze weer kunnen worden toegepast op de eigen situatie. In de vijftiende- en zestiende-eeuwse drukken functioneert het verhaal niet meer binnen de context van het hof, maar vooral als een agogische (school)tekst.Ga naar eind11
Door het verhaal te lezen als middeleeuwse hofliteratuur kan een middenweg gevonden worden tussen algemeenheid en specificiteit. In mijn onderzoek probeer ik de Reynaert te interpreteren door de tekst te lezen tegen de middeleeuwse achtergrond: een wereld waar eer en schande, wraak en verzoening en hoofsheid sleutelbegrippen zijn. Noties over hoofsheid, wraak en verzoening werden door een veel breder publiek gedeeld dan alleen het geïntendeerde publiek aan het Vlaamse hof. Eer en schande waren niet alleen daar belangrijk. De regels en gewoonten van het hof drongen diep door in de samenleving. Het hof was een sociale organisatievorm die model stond voor de samenleving. Zoals blijkt uit | |
[pagina 293]
| |
de woorden courtoisie, courtesy, Höflichkeit en ons heusheid, dat afgeleid is van het Middelnederlandse hovescheit. Het hof was, misschien niet alleen in de middeleeuwse voorstelling, een beeld van het ideale samenleven.Ga naar eind12
De inspiratie voor mijn benadering komt vanuit de historische antropologie. Veel aandacht is er in deze benadering voor de manier waarop sociale relaties vorm gegeven worden en voor ‘law in action’.Ga naar eind13 Tot de voortrekkers daarvan behoren Gerd Althoff en Frederic Cheyette. Althoffs artikelen zijn gebundeld onder de veelzeggende titel Spielregeln der Politik im Mittelalter. Kommunikation in Frieden und Fehde. Cheyette schreef het invloedrijke artikel Giving each his due over de veranderingen in het rechtssysteem omstreeks 1250. ‘Before [this date] conflicts are settled by arbitration or compromise when not by violence.’ Beide partijen moesten tevreden gesteld worden. Daarna ontstond een professioneel, onpersoonlijk rechtssysteem, waar overleg van bewijs en getuigenverhoor doorslaggevend waren voor een objectief oordeel.Ga naar eind14 Van dat professionele rechtssysteem is in de Reynaert nog weinig te merken, hoewel getuigenbewijs een rol speelt (A 1877: ‘Proufden si met goeden orconden’). Veeleer wordt in het verhaal gestreefd naar verzoening of wraak, dan naar bestraffing van de misdaad. Volgens de hoofse opvatting was het lovenswaardig te streven naar pays, verzoening tussen vijanden. De Reynaert besluit met het maken van pays.
Door de eindeloze opeenvolging van vetes, verzoeningen, en het weer verbreken van de pays thematiseren de verhalen rondom de vos het gemis aan vrede, veiligheid en stabiliteit in de middeleeuwse samenleving. Dat is zo vanaf de oudste branche van de Roman de Renart. In de proloog van Branche II belooft de verteller zijn publiek een nog nooit gehoord verhaal over de grote ‘guerre’ tussen Renart en Isengrin.Ga naar eind15 Dierenverhalen waren bij uitstek geschikt voor dit thema.
De oorzaak van de voortdurende vetevoering werd niet gezocht in institutioneel onvermogen, maar in een verkeerde mentaliteit: beestachtig gedrag. De mens onderscheidde zich van het dier door onzelfzuchtig handelen, maar zijn natuur, zijn aard, was in wezen hetzelfde als die van dieren, was de opvatting. De Parijzenaars sloeg de schrik om het hart toen de Vlaamse graaf Frankrijk binnenviel als ‘een briesende leeuw’. Zijn woede was in wezen even mateloos als die van Koning Nobel toen die ontdekte bedrogen te zijn door Reynaert (A 3383-3389). Beestachtig gedrag is menselijk.Ga naar eind16 | |
[pagina 294]
| |
Belijn, een onschuldig lam?De visie die Bouwman in zijn dissertatie ontwikkeld heeft, is in een Nederlandstalige en inmiddels ook in een Engelstalige editie vastgelegd. Die edities zijn de basis voor het Reynaertonderzoek. Vandaar dat die visie het vertrekpunt is voor een nadere beschouwing van het slot. De pays die de luipaard Firapeel maakt tussen koning Nobel en zijn baronnen Bruun en Isegrim, zou gezien moeten worden als een omkering van het Jesajaanse vredesvisioen. Bouwman en Besamusca sluiten zelfs de mogelijkheid niet uit dat Belijn functioneert als zondebok.Ga naar eind17 Deze visie heeft haar wortels in bijdragen van Heeroma en King. Voor Heeroma verkeert de paradijsvrede die koning Nobel geboden had in zijn tegendeel. De vrede die koning Nobel afgekondigd had, bleek niets te betekenen. King verbond in 1977 als eerste het Jesajaanse vredesvisioen met het slot van de Reynaert.Ga naar eind18 In de Bijbelvertaling van 1360 luiden de verzen uit Jesaja, 11, 6-7, als volgt: Die wolf sel wandelen mitten lamme ende die lupaert mitten hoekenen, ende dat calf selre mede leggen, ende die liebaert ende dat scaep sellen te gader woenen, ende een cleine kijnt selse driven.Ga naar eind19
De overeenkomsten tussen deze passage en het slot van de Reynaert liggen niet direct voor de hand. Het gaat in het slot niet over een kalf en een schaap, of lammeren en bokjes. Lammeren en bokjes komen wel elders in het verhaal voor (A 2075-2085). In plaats van een lam en een schaap is er sprake van een ram.
