intro
75
Deze Tiecelijn verdient een strik. Het is het 75ste nummer sinds dit tijdschrift in de zomer van 1988 voor het eerst verscheen. De eerste jaargang bestond uit slechts twee nummers. Een vossenstreek bij het prille begin. In de elfde jaargang verscheen een dubbelnummer, het enige tot nu toe. De telling is niet eenvoudig... maar klopt. En het is tweemaal feest, want wij vieren ook de twintgste jaargang. Dit nummer 75 wordt ook een exemplaar om te bewaren vanwege de inhoud en de illustraties. Het bevat de eerste letterlijke prozavertaling van Van den vos Reynaerde. André Bouwman en Bart Besamusca vervaardigden ze als opstapje naar een Engelse vertaling van de Reynaert. Deze publicatie zal aan vele vertalers (naar andere talen en naar het moderne Nederlands) onschatbare diensten bewijzen. Als illustratie opteerden zij voor de sprekende houtsneden van André van der Vossen (1893-1963). Lieneke Verheijen schreef haar doctoraalscriptie over Reynaert I en vat enkele stellingen samen in een knappe bijdrage. Dat de Reynaertmaterie hoogdagen beleeft, wordt geïllustreerd door drie recensies. Jen de Groeve bespreekt de knappe illustraties van Klaas Verplancke in Henri van Daeles prozabewerking naar Reynaerts historie. We zijn Uitgeverij Manteau / Standaard Uitgeverij dankbaar voor de toestemming om enkele prenten in kleur te publiceren. Geert Claassens analyseert de vertaling van Reynaerts historie in het Duits door Paul Wackers en Rita Schlusemann. Yvan de Maesschalck wijdt een diepgaande bespreking aan de recente roman Het leugenverhaal van Paul Verhuyck en Corine Kisling bij uitgeverij De Arbeiderspers, een bijzonder boeiend verhaal waarin de graal en de Reynaert ingenieus in elkaar worden verweven.
Dit nummer vervult ons met weemoed en dankbaarheid. Weemoed omdat wij moeten omschakelen naar een jaarboek wegens de wegvallende subsidies van het Vlaams Fonds voor de letteren (VFL). Deze Tiecelijn is het voorlaatste nummer van dit driemaandelijkse literaire tijdschrift en zelfs het laatste reguliere nummer. We ronden eind september af met een dubbelnummer. Het VFL heeft het niet bij het rechte eind. Maar de adviescommissie wikt en beschikt. Of men dit nu graag heeft of niet, de beslissing om minder tijdschriften meer subsidies te geven, bepaalt het lot van Tiecelijn. We besparen de lezers een verslag van de weinig consequente opeenvolgende beoordelingen. Vlaanderen heeft dringend nood aan een visie op het literaire erfgoed en de betoelaging ervan. Vraag het maar aan Egidius. Misschien dient Willem Egidius wel te volgen... (Dat het er in België vroeger anders aan toe ging, kunt u lezen in John Buyses artikel over handschrift J.) Het resultaat is verschraling, minder onderzoek, minder diepgang, minder doorstroming naar het onderwijs, minder ‘naleving’. De Reynaertstudie verloor in Vlaanderen al eerder het perspectief op academisch onderzoek.
Dankbaarheid is echter het overheersende gevoel, voor de twintig jaar driemaandelijkse verbondenheid met vele honderden geïnteresseerden, voor de VFL-subsidies in het verleden en voor het jaarlijks stijgende aantal abonnees. Waarlijk een unicum in het tijdschriftenlandschap. De Reynaertstudie en Tiecelijn zijn voor de vele medewerkers een synoniem van passie. Passie voor een tekst die in de Nederlandse literatuurgeschiedenis zijns gelijke niet vindt. Het laatste dubbelnummer wordt een liber amicorum-achtig nummer. Opgedragen aan Willem. Aan Reynaert. Aan Tiecelijn en zijn redactie. Uw reacties zijn van harte welkom.
Rik van Daele