Tiecelijn. Jaarboek 2 (jaargang 22)
(2009)– [tijdschrift] Tiecelijn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 213]
| |
ThemaOver het satirische weekblad Reintje de vos (1901-1902)
| |
Reintje de Vos in de laat-negentiende-eeuwse satirische journalistiekReintje de Vos is volstrekt niet enig in zijn soort. Eind negentiende eeuw bloeit in heel West-Europa de satirische journalistiek. In Nederland verschijnen bladen als De Karwats, Uilenspiegel, De Paljas. Ze stonden in een lange traditie van satirische geschriften die al begon bij de Grieken en de Romeinen.
Satire is een talige (kunst-)uiting die wantoestanden op spottende wijze aan de kaak stelt; ze vormt een aanklacht in een humoristische verpakking. Ze komt voort uit idealisme en dient om de slechtheid en de dwaasheid te bestrijden. Er zijn veel gradaties in, van spot en ironie tot bijtend en bewust kwetsend sarcasme. De waarheid is het richtpunt van satire. Het motto van veel satirische tijdschriften is ‘Ridendo dicere verum’, door scherts de waarheid zeggen. Maar over wat waarheid is kun je dan nog altijd verschillende opvattingen hebben. Vaak is satire meer dan relativering van geestdrijverij of spot met menselijke dwaasheid. Ook woede om vermeend of apert onrecht kan drijfveer zijn van de satiricus. De satire kent ook veel tekstvormen. De satiricus hult zijn hekeling soms in een allegorische vermomming. In ons middeleeuwse Van den | |
[pagina 214]
| |
vos Reynaerde kiest Willem voor het dierenverhaal om kritiek te geven op de actualiteit.
Het weekblad Reintje de Vos richt zich in het eerste halfjaar van zijn bestaan vooral op de rol van de Britten in de Tweede Boerenoorlog (1899-1902).Ga naar eind2 En hoewel de redactie in het algemeen kiest voor de milde, idealistische variant van de satire, vormen oprechte verontwaardiging en woede de basis voor de satire die op de Engelse koloniale strijd in Zuid-Afrika is gericht.
Ook de internationale, landelijke en gemeentelijke (Rotterdamse) politiek worden over de hekel gehaald. In mindere mate, zeker gedurende de eerste maanden van verschijning, zijn maatschappelijke en technische ontwikkelingen voorwerp van spot: het kapitalisme, de trustvorming, emancipatie van de vrouw, de fiets en de auto in het verkeer. Deze onderwerpen worden relativerend behandeld. De redactie formuleert in aflevering 19: ‘Satire raakt, als helsche steen, de wonden slechts aan om ze te genezen’. Het gaat Reintje de Vos daarbij evident om milde spot. ‘Wij steken den draak niet met principes, maar 't is een zwak van ons te schertsen met sommige onbehouwen dragers ervan, met de schetteraars en de te-koop-loopers, de schijn-heiligen en vooral met hen die er munt uit trachten te slaan.’ Kwetsen is onze Reinaart vreemd. ‘Van den draak steken met iets wat anderen heilig is, is bij ons nooit sprake, en wij zouden nooit vermoed hebben dat wij ons daaromtrent eene terechtwijzing op den hals zouden halen. Wij zullen thans nog voorzichtiger zijn.’Ga naar eind3 Onze historische Reynaert is hier wel erg diep in zijn hol weggekropen.
Is bij de satire zelf het kritische commentaar al gestoken in een humoristische jas, de satirische tijdschriften ruimen naast hun hekeling nagenoeg allemaal ook plaats in voor onversneden humor en bellettrie. Voor het noodzakelijke evenwicht ongetwijfeld, maar zeker ook om economische motieven. Lachen en verstrooiing verkopen altijd.
De bloei van de geïllustreerde satirische pers in Nederland in de negentiende en in het begin van de twintigste eeuw kwam niet zomaar uit de lucht vallen. Demografische, politieke en technische ontwikkelingen lagen eraan ten grondslag.