Het mannetjesdier heeft in de middeleeuwse bestiaria een heel ander karakter dan het schaap. In Der naturen bloeme contrasteert Maerlant het zachtaardige schaap met de agressieve ram. Van alle dieren die er zijn is het schaap ‘dat sochtste dat men vint’. Het zoetste, dus het meest vredelievende. De ram daarentegen heeft een worm in zijn kop die hem gram maakt. Die worm zorgt ervoor dat hij zijn soortgenoten op de hoorns neemt. Met de koppen tegen elkaar zien we rammen ook afgebeeld op miniaturen.Ga naar eind20 De ram heeft in de bestiaria zeker niet het imago van een vreedzaam dier. De associatie van het slot met het Jesajaanse vredesvisioen kan dus niet onderbouwd worden met een beroep op de middeleeuwse bestiaria. | |
[pagina 295]
| |
Ook de woorden van Firapeel dat de ram overgeleverd is aan de beer en de wolf van ‘nu toten domsdaghe’ (A 3443), kunnen niet worden gelezen als een verwijzing naar het laatste oordeel. Dat recht is hun gegeven tot het einde der tijden. Na ‘domsdaghe’ houdt de tijd op te bestaan. De uitdrukking betekent niet meer dan ‘voor eeuwig en altijd’ en komt wel vaker voor.Ga naar eind21 De Reynaert kan dus niet verbonden worden met de heilsgeschiedenis, zoals Bouwman en Besamusca doen.
De ram staat in de Middelnederlandse literatuur symbool voor de geestelijkheid. Door zijn middelmatige kennis van het Latijn verraadt de Middelnederlandse dichter van een tekst over de dierenriem dat hij de ram ziet als het beeld van de pastoor: ‘Dat ierste (teken) heet na een scaep, ram oft weder; elc paep in Latine pleghet te heten Aries.’Ga naar eind22 De benedictijn Willem van Afflighem keert zich tegen de ram als het gangbare beeld van de priester. In de proloog van Het leven van Lutgard hekelt hij schrijvers van fabels: ‘Daer doen si rammen messen singen’. Blijkbaar kon hij het niet goedkeuren dat in een fictief verhaal dieren antropomorf voorgesteld werden.Ga naar eind23 Dat de kapelaan aan het hof van koning Nobel een ram is, past in de traditie.
De kapelaan aan het hof zou een man of letters moeten zijn. Van zo'n klerk werd in de middeleeuwen de hoogste morele standaard verwacht. Niet alleen Maerlant was die mening toegedaan, maar ook de Brielse schepenklerk Jan Matthijssen. Een klerk was een vertrouwensfiguur aan het hof. Toen de Vlaamse graaf Boudewijn IX een kapelaan in het Gravensteen wilde aanstellen, verzekerde hij zich door een getuigenis van goede mannen ervan dat het iemand van onbesproken gedrag was.Ga naar eind24
Belijns gedrag is niet zo prijzenswaardig. Hij heeft een hye, zijn wijfje is genaamd Hawy (A 1849-1850). Samen onderbreken ze de rede waarmee Reynaert zich onderwerpt aan de genade van de vorst. Belijn wil daarvan niets horen en roept op om klachten in te dienen. Niet duidelijk is waar de wraakzucht van de ram vandaan komt, maar het moet ernstig geweest zijn. Mogelijk heeft Reynaert Hawy behandeld als een publieke vrouw. Concubines van geestelijken werden wel uitgemaakt voor papenhoer.Ga naar eind25 Van een geestelijke mocht verwacht worden dat hij streefde naar verzoening en had geluisterd hoe de vos om genade verzocht. Aan het beeld van maagdelijke onschuld voldoet Belijn niet. Ook hij heeft gegeten van verboden vruchten. In de twaalfde en dertiende eeuw waren er pogingen om het celibaat strenger te handhaven. Priesters die er openlijk een concubine op na hielden, konden worden afgezet | |
[pagina 296]
| |
en zelfs worden bedreigd met excommunicatie.Ga naar eind26 Het is duidelijk dat Belijn het ambt van kapelaan onwaardig is.
