Tiecelijn. Jaargang 19
(2006)– [tijdschrift] Tiecelijn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 409]
| |
portret■ Yvan de Maesschalck
| |
[pagina 410]
| |
De paradoxale slotregel (‘dat niets vaststaat tot het losligt’) laat mooi zien dat Emma Crebolder een heel eigen toon weet aan te slaan. Zij is een bedachtzame dichteres die bewust kiest voor een transparant, ongekunsteld lyrisch register. Het net geciteerde gedicht is klassiek van snit: het opent met een expliciete zoals-vergelijking en heeft, op het rijmschema na, alle vormkenmerken van een sonnet. Dat is trouwens een dichtvorm die haar wel ligt, getuige de bundel Waar niemand wegen waande (1992), die integraal uit sonnetten is opgetrokken. Bovendien steunt het geciteerde gedicht op het beeld van de dans, dat uiteraard meerduidig is, want er is de onbevangen dans van het kind, de dans van de meeheulende horde en de dans van de bevlogenen die willen ontwrichten, ontmaskeren, loswrikken. Tot die laatste groep, kan met enige goede wil, ook Reynaert de vos worden gerekend. Ook hij is een bevlogene, een ontmaskeraar, een dolle danser die zich niet laat betrappen, al laat hij telkens weer sporen na. Die reynaerdelijke sporen heeft Emma Crebolder nagetrokken, nagevoeld, poëtisch vertaald in Dansen met een vos (1998). De titel doet onwillekeurig denken aan Michael Blakes verfilmde roman Dances with Wolves (1988), maar de bundel is er geenszins schatplichtig aan: hij is de enige bundel in de Nederlanden waarin de vos alle aandacht naar zich toehaalt. De enige bundel waarin de sympathieke, onvatbare grensbewoner in zijn natuurlijke biotoop wordt gesitueerd en gehonoreerd. Aan die mooie bundel ontleende de redactie van Tiecelijn overigens de titel van de bloemlezing Vossentaal (2005), waarvan sprake in de inleiding. Uit die bundel het gedicht ‘Malpertuis’: Vossentaal is dit,
houdt zich aan geen regels
stamt uit niemandsland
aan dorp en hof
voorbijgelegen.
Mijn hol heeft vele plaatsen
door dwalen aangegeven
en een stem die lokt
naar kromme paden, naar
geen andere dan deze.
Beste Emma, het wordt hoog tijd dat ik niet over, maar tot je spreek. Jij hebt met voornoemde bundel, maar ook met de onlangs gepubliceerde bloemlezing Die felle. Gedichten over vossen (2005), een gewaardeerde bijdrage geleverd aan het literaire voortbestaan van (Reynaert) de vos. Daarom verdien je ten volle het eerbetoon van al diegenen die hier vandaag in deze vossenburcht, in dit Malpertuis, zijn samengetroept. Je hebt als geen ander geluisterd naar de stem van de vos en die stem hoorbaar gemaakt. Je gedreven zoektocht naar de magische, onbegrijpbare gestalte van Reynaert of zijn nageslacht, rechtvaardigt volkomen dat hij je ten minste zijn eigen staart aanreikt. Aangezien hij zelf, zoals wel méér het geval is, op het appèl ontbreekt, zullen wij zijn taak graag overnemen en je plechtig opnemen in de Orde van de Vossenstaart. Emma, van harte proficiat en welkom in het genootschap! |
|