Tussen 1810 en 1900 groeide het aantal inwoners van (Noord-)Nederland van 2.2. naar 5.2 miljoen. De industrialisering leidde tot economische ontwikkeling en tot emancipatie van brede groepen van de bevolking. De toenemende | |
[pagina 215]
| |
Op 22 augustus 1900 verdween in Tilburg de elfjarige Marietje Kessels spoorloos. Op 24 augustus werd haar levenloze lichaam gevonden in de kerk, op 200 meter afstand van haar ouderlijk huis. Ze was verkracht en vermoord. Er waren twee verdachten: de koster van de kerk en een schilder die daar aan het werk was. Twee processen en bijna 200 getuigen brachten de waarheid niet aan het licht. Maandenlang was in heel Nederland die kindermoord het gesprek van de dag. Velen meenden dat eigenlijk de pastoor terecht had moeten staan. Reintje kennelijk ook.
| |
[pagina 216]
| |
alfabetisering en de daarmee gepaard gaande politieke bewustwording, zorgden voor een enorme groei van het potentiële lezerspubliek.
Bij de grondwetsherziening van 1848 werd de persvrijheid in ere hersteld. De pers werd weer het geweten van de samenleving. Afschaffing van het dagbladzegel, een onder de Franse bezetting ingevoerde belasting, halveerde in 1869 de prijs van kranten en tijdschriften; een enorme toename van de hoeveelheid geproduceerd drukwerk was het gevolg.Ga naar eind4
De uitvinding van de snelpers en de rotatiepers, sinds circa 1850 met stoomaandrijving, zorgden voor nieuwe efficiënte druktechnieken. Illustratiemogelijkheden werden verruimd en verbeterd met de toepassing van staal- en houtgravures. Papier uit houtpulp drukte de prijs van kranten en tijdschriften.
Natuurlijk voltrokken dergelijke ontwikkelingen zich ook in de ons omringende landen. Satirische tijdschriften uit Engeland (Punch), uit Frankrijk (Le Charivari, met Honoré Daumier als bekendste tekenaar, L'assiette au beurre met Steinlen), uit Duitsland (Simplizissimus) hadden een voorbeeldfunctie voor de satirische bladen uit de Lage Landen. Nederlandse tijdschriften waren vaak typografisch en inhoudelijk schatplichtig aan buitenlandse satirische bladen. Soms gebeurde dat met bronvermelding, maar meestal niet.Ga naar eind5
De bloeitijd van de Nederlandse satirische pers ligt tussen 1848 en 1940, met als hoogtepunt de periode rond de eeuwwisseling. Er waren toen spottijdschriften voor vele doelgroepen. Politieke richtingen hadden hun eigen satirisch tijdschrift. Bij de sociaaldemocraten was dat De Notenkraker, die in brede kring populair was vanwege de karikaturen van Albert Hahn. De katholieken hadden hun Roskam. Maar er waren ook beroepsgroepen met een eigen satirisch blad.Ga naar eind6
Rond 1930 namen de kranten door middel van de geregelde publicatie van spotprenten en columns de rol van de satirische tijdschriften over. Na de Tweede Wereldoorlog gaven radio en televisie de satire nieuwe impulsen. De rol van het satirische tijdschrift was uitgespeeld. | |
Een onbekend satirisch tijdschriftIn 1990 organiseerde het Nederlands Persmuseum in Amsterdam een tentoonstelling: Paljassen van de pers, satirische tijdschriften 1848-1940. Het chro- | |
[pagina 217]
| |
nologische overzicht in de begeleidende publicatieGa naar eind7 vermeldt 51 satirische periodieken die in genoemd tijdsbestek in Nederland werden uitgegeven. Reintje de vos is daar niet bij. Was het blad de inrichters van de tentoonstelling niet bekend of was er te weinig onderzoeksmateriaal? Feit is dat er in openbare verzamelingen weinig van het tijdschrift is terug te vinden. De Koninklijke Bibliotheek in Den Haag heeft het weekblad niet, het Rotterdamse Gemeentearchief bezit één aflevering. Het Nederlands Persmuseum beschikt tegenwoordig over een vijftal losse nummers, deels incompleet. Alleen bij de Bibliotheek van de Universiteit van Amsterdam heb ik een reeks van 52 nummers kunnen achterhalen.