Later in het verhaal weerstaat hij niet aan de druk van koning Nobel om de geëxcommuniceerde Reynaert toch de sacramenten toe te dienen. Belijns handelen is te vergelijken met wat paus Paschalis II in 1111 deed toen de Duitse keizer Hendrik V Rome had veroverd. Na pressie van de keizer droeg hij een mis op voor de geëxcommuniceerden. Leidende geestelijken, waaronder de abt van Cluny, vonden dat hij niet had mogen zwichten voor een wereldlijke machthebber, maar bereid moest zijn voor zijn geloof te sterven.Ga naar eind27 Als Belijn zich vervolgens associeert met Reynaert zal hij nog verder in zonde vervallen. Zoals hieronder duidelijk zal worden, is hij ook niet het onschuldig slachtoffer van de pays die Firapeel maakte. Belijn kan dus niet beschouwd worden als een zondebok. Daarvoor heeft hij te veel op zijn geweten. De tekst gaat niet over de teloorgang van een paradijselijke vrede maar is in essentie gericht op het hier en nu. | |
De rechtsgang in het slotVoor Van Daele en Bouwman is de Reynaert in de eerste plaats een literair werk dat autonoom functioneert. Bouwman stelt zelfs dat het historisch perspectief soms misleidend kan zijn.Ga naar eind28 Deze onderzoekers hebben de juridica verbannen naar de marge van het onderzoek. Dat is te betreuren, want de overtuigingskracht van het verhaal voor het middeleeuwse publiek moet juist in de herkenbaarheid gelegen hebben. Het is een tekst geschreven voor een samenleving waar iedereen (of beter: iedereen met macht) betrokken was bij de rechtsuitoefening en vredeshandhaving. Tot in het kleinste dorp waren schepenbanken waarin de gevolgde rechtsgang in hoofdlijnen overeenstemde met die in de Reynaert. Om te begrijpen hoe het middeleeuwse publiek het verhaal begrepen heeft, kan er niet voorbij gegaan worden aan de juridische aspecten van het verhaal. In de middeleeuwen was iedereen immers even bekend met het recht als wij nu op de hoogte zijn van de werking van de politiek. Politiek en recht waren nog niet twee gescheiden domeinen. Politieke beslissingen werden in de middeleeuwen op dezelfde manier genomen als een vonnis werd geveld. Na gemaand te zijn door de voorzitter, de vorst of zijn vertegenwoordiger, sprak een college een oordeel uit.Ga naar eind29 | |
[pagina 297]
| |
Ook al is de rechtsgang in overeenstemming met het vigerende recht, de Reynaert blijft natuurlijk een literair werk. Recht heeft uit zijn aard een dramatisch karakter. De uitkomst van een juridische procedure staat niet bij voorbaat vast. Er kan besloten worden om een conflict te verzoenen, tot een gerechtelijke tweekamp over te gaan of om een vonnis te vragen. Zelfs wanneer er vonnis is gewezen, kan de vorst nog besluiten genade te verlenen. Bouwman meent dan ook ten onrechte dat de vorst verplicht is het vonnis van zijn mannen ten uitvoer te brengen.Ga naar eind30 Alle betrokken partijen hebben een handelingsruimte die de rechtsgang een dramatisch karakter kan geven. In de verhalen over de vos komen al die verschillende rechtsfiguren naast elkaar voor.
