Tiecelijn. Jaargang 20
(2007)– [tijdschrift] Tiecelijn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 167]
| |||||||||||||||||||||
recensie■ Geert H.M. Claassens
|
Reynaert sprac: ‘Bellijn huecht u niet, | Reynaert sagte: ‘Bellijn, erinnert Ihr Euch nicht, |
dat my die coninc gisteren hiet | dass mir der König gestern |
voor herde veel sijnre liede, | vor sehr vielen seiner Untertanen auftrug, |
eer ic uutten lande sciede, | für ihn einige Briefe zu verfassen, |
dat ic hem een paer brieve screve? | ehe ich das Land verlasse? |
Seldise hem dragen, lieve neve? | Würdet Ihr sie zu ihm tragen, lieber Vetter? |
Sy sijn gescreven ende al gereet.’ | Sie sind geschrieben und ganz fertig.’ |
De omwisseling van vss. 3274 en 3273 in de vertaling is nauwelijks te vermijden, maar de fundamentele correspondentie van bron en vertaling wordt er niet door verstoord. De vertaling loopt doorgaans vlot (voor zover ik dat als non-native speaker van het Duits kan beoordelen). Dat er tijdens het vertalen naar compromissen gezocht moet worden, weet elke vertaler. Ik kan mij dan ook heel goed voorstellen dat de tandem Schlusemann-Wackers vaker dan eens met de handen in het haar heeft gezeten: niet altijd is het gemakkelijk om trouw aan de brontekst in de pas te laten lopen met het streven naar een inzichtelijke en vlotte vertaling. Als Ysegrim aan Reynaert de handschoen toewerpt - de opmaat naar het fameuze en tamelijke smerige tweegevecht - dan laat de dichter ons even in Reynaerts hoofd kijken (vss. 6743-6748, p. 352-353):
Hy dochte: ‘Hoe coom ic hier aen | Er dachte: ‘Wie kann es mir geschehen, |
dat ic campspul moet bestaen | dass ich den Kampf gegen diesen |
tegens desen sterken vraet. | starken Vielfraß bestehen muss. |
Nu byn ic teynden mynen praet. | Nun bin ich mit meinem Latein am Ende. |
Op te nemen en dooch niet gelaten, | Es nützt nichts, [dem Kampf] aus dem Wege |
zu gehen, | |
Het coomt te scaden of te baten.’ | ob es nun schlecht oder gut ausgeht.’ |
Hier is geworsteld - en niet alleen door Reynaert! Het Duitse bestehen correspondeert qua betekenis zeker niet volledig met het Middelnederlandse bestaen: het is ‘standhouden’ of ‘doorstaan’ tegenover ‘aangaan’. Bij vers 6746 zou men erover kunnen discussiëren of de Duitse zegswijze (die overigens heel goed correspondeert met zijn Nederlandse pendant) wel adequaat weergeeft wat Reynaert hier denkt. Is het echt zo dat hij het niet meer weet, of erkent hij hier dat hij met gladde praatjes het duel niet kan vermijden? Het volgende vers is zo mogelijk nog problematischer. In Wackers' editie uit 2002Ga naar eind2. - die vanzelfsprekend ten grondslag ligt aan de tekst in deze uitgave - krijgt dit vers de volgende hertaling mee: ‘de uitdaging aannemen kan ik niet laten’ (p. 285). Maar dat levert wel een andere lezing op dan hier in het Duits wordt aangeboden (een afwijkende lezing die in de vertaling van het volgende vers voortgezet wordt). Waar ik het Middelnederlands begrijp als ‘ik kan het duel niet uit weg gaan; het loopt slecht of goed af’, daar begrijp ik het Duits als ‘het heeft geen zin om het duel uit de weg te gaan, of het nu goed of slecht afloopt’. Met de bespreking van deze verzen wil ik zeker niet een slecht vertaalde passage aanklagen - en ik zou zo een-twee-drie zeker geen beter alternatief kunnen voorstellen -, maar wel laten zien hoe moeilijk het vertaalwerk in feite is. Niet alleen is het Middelnederlands van Reynaerts historie soms knap lastig; er moet ook een verstaanbare en zinvolle vertaling aangeboden worden. En niet elk vertaalprobleem laat zich met een hoop uitleg in een voetnoot op einleuchtende wijze verklaren...Ga naar eind3. Wat hieruit in ieder geval naar voren komt: het vergelijkend lezen van origineel en vertaling dwingt tot een zeer sterke reflectie op de tekst - en daar is het doorgronden van het verhaal alleen maar bij gebaat.Ga naar eind4.