En tóch had uitgever Schanzer zó zijn best gedaan het blad aan de man te brengen! Blijkens berichten aan de lezers in de eerste afleveringen werd Reintje de vos aanvankelijk gratis uitgedeeld om abonnees te werven. ‘Bij nietinteekening gelieve men dit nommer in goeden staat aan den Colporteur terug te geven’, wordt de lezer gemaand. Dat verklaart ook de merkwaardige nummering van de vroegste exemplaren. Het Nederlands Persmuseum heeft twee afleveringen no. 1: een van oktober 1901, een ander van februari 1902. In de reeks van de Amsterdamse Universiteitsbibliotheek is het eerste nummer gedateerd op november 1901. De datum van mijn exemplaar no. 1 is januari 1902 - maar dat spoort dan weer niet met de volgende drie afleveringen in mijn reeks die december 1901 als maand van verschijnen noemen. Aangezien ook de vroegste afleveringen slechts deels eenzelfde inhoud hebben - zo is bijvoorbeeld de satirische titelprent steeds aangepast aan de actualiteit -, heeft de uitgever ongetwijfeld gedurende een aantal maanden in verschillende regio's gratis gecolporteerd om abonnementen te kunnen noteren, en zijn de nummering en de datering aangepast aan de wervingsperiode.
No. 34 vermeldt in de kop: ‘2e jaargang’, terwijl volgens wekelijkse telling er dan pas acht maanden verstreken zijn. Misschien zijn er al vóórkinderen van augustus 1901. Het Nederlands Persmuseum heeft o.a. een losse aflevering no. 61. Het colofon geeft hier ‘3e jaargang’. Hoe lang het blad precies bestaan heeft heb ik niet kunnen achterhalen. | |
[pagina 218]
| |
Van den vos Reynaerde en Reintje de VosDe relatie tussen het satirische tijdschrift Reintje de Vos en onze Reynaert is betrekkelijk. Het blad is genoemd naar de vos van de kinderboekbewerkingen: het slimme Reintje. Als zodanig figureert de vos ook in het periodiek. Het colofon van elke aflevering heeft in de titel van het blad een portret van de vos. Gekleed in zwart rokkostuum, met vlinderdas, kijkt hij kritisch uit zijn ooghoek over zijn leesbrilletje heen over zijn linkerschouder. Enkele afleveringen openen met een paginagrote spotprent waarin hetzelfde Reintje met lorgnet figureert. In totaal zijn er in de volledige jaargang achttien Reintje-spotprenten. Hoewel de Tweede Boerenoorlog in Zuid-Afrika het belangrijkste mikpunt is van de satire in Reintje, figureert de vos maar op één van de vele spotprenten die de Boerenoorlog op de korrel nemen.
Al in aflevering 1 treffen we een stripverhaal in Max-en-Moritz-stijl aan over een slimme vos. Ook in volgende afleveringen komen dergelijke vossenverhalen voor. Ze hebben geen verdere relatie met de middeleeuwse Reynaertvertelling. Er is een vaste rubriek Diamantpoeder, waarin o.a. vossenspreuken voorkomen: ‘De vos noemt diegene 't slimst, die hem gevangen heeft’ (afl. 2). Kritische noten worden gekraakt in de Tweespraak tussen Reintje en Tibert, die regelmatig terugkeert, soms wel drie keer op één bladzijde zoals in aflevering 24. Een voorbeeld daarvan: Russisch
Ook Isengrijn en Reintje converseren geregeld over wereldpolitiek. Vanaf aflevering 26 worden onder de titel Draadlooze telegrammen van Reintje de Vos kritisch-humoristische berichten de wereld ingestuurd. | |
[pagina 219]
| |
[pagina 220]
| |
De medewerkers van Reintje de VosHet weekblad Reintje de Vos onthult weinig over zijn medewerkers. Elke aflevering vermeldt B. Brown als redacteur. Naspeuringen bij het Nederlands Persmuseum hebben zijn nadere identiteit niet kunnen openbaren. Een enkele keer schrijft hij in het tijdschrift een ondertekend verhaaltje, bijvoorbeeld de humoreske De prinses en het rijwiel in aflevering 14. In zijn rubriek Aan de lezers meldt hij dat Carl Eberlé en R. van Dael de vaste tekenaars zijn. De Reintjespotprenten in het tijdschrift zijn van de eerste. Van Dael illustreert de bellettrie en draagt ook getekende grappen bij.