Volgens de hoofse opvatting was het lovenswaardig om te streven naar pays, verzoening tussen vijanden. Bij vetevoering en dus ook het maken van pays waren hele families betrokken. Door een zoen werd de rechtsverhouding hersteld die vóór het plegen van de misdaad tussen de dader en het slachtoffer had bestaan. Daarbij hoefde de overheid niet betrokken te zijn. Niet zelden werd bemiddeld door familieleden van de dader en het slachtoffer. Het initiatief om pays te maken moest uitgaan van de partij van de dader en er moest deemoedig om verzocht worden. Voor de geleden schade werd een vergoeding aan de gelaedeerde partij gegeven. De beledigde partij kon niet gedwongen worden om een zoen te aanvaarden. De betrokken partijen hadden een grote mate van vrijheid bij de onderhandelingen over de voorwaarden voor verzoening. Zoenverdragen waren ingenieuze oplossingen voor delicate problemen, waarbij beide partijen hun eer konden bewaren.Ga naar eind31
Een middeleeuws etiquetteboekje, Van zeden genaamd, raadt aan om conflicten zo snel mogelijk bij te leggen: Om vrede, pays ofte omme ghenaden
te loepenen si haestelike beraden;
maer om vechten ofte om strijden
aldaer te gane saltu vermijden.Ga naar eind32
Gerritsen wees erop dat de hoofse cultuur gericht was op het in harmonie samen laten leven van mensen.Ga naar eind33 Een hofdag, zoals in de Reynaert plaatsvindt, is dé gelegenheid om geschillen bij te leggen. Om de tekst te begrijpen moet de pays in de laatste regel (A 3469) verbonden worden met de praktijk van het middeleeuwse conflictmanagement. | |
[pagina 298]
| |
In het artikel Vrede en Pays in Van den vos Reynaerde heb ik vanuit dit hoofse perspectief aannemelijk proberen te maken dat het slot letterlijk gelezen kan worden. Van Daeles argumenten om het slot te lezen als ontmaskering van de hoofse illusie, zijn voor mij niet overtuigend. Naast het karakter van de luipaard Firapeel, bleken ook het eerverlies van koning Nobel en de overlevering van Belijn aan de beer en de wolf anders geïnterpreteerd te kunnen worden.Ga naar eind34 De overlevering van Belijn speelt nog steeds een rol in de discussie over de interpretatie van het slot. Jef Janssens noemt hem het slachtoffer van de zoen. Paul Wackers vraagt zich in een mail aan mij af: ‘vinden middeleeuwers het terecht dat Bellijn wordt geofferd, zo ja waarom dan en wat zegt dat over hun mentaliteit?’ Voor die vraag beantwoord kan worden, moet eerst aan de orde komen of de rechtsgang in overeenstemming is met de regels.
Koning Nobel is in een vete geraakt met zijn baronnen Bruun en Isegrim, nadat Reynaert hen heeft beschuldigd van een samenzwering tegen de koning. Door de bemiddeling van de luipaard Firapeel komt aan deze vete een einde. Koning Nobel en zijn baronnen verzoenen zich met elkaar. Omstreeks 1400 is de tekst lichtjes bewerkt en voorzien van een vervolg. Die tekst kennen we als Reynaerts historie. Daarin wordt na de verzoening de hofdag voortgezet. Een vervolg was niet mogelijk geweest als het rijk van koning Nobel was opgehouden te bestaan. De laatste regel van de Reynaert ‘ende maecten pays van allen dinghen’ (A 3469), bleek dus geen cynisch slot te zijn. De hoofse wereld maakte geen plaats voor chaos. De allesvernietigende vete die het rijk van koning Nobel dreigde ten onder te brengen was bezworen met een zoen. Door het maken van een zoen konden beide partijen hun eer bewaren.
Koning Nobel vreesde dat hij zijn eer en zijn leven zou verliezen in de vete met Bruun en Isegrim. Met de zin: ‘ic mine eere hebbe verloren’ (A 3403-3404) wordt bedoeld dat het onvermijdelijk is dat hij zijn eer zou verliezen, zoals blijkt uit de daaropvolgende zin: ‘dat het gaen sal an mine eere ende an mijn leven’ (A 3410).Ga naar eind35 Door het koene optreden van Firapeel heeft de koning zijn eer kunnen bewaren. De tekst maakt er dus geen melding van dat de koning imagoschade opgelopen heeft doordat hij geloof hechtte aan het leugenverhaal van Reynaert.
