53
Leiden, 17 februari 1986
Frits van Oostrom aan Rik van Daele
Zeer geachte heer Van Daele,
Met veel excuses voor de vertraging antwoord ik eerst nu op Uw vriendelijke brief van vorige maand. Laat ik meteen zeggen dat ik U gerust kan stellen: voorzover ik zie is Uw vermoeden geheel juist, dat de overlap tussen Uw onderzoek en dat van drs. Bouwman hoogstens marginaal is. Ik meen werkelijk niet dat zich hier een probleem voordoet, ben eerder nog verheugd dat nu, na zoveel jaren relatieve stilte rondom de Reinaert, meerdere jongere onderzoekers doende zijn het meesterwerk van de Middelnederlandse letterkunde vanuit verschillende invalshoek te onderzoeken. Terecht merkt U op dat Uw ‘ruimte-onderzoek’ op het terrein van de heer Bouwman komt waar het de vergelijking met de Franse (voorbeeld)tekst betreft, doch als een en ander niet verder strekt dan dit, lijken de activiteiten mij eerder complementair. Ik neem aan dat U er geen bezwaar tegen hebt, dat ik drs. Bouwman van Uw onderzoekingen op de hoogte stel; wellicht is nader contact tussen U beiden voor beide ‘partijen’ stimulerend en leerrijk, en zou er op deze wijze nog voordeel kunnen worden geboekt uit een situatie die aanvankelijk nadelig leek.
Uiteraard wens ik U veel succes bij Uw onderzoek; mocht ik U daarbij ooit van dienst kunnen zijn (al is mijn Reinaert-kennis bepaald bescheiden én enigszins weggezakt), dan zal ik dat graag doen.
Met hoogachting en hartelijke groet,
F.P. van Oostrom
Briefhoofd Rijksuniversiteit te Leiden / Faculteit der letteren / Vakgroep: Nederlands.
Bewaarplaats: collectie Rik van Daele.