Elke week zijn er korte verhalen, de meeste niet ondertekend. Als ze dat wel zijn, klinken de namen uitheems: Ado Karraton, Eugen Ysolani. Zijn het pseudoniemen of werden de teksten uit andere tijdschriften overgenomen? Soms worden lezers uitgenodigd om bijdragen in te zenden. De zeer kritische toneelrubriek heeft eigen redacteuren met toepasselijke schuilnamen: Binocle, Lepidus. Vanaf aflevering 40 zijn er advertenties opgenomen. In het tweede halfjaar is de titelprent een enkele keer in groen of oranje afgedrukt. | |
Inhoud en ideologische strekking van ReintjeReintje de vos heeft een vaste structuur. Elke week keren dezelfde rubrieken terug: het feest de,r herkenning! In iedere aflevering omarmt de politieke satire de humor en de bellettrie: de eerste bladzijden en de laatste bevatten teksten en tekeningen waarin de politieke actualiteit spottend wordt becommentarieerd en daar tussenin staan grappen, komische strips, korte verhalen en feuilletonafleveringen, met soms als bladvulling nog enkele spotprenten.
De titelbladzijde toont elke week een karikatuur van Carl Eberlé over een politiek actueel onderwerp. Een enkele keer siert een geïllustreerd gedicht de voorpagina.
In de eerste 26 afleveringen van Reintje de Vos hebben twaalf titelspotprenten de Zuid-Afrikaanse Boerenoorlog als onderwerp. Acht prenten hekelen de landelijke politiek, waarbij vooral het regeringsbeleid inzake de werkloosheid mikpunt is. De overige becommentariëren internationale misstanden en de Rotterdamse gemeentelijke politiek. | |
[pagina 221]
| |
Die getalsverhouding weerspiegelt de achtergrond van het weekblad. Het tijdschrift lijkt opgericht om die Nederlanders om te turnen die nog niet sympathiseerden met de strijd van de Zuid-Afrikaanse boeren tegen het imperialistische Britse Rijk.Ga naar eind8 De karikaturen van Eberlé laken de hebzucht, de wreedheid en de moordlust van de Engelsen. In Een militaire moord (aflevering 9) worden de Engelsen gekarakteriseerd: Trots op hun ‘zege’ schuwen zij,
Verraad, noch list, noch knepen,
Wat eer of zielegrootheid is,
Heeft nooit een Brit begrepen.
De Boeren zijn de onschuldige slachtoffers. In de eerste 26 afleveringen komen 44 spotprenten voor op de koloniale Britse strijd in Zuid-Afrika. Vooral Lord Kitchener moet het ontgelden, de Engelse legeraanvoerder die concentratiekampen liet bouwen waarin duizenden vrouwen en kinderen omkwamen. Maar ook koning Edward VII wordt niet gespaard. In aflevering 8 staat een lang gedicht, dat De slaap eens konings heet: Gij koning, met uw uitgestrekt gebied,
Zeg, Edward, mijdt de slaap uw leger niet?
(...)
Toch kan, dunkt mij, trots praalbed en festijn
Uw slaap niet rustig, niet de ware zijn.
(...)
Of wordt uw sluimering soms niet gestoord
Door 't nieuws, onlangs uit Afrika gehoord?
Twaalf duizend kinderen zijn omgebracht,
Door gouddorst en door misbruik van uw macht.
Twaalf duizend jonge levens zijn gesmoord
In 't land waar op uw orders wordt gemoord.
(...)
En 't weegeklag der moeders, hoort gij 't niet
In 't holl' des nachts als u de slaap ontvliedt?
(...)
Gij koning, met uw uitgestrekt gebied,
Zeg, Edward, mijdt de slaap uw sponde niet?
| |
[pagina 222]
| |
Alleen al in aflevering 16 komen acht spotprenten op de oorlog in Zuid-Afrika voor. De helden zijn de boeren, met hun generaals Christiaan de Wet en Karel de la Rey.
Ook de laatste pagina van iedere aflevering toont een karikatuurtekening en in het eerste halfjaar is in de meeste gevallen de Boerenoorlog het onderwerp. Als in april 1902 de vredesonderhandelingen echt op gang komen, neemt de frequentie af.
In het eerste halfjaar geven ook de bladzijden 2 en 3 van elke aflevering politieke satire. Het gaat dan om kritische, cynische en soms ook diepbewogen berichtgeving over de internationale politiek en ook hier is er, tot mei 1902, als de vrede getekend wordt, vooral aandacht voor de Boerenoorlog.