Maar de lezer krijgt niet alleen Reynaerts historie in twee talen aangeboden. De uitgave bevat ook nog ruim 30 bladzijden Nachwort, waarin uiteenlopende literair-
historische aspecten van de tekst aan de orde worden gesteld. De auteurs hebben hier duidelijk rekening gehouden met de mogelijke interesses van het Duitstalige doelpubliek, door te openen met een korte uiteenzetting over de dierenepiek vanuit het perspectief van Goethes Reineke Fuchs. Dat wordt opgevolgd door een knappe beschouwing van de vertelstof en de traditie, waarin de idiosyncrasieën van Reynaerts historie naar voren worden gehaald. Vanaf p. 416 staat Reynaerts historie helemaal centraal met een overzicht van de handschriftelijke overlevering, beschouwingen over auteurschap, ontstaansgebied en -periode. De derde paragraaf van het Nachwort belicht de structuur van de tekst, maar ook het misbruik van taal door de personages (waarmee een tegenstelling tussen schijn en werkelijkheid geschapen en ontmaskerd wordt) en het verbale geweld. De paragraaf getiteld ‘Der burgundische Hintergrund’ schetst de mogelijke relaties tussen Reynaerts historie en de samenleving van de Bourgondische Nederlanden in de vijftiende eeuw. Dat dierenepiek per definitie fictie is, staat als een paal boven water, maar de opmerking over het Gentse stadsbudget voor omkoping (p. 429) geeft een zeer realistisch randje aan de in het verhaal geportretteerde adellijke hebzucht. Het Nachwort wordt afgerond met een beschouwing over de receptiegeschiedenis en het Nachleben van Reynaerts historie en eindigt fraai waarmee het begon: Reynaert in het Duitse taalgebied. Ook in de laatste paragraaf, over de onderzoeksgeschiedenis, is Duitsland goed vertegenwoordigd. Dan volgt er nog een toelichting bij de tekstuitgave, die wel kritisch, maar niet reconstruerend is opgevat. Op p. 445-451 is een lijst van emendaties afgedrukt en op p. 451-454 worden enkele lastige passages uitvoeriger besproken. In vergelijking met Wackers' editie uit 2002 zijn er een zestal verdere emendaties doorgevoerd, zoals expliciet wordt aangegeven. Het namenregister (p. 457-465) en de bibliografie (p. 467-482) krijgen in deze paragraaf ook nog een korte toelichting, volgend op de helder geformuleerde vertaalprincipes.
Met deze tweetalige uitgave van Reynaerts historie hebben de editeurs - beiden erkende ‘jagers’ in het land van de felle rode vos - de Reynaertfilologie een grote dienst bewezen. Dit niet zozeer door het aanbieden van volstrekt nieuwe perspectieven op het verhaal, maar door de actieradius van het onderzoek gevoelig uit te breiden. Het is te hopen dat hun inspanningen beloond worden met een ruime lezersschare in het land van Reynke de vos en Reineke Fuchs.
- eind1.
- Dit is geheel conform de vertaalstrategie die Schlusemann en Wackers op p. 454-455 uit eenzetten.
- eind2.
- Reynaert in tweevoud. Deel II Reynaerts historie. Bezorgd door Paul Wackers. Amsterdam 2002 [Deltareeks]. Het spreekt voor zich dat de voorliggende tweetalige uitgave zwaar schatplichtig is aan deze editie, zowel voor wat betreft de tekstuitgave als ook voor de omkaderende beschouwingen.
- eind3.
- Van voetnoten is er slechts spaarzaam gebruik gemaakt; een enkele maal om het Middelnederlands toe te lichten, maar doorgaans om - heel terecht bij de aanname dat niet elke lezer een geschoolde mediëvist zal zijn - inhoudelijke aspecten van de tekst te verhelderen.
- eind4.
- Ik heb niet voortdurend vergelijkend gelezen, maar een enkele keer ben ik toch op een echte fout gestoten. Zie bijvoorbeeld de Duitse tekst in vers 4565: hierin moet volgens mij het woord nicht komen te vervallen. Of dit nu een echte vertaalfout is, dan wel een redigeerfout bij het opmaken van de definitieve tekst, kan ik niet uitmaken.