Tiecelijn. Jaargang 19

[p. 274]

25

Gent, 29 augustus 1941

Paul de Keyser aan mevrouw Leonard Willems

Zeer geachte Mevrouw,

Ik dank U voor Uw schrijven van 7 Aug. II. Natuurlijk ben ik dadelijk op informatie uitgegaan en vernam ik dat Prof. Baur inderdaad met een levensbericht van uw man doende was. Daar ik nog maar de eerste werkzaamheden voor een biografie - het bibliografische gedeelte - was begonnen (het werk van Dr. Roemans, mijn oud-student, was mij bekend) kwamen we overeen dat Prof. Baur het werk zou voortzetten. Ik schreef mijnerzijds ook naar Leiden en sluit het antwoord van den secretaris in mijn brief. Wellicht kan ik een minder bekend gedeelte van het werk van uw man, zijne bijdragen tot de iconografie van den Reinaert, waarover ikzelf reeds een drietal opstellen schreef,^1. behandelen. Daarom zou het mij aangenaam zijn moest u nog in het bezit zijn van overdrukken en documenten over de illustratie en de illustrators van den Reinaert door de eeuwen heen en ze van u in bruikleen te mogen ontvangen. Ik hoop dat U en uwe familie het steeds naar genoegen stellen en groet u en de uwen met eerbiedige hoogachting,

P. De Keyser

Briefhoofd Universiteit Gent - Faculteit Wijsbegeerte en Letteren.

Bewaarplaats: AMVC-Letterenhuis, map K 392 (K 3919)/B1a, 59370/163.

1. Naast zijn facsimile van Reinaerts Historie (1938), de Avonturen van Isengrijn en Reinaert (1942) en zijn uitgave van de tekst van Van den Vos Reynaerde (1943) in de Klassieke Galerij publiceerde De Keyser drie iconografische Reynaertartikels in 1938-1939, m.n. over de ‘verdwenen’ miniaturen in het Brusselse handschrift (Gentse Bijdragen tot de Kunstgeschiedenis), de Reynaerticonografie op het einde van de vijftiende eeuw (Gutenberg-Jahrbuch) en over de houtsneden van de Cambridge-fragmenten (‘een Werk van den ‘Haarlemsen Meester’ in het huldealbum Prof. Dr. Th. Baader).