Na aflevering 10 is pagina 3 soms deels met grappen gevuld. De bladzijden 4 tot en met 15 bieden elke week scherts, bellettrie en een enkele keer milde spot met maatschappelijke ontwikkelingen. Er zijn telkens minstens vier bladzijden, maar meestal meer, met (beeld)grappen, veelal van de zouteloze soort, over domme dienstbodes die vallen voor de charmes van fraai geüniformeerde soldaten, over oude vrijsters die door jonge gelukzoekers worden gepaaid, over bedrogen echtgenoten, mannen die onder de knoet zitten, kwaadaardige schoonmoeders, verstrooide professoren. ‘Bij de dokter’ is een geliefd onderwerp. De tekeningen bij de grappen zijn in het algemeen beter van kwaliteit dan de moppen zelf. Een voorbeeld uit aflevering 14: Hare vreugde
Elke week wordt de lezer vergast op enkele ‘humoresken’: zelfstandige korte verhalen waarin het meestal draait om liefde, trouw en deugdzaamheid. Voor de echte continuïteit zijn er feuilletons als Martha, of de geheimen eener groote stad, waarin in 22 wekelijkse afleveringen liefde het standsverschil overwint. De zwarte Diamant verbindt 15 afleveringen en de historische roman Hendrik VIII nog meer.
Een vaste rubriek is ook Van de kletstafel, waarin ene Muilwijk optreedt, een soort Von Münchhausen, die in ronkend proza sterke en vaak absurdistische verhalen vertelt over de avonturen die hij tijdens zijn wereldreizen beleeft. Ze | |
[pagina 223]
| |
[pagina 224]
| |
sluiten vaak aan bij de actualiteit en geven dan ook ruimte voor hekeling. Als hij Transvaal bezoekt, zit zijn verhaal vol kritiek op de ongelijke strijd die daar wordt gevoerd. In China ontmoet hij de Boxers.
Elke week wordt de lezer bestrooid met Diamantpoeder, een reeks wijze spreuken en aforismen van het genre: ‘De duurste hoeden worden gedragen op de goedkoopste koppen’, ‘Menigeen houdt zich voor aanzienlijk omdat hij aangekeken wordt.’ Een soortgelijke rubriek is Kathederonzin.
Er is een vaste toneelrubriek die in relatie met de aflopende strijd in Zuid-Afrika in frequentie en omvang toeneemt, en na aflevering 30 zonder nadere toelichting plotseling helemaal verdwijnt. Aardig elke week zijn de Max-und-Moritz-achtige stripverhalen. Ook zoekplaatjes en prijsvragen komen regelmatig voor. In Aan de lezers correspondeert redacteur Brown met inzenders van brieven, teksten en tekeningen.
Naarmate Zuid-Afrika uit het vizier verdwijnt, krijgen behalve het toneel ook maatschappelijke ontwikkelingen meer aandacht. Met name de vrouwenemancipatie wordt argwanend bekeken. ‘Wat de man aan wil verliest, dat wint de vrouw aan macht,’ luidt in februari 1902 een Diamantpoederwijsheid. Vanaf maart 1902 worden de ‘Vrije Vrouwen’ kritisch gevolgd. In aflevering 18 formuleert de redactie haar afkeuring inzake de ontwikkelingen: Als doctores, advocate
Enzoovoorts, treedt zij op, waar zij kan;
Haar kind wil zij niet onderhouden:
Zij onderhoudt nu haar man.
Vrouwen die het wagen het mannelijke bolwerk te beklimmen, worden er onzachtzinnig afgesmeten. In aflevering 19 blijkt de redactie geraakt omdat een ‘kunstjournaliste van een onzer groote bladen’ een toneelrecensie geschreven heeft waarin de acteerprestaties van Bouwmeester en Royaards kritisch zijn besproken. Dombusch wijst haar terecht: ‘Geloof me, lieve Jet, laat de pen aan mannen over [...]. Leer biefstuk bakken, aardappelen koken, borden wasschen enz. maar neem geen pen meer ter hand dan om aan je vrijer een brief vol berouw over je emancipatie te schrijven.’ Het enige recht van de vrouw is het aanrecht. Het is Pim Fortuyn avant la lettre.Ga naar eind9
In april begint een nieuw feuilleton: In het rijk der vrouwen. Het verhaal speelt zich af in het land Urema, ‘waar volkomen gelijkheid tusschen de geslachten | |
[pagina 225]
| |
was geproclameerd.’ Het huwelijk is er ‘enkel een zaak van het hart maar geen vraag van levensonderhoud [...]’. Dat moet dus wel slecht aflopen en dat doet het ook. Als na landelijke presidentsverkiezingen een vrouw president wordt, vertoont ze al snel heerszuchtige trekken, wat tot ineenstorting van Urema leidt.