De genade die de vorst Reynaert verleend had, was namelijk niet onconditioneel. Het was een verzoening waarbij als voorwaarde was gesteld, dat Reynaert zich trouw aan de koning moest betonen. Als hij dat niet deed, dan zou de wraak van de koning over hem komen. Dat is dan ook wat er gebeurt aan | |
[pagina 299]
| |
het slot van het verhaal. Zoenverdragen waarmee een einde wordt gemaakt aan vijandelijkheden zijn nooit onvoorwaardelijk. Meestal bevatten ze de bepaling dat de overeenkomst sonder argelist gehouden moet worden.Ga naar eind36 Bedrog maakt het zoenverdrag ongeldig. Toen Reynaerts bedrog uitkwam, ontstond er een nieuwe situatie, waarbij de vorst recht had wraak op de vos te nemen zonder vonnis van de baronnen (A 3425). Wanneer de misdaad manifest was, gold standrecht. Zonder discussie maakt het hele hof zich op om Reynaert te achtervolgen.Ga naar eind37
De achtervolging van Reynaert was niet mogelijk geweest als aan de vete tussen de koning en zijn baronnen Bruun en Isegrim geen einde gemaakt was. Er is pays gemaakt. In mijn artikel Vrede en pays heb ik betoogd dat Van Daele ten onrechte de vrede aan het begin verbindt met de pays aan het slot.Ga naar eind38 Hiervoor baseerde ik me onder meer op wat dé specialist Van Caenegem daarover had geschreven in zijn Geschiedenis van het Strafrecht in Vlaanderen. Zoals andere rechtshistorici maakt ook hij een duidelijk onderscheid tussen vrede en pays. De vrede is het tijdelijk opschorten van vijandelijkheden, terwijl de zoen, het pays maken, het gedane kwaad permanent uitwist.Ga naar eind39 Janssens sluit het echter niet uit dat in de Reynaert de begrippen pays en vrede als synoniem zijn gebruikt. Dat hiertussen echter in de Reynaert onderscheid wordt gemaakt, blijkt ook uit de Latijnse vertaling van het verhaal. In de Reynardus Vulpes is het begrip vrede steeds vertaald met treuga (waarvan het Franse ‘trève’ en het Engelse ‘truce’ zijn afgeleid), terwijl pays vertaald wordt met een werkwoordelijke variant van pax.Ga naar eind40
Op basis van het onderscheid tussen vrede en pays is duidelijk dat met de pays die Firapeel maakte niet de door koning Nobel geboden vrede hersteld was. De vrede die de vorst gebood is een verbod op geweld in het dierenrijk. Reynaert zou deze vrede gebroken hebben toen hij de haas Cuwaert probeerde de strot door te bijten. Aan het einde van het verhaal slaagt Firapeel erin zijn familielid koning Nobel te verzoenen met de baronnen Bruun en Isegrim. Deze pays aan het einde van het verhaal vloeit juridisch niet voort uit de vrede die de koning geboden had. De verzoening is het gevolg van de vrede die Firapeel brengt, nadat hij door koning Nobel gemachtigd is om als bemiddelaar op te treden. Door deze vrede aan te bieden, belooft de vorst dus geen geweld te ondernemen tegen zijn baronnen. Firapeel stelt zichzelf ook nog eens persoonlijk garant voor de veiligheid van de beer en de wolf door ze een geleide te geven. Vrede en geleide worden in het verhaal genoemd als voorwaarden om de pays te kunnen maken (A 3435). Bruun en Isengrim worden niet gedwongen om de zoen te aanvaarden, zoals wel | |
[pagina 300]
| |
eens geschreven is.Ga naar eind41 De koning verzoekt deemoedig of de wolf en de beer weer zijn vrienden willen worden. Zonder elementaire juridische kennis zijn deze verzen in de Reynaert niet te begrijpen. De dieren in de Reynaert vertonen ‘een verhoogd juridisch bewustzijn,’ zoals Bouwman opmerkte.Ga naar eind42 De implicatie daarvan is dat de juridica in het verhaal ook zorgvuldig bestudeerd moeten worden.
Janssens kan zich niet goed voorstellen dat zo'n meedogenloos verhaal als de Reynaert, waarin de dieren slecht van karakter zijn, eindigt met een verzoening. De pays is voor hem een schijnvrede. Zo blijft de Reynaert een satire over algemeen menselijke ondeugden in plaats van een fabel over wat hoofsheid is. De positieve interpretatie van het slot stuit uiteindelijk dus op ongeloof. Er ontbreekt volgens Janssens na het sluiten van de zoen ‘joie’ aan het hof.Ga naar eind43 Toch blijkt ook uit de receptie van het verhaal dat het slot niet ironisch geduid werd, maar dat de verzoening wel degelijk leidt tot ‘joie’ aan het hof. In Reynaerts historie wordt de verzoening tussen Nobel en zijn baronnen gevolgd door een groot feest omdat de vorst zeer blide was (...) van deser soen (B 3481).
