Tiecelijn. Jaargang 19
(2006)– [tijdschrift] Tiecelijn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 273]
| |
24Gent, 31 juli 1941 Paul de Keyser aan mevrouw Leonard Willems Zeer geachte Mevrouw, De Maatschappij van Nederlandsche Letterkunde te Leiden doet mij de eer aan mijne medewerking te vragen tot het opstellen van het Levensbericht van Uw man voor het Jaarboek der Maatschappij. Ik beschik over de bibliografieën en overdrukken van de Universiteitsbibliotheek, doch Prof. Dr. ApersGa naar eind1. vreest dat de Universiteitsverzameling niet volledig is. Naar hij mij verzekert beschikt U over de volledige bibliografie van het werk van Uw man in chronologische orde. Het zou mijn taak zeer verlichten kon ik over deze lijst of een kopij ervan beschikken. Mag ik U vriendelijk verzoeken dit in welwillende overweging te nemen. Ik hoop, en mijn familie met mij, dat u en uwe familie het goed stellen te Antwerpen. Natuurlijk hoeven we rekening te houden met de omstandigheden, die voor den inwendigen mensch alles behalve prettig zijn. Ook voor den moreelen mensch is deze tijd een beproeving, die we, naar we vertrouwen toch zullen te boven komen. Aanvaard, zeer geachte Mevrouw, met mijn dank bij voorbaat, de verzekering van mijn hoogachting. Uw dw. Paul De Keyser
Briefhoofd Universiteit Gent - Faculteit Wijsbegeerte en Letteren.
Bewaarplaats: AMVC-Letterenhuis, map K 392 (K 3919)/B1a, 59370/162.
Context: Het was (en is) de gewoonte dat aan verdienstelijke hoogleraren, leden van de academies en genootschappen een levensbericht (In memoriam) werd opgedragen. Tijdens de eerste oorlogsjaren zijn diverse personen tegelijk met een tekst over Leonard Willems' wetenschappelijke verdiensten bezig. Naar aanleiding van zijn zeventigste verjaardag had bibliograaf Rob Roemans (1904-1968) in de Verslagen en Mededeelingen (van de Kon. Vlaamsche Academie) van oktober 1933 reeds een uitvoerige Analytische Bibliographie van Dr. Leonard Willems gepubliceerd (p. 699-750). Muller was wellicht te oud en hij was bovendien bezig met de voltooiing van zijn Reynaertoeuvre. De Keyser ontving de vraag van de Maatschappij voor Nederlandsche Letterkunde, terwijl zijn Gentse collega Frank Baur (1887-1969), volwaardig lid van de Academie sinds 1939, eveneens bezig was met een bio- en bibliografie. De Keyser zou pas in 1962 lid worden van de Academie. Uiteindelijk is het Jozef van Mierlo die de bijdrage zal publiceren. Muller schrijft naar aanleiding van de publicatie een briefkaartje (nr. 26). De laatste levensjaren van de oude Muller worden treffend beschreven door zijn biografe J.H. van Lessen (Levensbericht in: Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde 1945-1946, p. 27-56). |
|