Er staat meer dan er staat
Tekende Bert Bouman zonder reserve de scènes zoals ze beschreven stonden, Klaas Verplancke vindt dat hij niet moet tekenen wat er geschreven staat. En precies dat stukje weerbarstigheid zorgt ervoor dat deze Reynaertversie met zijn illustraties stukken boeiender is dan welke jeugdversie ook die eraan vooraf is gegaan.
Neem bijvoorbeeld de openingsprent (afb. 1). Traditioneel tekent de illustrator van het Reynaertverhaal altijd de eerste scène: de hofdag van de koning. Elk dier mag zijn grieven komen vertellen en de koning zal recht spreken. Verplancke houdt zich echter niet bezig met het vertellen van het verhaal en in dit boek dan ook geen prent van de hofdag. De eerste prent is een beeld waarop simultaan (naar middeleeuws gebruik) een aantal van Reinaarts vuige praktijken zijn afgebeeld: hij heeft zich aan de vrouw van Isengrijn de wolf vergrepen - hoewel zij bijzonder welwillend was -, Reinaart heeft de jongen van Isengrijn op hun kop gepist en daardoor blind gemaakt, Cuwaart de haas bijna de keel overgebeten en Coppe de kip heeft hij effectief onthoofd. Diezelfde Reinaart zit devoot geknield in een priesterkleed en hij heeft een mijter op zijn hoofd. Een mijter met tandjes.
Allemaal op die eerste prent, nog voor je met het verhaal begonnen bent. Wat je hier ziet, volgt niet zozeer de gebeurtenissen in dit verhaal, Verplancke gaat recht op zijn doel af: hij tekent waar het hier in essentie om gaat: schijnheiligheid en bedrog in alle sectoren van de maatschappij. Hij doet dat in erg visuele symbolen, bijvoorbeeld die mijter. Je kunt je afvragen, verstaat een kind dit? Jazeker. Als volwassene ga je die prent analytisch, beschouwend bekijken en ga je op zoek naar de symboliek. Dat is niet de manier waarop een kind leest en kijkt. Kinderen vatten niet noodzakelijk de betekenis van een beeld, maar ze pikken meestal wel heel precies de sfeer ervan op, dus het dreigende en het bedrieglijke van de situatie zullen ze herkennen. En daarmee hebben ze wel de essentie van het beeld gevat.
Een probleem bij het bewerken van een klassiek literair werk voor kinderen, is dat er vaak heel veel verloren gaat. Het is een dubbel probleem: je moet ten eerste een grote cultuurhistorische kloof overbruggen. Je mag er niet van uitgaan dat iedereen de middeleeuwse symboliek kent of de literaire conventies van die tijd. Dus heeft een moderne Reynaertversie nogal wat bijkomende informatie nodig om niet te veel van zijn oorspronkelijke betekenis te verliezen. In een boek voor volwassenen lost men dat op met voetnoten of informatieve bijlagen. Maar - tweede probleem - je moet een verhaal vertellen dat kinderen aanspreekt, jonge tieners in dit geval. Voetnoten in een kinderboek mag je al uitsluiten en of een informatieve bijlage zo efficiënt is, betwijfel ik. Jozef Janssens noemt in de facsimile-uitgave van het Comburgse handschrift Van den vos Reynaerde (Davidsfonds, 1991) het dertiendeeeuwse Reynaertverhaal een ‘meesterwerk van dubbelzinnigheid’. Het is satirisch, het steekt de draak met de conventies en met de moraal van de tijd, het zit vol met dubbele bodems... De middeleeuwse lezer of de luisteraar verstond dat - het ging tenslotte om zijn wereld - en de dichter kon dan ook een gesprek aangaan met zijn publiek: er werd geknipoogd, gealludeerd op dingen waar wij nu in veel gevallen het