Dat is niet het enige bezwaar dat ik heb tegen Jannsens' opvatting. Ik moet hier de kritiek herhalen die Lulofs had op Arendt: ‘...zijn opvatting van het begrip vrede en bedwanc [is] niet in overeenstemming met het middeleeuwse recht. Hij laat Willem deze woorden als metaforen gebruiken,(...) zonder voldoende gebruik te maken van de gegevens die juristen ons verschaffen.’Ga naar eind44 Ook Janssens ontdoet het woord pays van de precieze, technische betekenis die de term heeft binnen de tekst en ook binnen de hoofse cultuur. Voor hem is de pays aan het einde van de Reynaert geen juridische overeenkomst waarbij een einde gemaakt wordt aan een welbepaald conflict tussen enkele dieren, maar het betekent dat alle dieren aan het hof zonder conflicten leven. Hij ziet het als een definitieve afwezigheid van oorlog en geweld. Hij verbindt vrede met de toestand aan het hof. Pays en vrede waren in de middeleeuwse opvatting echter geen abstracte begrippen. Ze drukten veeleer de aard van persoonlijke betrekkingen uit. In de Keur van Zeeland gebiedt de graaf pays en vrede aan allen die wonen tussen de Bornesse en de Heydene Zee, de grenzen van het graafschap Zeeland.Ga naar eind45 Dat betekende concreet dat hij zich het recht toe-eigende om te interveniëren in hun conflicten. De Keur zou alleen geldig zijn in de maanden dat de graaf of zijn zoon in Zeeland was. Meestal was de graaf of zijn zoon er niet, zodat er in Zeeland sprake was van anarchie. De vrede was niet permanent en verbonden met de persoon van de graaf. De historicus Bossy schrijft met enige nadruk dat | |
[pagina 301]
| |
het begrip vrede in middeleeuwse opvattingen een veel concretere betekenis had dan dat het nu heeft: Peace in most medieval thinking is not an abstract condition but a state of social relations, to follow the exposition of Otto Brunner, it is the equivalent of ‘friendship’, the opposite of enmity or (loosely) of feud. It can therefore not simply be imposed or transmitted from above; it requires action and collaboration on the part of individuals or groups, a process of arbitration or reconciliation in which jurisdiction commonly exists.Ga naar eind46
Vrede en pays zijn dus geen abstracte, normatieve concepten, maar ze worden op een actieve manier gebruikt om de situatie te definiëren. Steeds staan vrede en pays in combinatie met een werkwoord. Er wordt pays gemaakt, vrede geboden en de koning geraakt in een vete met zijn baronnen. Vete, vrede en pays kunnen beschouwd worden als de aggregatietoestanden van de middeleeuwse maatschappij, zoals vast, vloeibaar en gas die van stoffen zijn. De overgang van de ene naar de andere fase is zowel bij stoffen als in de middeleeuwse samenleving duidelijk zichtbaar. Stoffen veranderen van toestand door stolling, smelting of verdamping, in de middeleeuwen werden de overgangen tussen vete, vrede en pays gemarkeerd door rituelen: het opzeggen van trouw of een vlag op de toren bij een vete, een handdruk bij een vrede en een zoen op de mond bij het maken van pays.Ga naar eind47
Om het slot van de Reynaert als een schijnvrede te kunnen interpreteren, moet het begrip pays op een moderne, abstracte manier begrepen worden. Niet alleen is dat weinig waarschijnlijk, ook blijkt uit de context dat het in het slot specifiek gaat om een verzoening tussen twee partijen en niet om de afkondiging in een bepaald gebied. | |
De oplossing is BelijnHet slot van de Reynaert is op zichzelf een literair hoogstandje. Aan het einde van het verhaal ontwart Firapeel de gordiaanse knoop die gelegd is door Reynaert. De zoen die de luipaard voorstelt is een ingenieuze oplossing voor een delicaat probleem. Voor het bedenken van zo'n oplossing is heel wat fantasie nodig. De oplossing is Belijn. Belijn lijkt zwaar gestraft te worden voor iets wat | |
[pagina 302]
| |
hij niet gedaan heeft. Van een klerk werd echter een hoge morele standaard verwacht.
Reynaert vraagt aan Cuwaert of hij hem wil begeleiden, samen met zijn vrient Belijn (A 3056). Hij kan Belijn zijn vrient noemen, omdat die hem het sacrament toegediend heeft. Door die gift was een vriendschapsband ontstaan tussen de vos en de priester.Ga naar eind48 Ook hier weet Willem op een meesterlijke manier de scènes met elkaar te verbinden.
Het woord vrient wordt in vers A 3274 wel heel dubbelzinnig gebruikt door de verteller. Reynaert gaat terug in zijn hol om de pelgrimstas met daarin de hazenkop voor ‘sinen vrient Beline’ te halen. Zoals Janssens opmerkte, beschouwt Belijn zich wellicht als een vrient van de vos omdat hem eer en gewin in het vooruitzicht zijn gesteld.Ga naar eind49 Natuurlijk is Reynaert geen echte vriend van de ram, maar in juridische zin hebben zij een relatie. Die is niet gelijkwaardig: Belijn noemt Reynaert heere (A 3296).Ga naar eind50 Door de pelgrimstas te aanvaarden laat hij zich kennen als een dienaar van de vos.