Dat Reintje de Vos geen progressief blad is, wordt niet alleen bevestigd in de opvattingen over vrouwenemancipatie, ook technische ontwikkelingen als de opkomst van de auto worden met de grootste argwaan gevolgd. Het komt en gaat allemaal veel te snel. Een kleurenblinde jongeman krijgt in aflevering 32 van zijn keuringsarts het advies dan maar kunstschilder te worden. | |
Reintje de Vos: een historisch interessant documentDoelgroep van Reintje de Vos is ‘dat overgroote gedeelte van het publiek dat minder met aardsche goederen gezegend is,’ de gewone man en vrouw, de arbeider, de kantoorklerk, de dienstbode, die geen duur weekblad betalen kunnen en zich toch ‘voldoende ontspannende Zondagslectuur wil(len) verschaffen.’Ga naar eind10
Maar het gaat Reintje duidelijk om meer dan alleen maar leesplezier. In een katern van 16 bladzijden tovert de redactie gedurende het eerste halfjaar elke week haar lezers twaalf pagina's ontspanningslectuur voor en vier bladzijden waarin het kritische bewustzijn wordt gestimuleerd. Vermaak en maatschappelijke verheffing gaan hand in hand. In de pagina's met lichte kost staat - naast puur kolderieke grappen - dikwijls Jan-met-de-pet tegenover de evenzeer clichématig getekende fabrieksdirecteur, de rentenier tegenover de arme dienstbode; ook in die keuzes geeft de redactie blijk van haar socialistische standpunt. De kijk op maatschappelijke ontwikkelingen en technische vooruitgang is conservatief. De auto, een uitvinding die in het begin van de twintigste eeuw voor de arbeider onbereikbaar leek, wordt getekend als gevaarlijke nieuwlichterij. De sterk kritische toneelrubriek wordt na een paar maanden afgeblazen. Verbaasd onbegrip is er voor de emancipatie van de vrouw. Ook ten aanzien van kwesties die de levensbeschouwing raken, huldigt de redactie van Reintje de Vos een uiterst voorzichtig standpunt. Redacteur Brown belooft al meteen in de eerste aflevering ervoor te zullen zorgen dat de inhoud van het blad ‘met eerbiediging van ieders godsdienstige overtuiging [...] aan alle billijke eischen voldoet.’ | |
[pagina 226]
| |
Zijn dat kwantitatieve accent op vermaak, de afwijzende houding tegenover nieuwe ontwikkelingen en het behoedzame standpunt inzake geloofskwesties, de noodzakelijke verpakking voor de eigenlijke bedoeling van het blad: politieke bewustmaking van de arbeider? Het lijkt er wél op. Het gezicht van elke aflevering wordt bepaald door de satire, de politieke spotprent die elke week op de voorpagina prijkt. En in de korte satirische bijdragen op de bladzijden 2, 3 en 16 worden niet alleen actuele politieke feiten bekritiseerd, maar in de keuze van de onderwerpen ook achtergronden blootgelegd en betrekkingen verduidelijkt. Aanvankelijk staat daarbij steeds de ongelijke, onrechtvaardige en wrede oorlog in Zuid-Afrika centraal. Als op 31 mei 1902 de vrede tussen boeren en Britten wordt getekend, valt een belangrijke basis onder het tijdschrift weg. Na aflevering 30 neemt de satire van week tot week verder af. Buiten de titelprent biedt aflevering 46 geen kritische spot meer. Het satirische weekblad is een zondagsblad geworden.
Het weekblad Reintje de Vos is een uiterst interessant historisch document. De honderden prentjes in art nouveau-stijl, de satirische kanttekeningen bij de binnenlandse en internationale politieke ontwikkelingen en met name bij de gebeurtenissen in Zuid-Afrika rond 1900, de spot met maatschappelijke en technische ontwikkelingen in de overgangsperiode van de negentiende naar de twintigste eeuw, geven een goed beeld van de wereld die in die tijd bekend was. Dat tijdsbeeld krijgt nog een extra dimensie door de gekozen doelgroep van het blad, de arbeidersklasse, en het emancipatorisch gerichte perspectief van waaruit die wordt benaderd. |
|