Tiecelijn. Jaargang 19
(2006)– [tijdschrift] Tiecelijn– Auteursrechtelijk beschermd28Borgerhout, 14 september 1947 Gustaaf C. de Bruyne aan Camille Huysmans Geachte Heer Huysmans, Zoals ik gisteren schreef neem ik vandaag weer een velletje papier om naar U te zenden. Ik hoop U niet te storen hiermede. Ik koester deze vrees omdat ik zeer veel achting heb voor U en daarom niet graag stommiteiten zou begaan. Ik dacht dit reeds gedaan te hebben met mijn getekend briefken enkele maanden geleden toen ik uw voordracht van ‘den Haag’ terugzond.Ga naar eind1. Een Minister is in den grond eigenlijk wel een gewoon mens maar de vorm is heel wat anders, ik vrees zowat, met dat briefken U te veel als mens aangesproken te hebben en niet als Minister. Maar als U van mij wilt aanvaarden de grote eerbied die ik voor U heb, hoop ik wel dat U zeer breed tegenover mij zult zijn indien ik weer in deze zondige nalatigheid moest vervallen. Ik maakte het schilderij over Reynaert de Vos, die nu juist af is. De grootste stamp onder mijn broek kreeg ik van U. Uw voordracht, Uw gesprek gaf mij de richtlijnen, ik gebruikte aldus de tekst van Jul. De GeyterGa naar eind2. volgens de Reynaert van Willem van 1260. Ik nam niets dan dieren, de mensen leven aan de horizont dààr rijzen al de torens van Vlaanderen en van voor dekt Reynaert met een feloenigen blik de wereldbol waaronder een spreuk voorkomt ‘nil novi sub Sole’Ga naar eind3. Reynaert leeft er trouwens zelver en zal dus niet sterven zolang de mens blijft leven. De foto hierbij is een klein fragment uit de rechter benedenhoek van het schilderij, de juiste proportie van dit stukje heb ik in potlood aangegeven op de rug van de foto. Het schilderij is 1,00 × 1,50. Mijn hele vacantie heb ik gewerkt aan het doek. Ik ben tevreden dat ik het maakte maar even tevreden dat het achter de rug is, het was een zwaar werk. Om rechtvaardig te zijn tegenover de schuld aan de goede inspiratie van U bracht ik uw zinnebeeldige meeuwGa naar eind4. op een poot als ‘donateur’ op de getormenteerde wilg. De Uil is de wijze Willem wiens werk ditmaal behandeld wordt door De Bruyne, | |
[pagina 277]
| |
waarin hij zit met zijn boek. De ram Belyn keert met het hoofd van Cuwaert koningswaarts, zijn pad is smal en kraaien rond hem zijn de sinistere boden van zijn lot. Jammer, dat ik op 't ogenblik slechts de foto van een fragmentje kan opzenden, omdat het geheel mijns inziens zeker uw belangstelling zal opwekken, maar een foto is toch maar wit, grijs en zwart en het schilderij geeft de kleuren. Mag ik U vragen eens te komen zien? Ik zou zeer vereerd zijn uw bezoek te mogen ontvangen en buiten de eer zou het mij zoveel vreugde geven te weten dat deze picturale voorstelling van Willems werk voor U eens een variante zal wezen in de ketting der litteraire Reynaerden. Ik zal in bange verwachting naar een telefoontje of een berichtje uitzien of U het wel of niet de moeite waard acht eens in de Groenstraat te stoppen. Ik blijf inmiddels met de meeste eerbied en hoogachting Uw Gustaaf C. De Bruyne
Publicatie: D. de Weerdt & W. Geldolf, Camille Huysmans. Geschriften en documenten. VI.A. Camille Huysmans en de cultuur, (Standaard), Antwerpen/Amsterdam, 1979, p. 182-183, document 164. Archief CHA, map f/122/69.
Context: Na de Tweede Wereldoorlog raakte Camille Huysmans, op dat moment eerste minister, bevriend met de schilder Gustaaf de Bruyne. Huysmans’ kabinetschef te Antwerpen, Edgar Vande Casteele, had hem opmerkzaam gemaakt op een tentoonstelling van De Bruyne in een galerie op de Louisalaan te Brussel. Op de tentoonstelling kocht Huysmans een werk. Bovendien inspireerde hij De Bruyne tot het schilderen van een Reynaertschilderij. Het schilderij bevindt zich nu in het KMSKA en werd in zwartwit afgebeeld in J.D. Janssens en R. van Daele, Reinaerts streken. Van 2000 voor tot 2000 na Christus, Leuven, Davidsfonds/Literair, 2001, p. 236. |
|