In de middeleeuwen kon een boodschapper aangesproken worden op de inhoud van de brief die hij bezorgde. Zo vreesde de kapelaan van de heer van Cuyck voor zijn leven, toen hij aan graaf Floris een brief van zijn heer voorlas, waarin tot zijn schrik stond dat de heer van Cuyck de leenband met de graaf opzegde.Ga naar eind51 Belijn heeft zich, net als deze kapelaan, er niet van vergewist of de brief van Reynaert aan de koning wel ghetrauwe (A 3257) was. Op aanraden van Reynaert beweert hij zelfs dat hij raad heeft gegeven bij het schrijven van de brief (A 3270-3289 en A 3360). Zo laat hij zich kennen als een vrient van Reynaert. Van vrienden werd verwacht dat zij raad gaven. Belijn heeft geluisterd naar de raad van de vos. In de Dietsche Doctrinale wordt gewaarschuwd tegen schalkse raad: Salomon seit openbaer
in sinen prouerbien daer:
Soe wie dat vint scalken raet
die onneersam es ende quaet
Dat het god ane hem wrect...Ga naar eind52
Door naar ‘schalke’ raad te luisteren, heeft Belijn zijn gheselle Cuwaert verraden (A 3201 en A 3420). Zo roept hij een zelfde lot over zich af als de vos. Deelname aan een misdaad werd even zwaar bestraft. Daar konden rechters heel ver in gaan. In 1386 of 1387 werd in Rijsel iemand veroordeeld, alleen omdat hij | |
[pagina 303]
| |
terwijl hij aanwezig was, niet had voorkomen dat zijn gewapende broer de vrede verbrak. Belijn beging eenzelfde misdrijf door niet te reageren op het hulpgeroep van de haas (A 3121-3123).Ga naar eind53
De koning kan wraak nemen op zijn onwaardige kapelaan Belijn door hem en zijn familie als prooi aan Bruun en Isegrim over te leveren. Een vergelijkbaar motief is te vinden in de Ysengrimus, het omstreeks 1150 geschreven Latijnse dierenepos. Daar probeert de wolf tot twee keer toe de vacht van een schaap te bemachtigen om zijn gehavende huid mee te bedekken. De eerste keer doet hij zich voor als een landmeter om een stuk weiland tussen vier rammen te verdelen. Zo hoopt hij zijn gapende wonden met de huiden van deze vier rammen op te lappen, maar de ram Joseph en zijn broers bezorgen de wolf nog meer verwondingen. Daarvoor moet Ysengrimus wraak nemen op Joseph, raadt Reynardus aan: ‘Laat hem met zichzelf en zijn familie voor je huid betalen.’Ga naar eind54 In de Reynaert krijgen Bruun en Isegrim ter compensatie van hun geschonden pels ook Belijn en zijn familie aangeboden. Belijn wordt zo tegelijkertijd zowel een object van wraak als een object van waarde. Zo'n constructie kan alleen maar binnen de fictie van een dierenverhaal.Ga naar eind55
Dat de wraak op Belijn zich uitstrekt tot zijn familie is nauwelijks opmerkelijk te noemen. Bruun en Isegrim verkrijgen het recht om vete te voeren, wat in de middeleeuwen geen zaak van enkelingen was, maar van families.Ga naar eind56 Zo verbonden Jan van Avesnes, de graaf van Henegouwen, en Jan, de graaf van Holland, zich in 1299 met de voornaamste steden van Holland en Zeeland; ze beloofden zich nooit te zullen verzoenen met de moordenaars van graaf Floris V ‘ende hare nacomelinghe die van haren lechame comen sijn jof comen zullen manhoefde en ende haer oere ten zevenden lede’. De betreffende oorkonde vervolgt met: Ende dat wi nemmermeer vrienscep met hem en sullen winnen, noch houden, noch hebben, (...) en dat wize zullen scaden an live ende an goede, waer dat wize scaden moghen, in wat steden jof wat maniren dat es.Ga naar eind57
Deze woorden verschillen niet eens zoveel van de woorden waarmee Belijn en zijn familie (samen met Reynaert) worden overgeleverd aan de wraak van Isegrim en Bruun. Zij mogen de ram en zijn familie doodbijten waar ze maar willen (A 3440-3451). | |
[pagina 304]
| |
Het voorstel van Firapeel is dan wel niet in overeenstemming met moderne rechtsopvattingen, maar getoetst aan middeleeuwse rechtsopvattingen is het niet als immoreel te beschouwen. Aangezien de vorst in de middeleeuwse samenleving het geweldsmonopolie niet bezat, kon hij weinig anders doen dan het recht op vetevoering erkennen. Wraak was evengoed een deel van het middeleeuwse recht als genade en verzoening. Verzoening is alleen mogelijk als oprecht berouw wordt getoond. Door voor te wenden alsof hij de brief aan de koning had geschreven, liet Belijn blijken een verdorven karakter te hebben. Hij kon geen oprechte klerk zijn. Om zijn lot zal niemand getreurd hebben. Hij gedroeg zich niet in overeenstemming met de normen en waarden van het hof. Zijn val zal alleen maar leedvermaak opgewekt hebben.Ga naar eind58
Niets staat in de weg om het slot van de Reynaert letterlijk te lezen als een positief einde. De schalken (het geslacht van de vossen)Ga naar eind59 en de onwaardige geestelijken hebben het hof moeten verlaten. Aan het hof was alleen plaats voor goede lieden, mannen van eer.Ga naar eind60 Na die zuivering lijkt het hof hoogstaander geworden te zijn. Mocht Reynaert echter weer terugkeren aan het hof dan zal hij weer grossieren in ‘onvrede’, zoals zou gebeuren in Reinaerts historie.Ga naar eind61
Er zijn goede redenen aangevoerd voor het vermoeden dat de Reynaert op verzoek van gravin Margaretha is geschreven door de cisterciënzer lekenbroeder Willem van Boudelo. De verdrijving van wereldgeestelijken van het hof past perfect bij het auteursprofiel dat Van Daele opgesteld heeft. Voor het Vlaamse hof werden cisterciënzer lekenbroeders gerekruteerd van wie Willem van Boudelo er één was. Als Willem een cisterciënzer lekenbroeder was, dan sluit de boodschap van de Reynaert aan bij het streven van de cisterciënzers naar grotere morele zuiverheid.Ga naar eind62 Ongetwijfeld hebben zij aangedrongen op handhaving van een strikte moraal aan het hof, waarbij de bokken van de schapen werden gescheiden. Het is niet onmogelijk dat de cisterciënzers de levenswandel van wereldgeestelijken bekritiseerd hebben. De suggestie van Van Daele dat Willem door het Generaal Kapittel in 1252 gegispt is voor het schrijven van Van den vos Reynaerde is verleidelijk.Ga naar eind63 We zullen het nooit zeker weten. Maar we kunnen wel met enige zekerheid vermoeden dat Willems spot met de seculiere geestelijkheid aanstoot gegeven zal hebben. In latere versies van het verhaal werd de onschuld van de ram benadrukt.Ga naar eind64 | |
[pagina 305]
| |
ConclusieGeen van de argumenten die aangedragen zijn voor een negatieve interpretatie van het slot van de Reynaert kan aangemerkt worden als dwingend om de pays te zien als een schijnvrede. Noch de overlevering van Belijn aan de wraak van Bruun en Isegrim, noch het ontbreken van een proces zijn daarvoor voldoende bewijs. Integendeel, de vrede wordt hersteld op een manier die in de middeleeuwen niet ongewoon was. Een nauwkeurige lezing van het slot leert dat koning Nobel zijn eer daarbij ook niet verliest.
De idee dat de Reynaert geplaatst moet worden in een heilshistorisch verband is een interpretatie die te hemelbestormend is. Om in het slot van de Reynaert een omkering te zien van het Jesajaanse vredesvisioen moet van een zondige ram een onschuldig lam gemaakt worden. Belijn is beslist geen onnozel lam. Als kapelaan heeft hij meermalen de geboden overtreden waaraan een priester zich moest onderwerpen. Het begrip pays wordt in het slot in een beperkte, technische betekenis gebruikt van ‘het herstel van vriendschap tussen twee partijen’. Het is Firapeel die de koning verzoent met zijn baronnen Bruun en Isegrim door de huid van Belijn aan te bieden als compensatie voor hun verwondingen.
Van den vos Reynaerde eindigt misschien niet precies zoals het begon, er ontbreken een paar dieren, maar een finaal karakter heeft de tekst zeker niet. Door het verdrijven van Reynaert en Belijn is het hof gelouterd. De schalken en de onwaardige geestelijken waren, naar de stellige overtuiging van Willem, een bedreiging voor de harmonie, de vrede aan het hof. Het is een boodschap die uitgedragen kon worden door een cisterciënzer convers aan het hof van Margaretha.
Een dergelijke interpretatie van het slot van de Reynaert past niet alleen bij wat bekend is over de historische context, maar sluit ook aan bij de proloog én blijft dicht bij de tekst. Het slot van de tekst is gericht op mensen die de eer willen betrachten door hoofs te leven. Vanuit dat hoofse perspectief is het niet nodig om het slot als een cynisch einde te lezen. Een literair meesterwerk hoeft geen dubbele bodems te hebben die alleen maar begrepen kunnen worden door literaire fijnproevers. Voor zo'n klein publiek schreef een groot schrijver als Willem niet. Hij had een boodschap voor iedereen die naar pays streefde. |
|